Menu

Basis

Vrienden van de straat

Ritueel briefjes met namen in boom met Allerzielen
Met Allerzielen worden hun namen genoemd

Het is geen sociaal werk en in principe wordt er geen geld gegeven maar eten is er altijd. Irna van der Wekke sprak met de vrijwilligers en beroepskrachten van het Utrechtse Straatpastoraat: een vertrouwensband opbouwen met wie tussen wal en schip zijn geraakt.

Utrecht, half december, maandagochtend. Tegen negenen meld ik me bij de Jacobikerk voor de wekelijkse inloop van het Straatpastoraat Utrecht. Twee vrijwilligers zijn in de keuken dan al druk bezig met de voorbereidingen voor de brunch; anderen maken de ruimte klaar voor de bezoekers, die vanaf half tien welkom zijn.

Voor die tijd is er nog een korte opening. ‘Licht van Christus in ons midden’ klinkt het bij het aansteken van een kaars. Een lied, een bijbeltekst, een kort gebed. Het team is er klaar voor.

Langs de singels

Ik zit met een vrijwilliger aan de zogenoemde stamtafel, waar al snel enkele vaste bezoekers aanschuiven. Anderen lopen door naar een van de kleinere tafels, waar een-op-een-gesprekken gevoerd kunnen worden. Straatpastor Jan Bernard Struik – een baken van rust en vriendelijkheid – kijkt waar hij nodig is en schuift aan voor gesprekken.

Tot aan zijn pensionering had Jan Bernard Struik een leidinggevende functie binnen een kerkgenootschap. Sinds 2018 werkt hij op vrijwillige basis als straatpastor. ‘Ik woon in de binnenstad en wandel veel langs de singels,’ vertelt hij. ‘Dat zit al jarenlang in mijn routine, ook voor mijn pensionering, en zo ontmoet ik veel mensen die op straat leven.’

Een lied, een bijbeltekst, een kort gebed – het team is er klaar voor

Hoe dat gaat? ‘De eerste keer groet ik iemand, een volgende keer stel ik me voor, en weer een andere keer drinken we samen een kop koffie of neem ik een ontbijtje mee. Ik heb iemand gekend die tussen de struiken langs de singels sliep, ook in de winter. Wij hebben hem een maand of vier vrijwel elke avond een maaltijd bezorgd.’

Maar wat bracht Jan Bernard ertoe om na zijn pensionering deze intensieve taak op zich te nemen? ‘Ik ben bewogen met mensen die tussen wal en schip zijn geraakt.

De liefde van God is zo groot; die wil ik ook graag weggeven aan anderen. De bezoekers krijgen ruimte om hier te zijn, en waar dat kan helpen we ze. Maar we zijn geen hulpverleners; we houden bijvoorbeeld geen dossier bij. Wat je merkt is dat bij de mensen met wie je echt een relatie hebt opgebouwd, er vertrouwen ontstaat.’ Ook voor Jan Bernard persoonlijk betekent het werk veel. Hij noemt de bezoekers niet voor niets zijn ‘vrienden van de straat’, en in relaties met hen ervaart hij wederkerigheid.

Zo verloor hij eerder dit jaar kort na elkaar een zus en een broer. Jan Bernard: ‘Ik loop daar niet mee te koop maar het komt soms ter sprake. En als iemand dan een volgende keer uitgebreid vraagt hoe het met me gaat, zijn eigen belangen of noden even op de tweede plaats zet, ontroert me dat.’

De Levensboom
De Levensboom

Altijd is er eten

Ondertussen krijg ik op mijn plekje aan de stamtafel van bezoekers en vrijwilligers meer te horen over de activiteiten van het Straatpastoraat. Behalve deze wekelijkse inloop zijn er maandelijks vieringen in de Domkerk, met aansluitend een maaltijd.

Een andere activiteit is de Tafel van Twaalf, ook eens per maand. Hiervoor nodigen de pastores zo’n twaalf mensen van de straat uit voor een driegangendiner in de Doopsgezinde kerk. Dit diner wordt klaargemaakt door vrijwilligers die daarna ook aan de mooi gedekte tafel aanschuiven. Er is tijd voor ontmoeting en gesprek en er is een korte liturgie van liederen, gebeden en een verhaal.

Bij de Nieuwe Kerk wordt maandelijks gezamenlijk gekookt door gemeenteleden, buurtbewoners en mensen van de straat. ‘Je hoort het wel, bij al onze activiteiten is er eten,’ lacht straatpastor Diny Wolters. Zij is gepensioneerd kerkelijk werker en net als Jan Bernard doet zij het straatpastoraat als vrijwilligerswerk.

Ze vertelt er bevlogen over: ‘De mensen die hier komen, zijn vaak erg bezig met overleven. We proberen ze geborgenheid en steun te bieden en waar mogelijk ook praktisch te helpen. We geven in principe geen geld, maar kunnen soms wel een telefoonkaart of tegoedbon voor de supermarkt geven zodat iemand weer even kan ademhalen. Ook hebben we een voorraad kleding waarvan we kunnen uitdelen.’

Wat maakt haar zo enthousiast over dit werk? ‘Er is zoveel puurheid, de buitenkant valt hier weg. Wat mij drijft, is het besef dat ieder er mag zijn en een geliefd kind van God is. Het is aan ons om de medemenselijkheid te bewaren.’

Keukenploeg

Inmiddels staat er op tafels in de hoek van de ruimte een gevarieerde brunch klaar: verschillende soorten brood en beleg, macaroni, salade, fruit. Magda en Betty vormen de vaste keukenploeg – een van de gebruiken bij de inloop is dat de vrijwilligers zich alleen met hun voornaam voorstellen. De beide dames draaien al een jaar of tien mee en hebben er zichtbaar plezier in.

Magda raakte door haar vrijwilligerswerk bij de Dom bekend met het Straatpastoraat. Eerst vond ze het spannend: ‘Je komt met mensen in aanraking die je in je dagelijks leven niet zo snel tegenkomt. Maar het zijn mensen, net als wij.’ Ondertussen komen bezoekers de vaat naar de keuken brengen en worden de dames – al grappend – bedankt voor het lekkere eten: ‘Gelukkig was er deze keer niet zulke waterige soep.’

Als tegen twaalven de bezoekers vertrokken zijn en de boel is opgeruimd, gaan de teamleden evalueren. Er zijn positieve zaken te melden, zoals een bezoeker die zich in een moeilijke situatie bevindt en er na lange tijd weer was. Met iemand is een probleem aangepakt rond een geblokkeerde pas, met weer een ander is kleding uitgezocht.

Maar ook zijn er zorgen, bijvoorbeeld over arbeidsmigranten uit Oost-Europa. Werk is voor hen vaak onzeker en tijdelijk, en als ze het kwijtraken, zijn ze ook meteen hun woonruimte kwijt. Veel van hen slapen dan ook op straat. Voor de pastores is het lastig om goed met deze groep in contact te komen, want de taal is vaak een struikelblok.

Praktisch en pastoraal

Wie er normaal gesproken altijd bij is maar net deze ochtend moest afzeggen, is straatpastor Wieke de Wolff. Naast coördinator Liesbeth Timmers – die gemiddeld zes tot acht uur per week werkzaam is, ook voor PR, communicatie en fondsenwerving – werkt Wieke voor twintig uur als beroepskracht.

‘Als je met mensen verbindingen aangaat, gebeuren er soms wonderen’

‘Ik begeef me in de wereld van mensen die dak- en thuisloos zijn,’ vertelt ze me later die week telefonisch. ‘Soms is mijn werk heel praktisch, soms meer pastoraal. Het gaat erom dat mensen weer op verhaal kunnen komen.

Iemands leven kan zich versmallen tot de dakloosheid, en in gesprekken kun je proberen om dat weer breder te krijgen. Daarvoor is het belangrijk om te peilen waar iemand in het leven is, wat er speelt en hoe je daarop kunt ingaan.’

Wieke is doorgaans bij alle activiteiten van het Straatpastoraat van de partij. Behalve de eerdergenoemde is er een wekelijkse gespreksgroep bij Herstart, de inloop en opvang voor dakloze mensen van het Leger des Heils. Verder doet ze pastoraal werk in Hostel de Hoek, een beschermde woonvoorziening, en heeft ze een rol bij uitvaarten van dakloze mensen.

Wieke: ‘Dat is vaak een hele puzzel, ook met organisaties die betrokken zijn. Er moet bijvoorbeeld uitgezocht worden of er nog familie is en of die een rol wil spelen bij de uitvaart.’ Naast al het meer of minder georganiseerde werk heeft ze ook veel individuele relaties opgebouwd met mensen van de straat.

In contact blijven

Al bijna twintig jaar doet Wieke dit werk. Het begon vanuit de Jeruzalemkerk, onderdeel van de Nederlandse Gereformeerde Kerken, maar inmiddels wordt het breed gedragen – financieel en praktisch – door meer Utrechtse kerken. ‘De crux van het werk is dat we in contact treden met de ander,’ typeert ze haar bijzondere baan. ‘Dan kan er een relatie ontstaan die de kleur krijgt van het verlangen van de ander, maar wel binnen onze grenzen en mogelijkheden.

Neem bijvoorbeeld hoe we aangesproken worden: ik word regelmatig “zus” genoemd en Jan Bernard “vader”. En een pastor kreeg eens een brief met de aanhef: “Mijn beste vriend, meneer, vader.” Het moest er blijkbaar allemaal in.’

Hoe houdt ze dit intensieve werk vol? ‘Het drijft op het vertrouwen in God en zijn nabijheid. En als je met mensen verbindingen aangaat, gebeuren er soms echt wonderen, ook in situaties die uitzichtsloos lijken.

Zo was er een uitgeprocedeerde Iraanse man die prostaatkanker kreeg. Juridisch gezien was het hopeloos en hij kon ook echt niet terug naar Iran. Uiteindelijk is er mede door de kerk woonruimte voor hem gefinancierd, waar hij tot het eind van zijn leven kon blijven.

Maar ook in situaties waarvoor er geen oplossing komt, is het belangrijk om het samen uit te houden en in contact te blijven. Wanneer iemand zich gezien en gekend weet, is dat van grote waarde.’

Levensboom

Wanneer ik een week later weer in Utrecht moet zijn, neem ik een omweg langs Museum Catharijneconvent om de Levensboom te zien die daar sinds 2014 in de tuin staat. In de boom hangen plaatjes met de namen van mensen die in Utrecht op straat leefden en in de afgelopen jaren zijn overleden.

Wanneer iemand zich gezien en gekend weet, is dat van grote waarde

Ze worden niet vergeten: ieder jaar met Allerzielen is er vanuit het Straatpastoraat een bijeenkomst bij de boom en worden alle namen genoemd. Zo verbreekt zelfs de dood de verbinding niet.

Irna van der Wekke is freelance tekstschrijver en redacteur.
Meer informatie: straatpastoraatutrecht.nl


Midden onder u
Woord & Dienst 2024, nr. 1

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken