… staat Zij die gij niet kent
Het kunstwerk van Marieke Ploeg, Asjera’s terugkeer, heeft veel stof doen opwaaien. Is er ruimte in theologie of cultuur voor een vrouwelijk godsbeeld? Roos van Doorn komt niet met een betoog maar met een ervaring van transformatie.
Of ik een artikel wilde schrijven over de vraag: welke theologie is nodig om God werkelijk vrouwelijk en mannelijk te laten zijn? Dat gaat niet, dacht ik meteen. Natuurlijk heb ik inmiddels opgezocht hoe er in de Bijbel over Asjera geschreven wordt en heb ik het boekje over Eén God alleen (1998) van Bob Becking en Labuschagnes opmerkingen hierover in Zin en onzin over God (1994) op me in laten werken.
Ik heb met pijn in het hart de artikelen gelezen over de afschuw die het kunstwerk opriep, tot zelfs het omschoppen van de beeldjes in het museum, want over pijn ging het, zoveel begreep ik er wel van. Maar dit verhaal gaat daar niet over. Wat er nodig is om God werkelijk vrouwelijk en mannelijk te laten zijn, is voor mij een verhaal over klei en over vuur, op een zompige veengrond onder een wijdse hemel.
Het vrouwelijke goddelijke
Het begon met het idee om met drie collega’s mee te doen aan een workshop van kunstenares Marieke Ploeg. We gingen Asjerabeeldjes maken, om letterlijk mee te helpen ‘het vrouwelijke goddelijke terug te laten keren in onze samenleving’, de drijfveer onder dit kunstwerk.
Ik had toch echt het idee dat mijn God boven dat gekrakeel stond
Asjera kende ik toen nog niet. Wel sprak iets in de beeldjes me aan. Evenals het idee dat het samen maken onderdeel van het kunstwerk was en dat de beeldjes vanuit de expositie meegegeven werden aan bezoekers, zodat Asjera weer in de huiskamers terecht zou komen, dicht bij het dagelijks leven van mensen. Net als vroeger, zo bleek uit archeologische opgravingen.
Ik beschouw mijzelf niet als feministisch. Ik heb me nooit tekortgedaan gevoeld vanwege mijn vrouw-zijn in mijn ontwikkeling of in mijn werk. Als ongewenst kinderloos gebleven vrouw heb ik altijd wat moeite gehouden met het ophemelen van het aspect van de vrouwelijke vruchtbaarheid. Dus wat deed ik daar nou? Wat was het dan voor mij, dat vrouwelijke goddelijke?
Ik verkeerde in de veronderstelling dat mijn godsbeeld voorbij de man-vrouwtegenstelling was. God mag dan altijd aangesproken worden met ‘Hij’ in de Bijbel, de Bijbel mag zijn samengesteld door wijze mannen van weleer, de christelijke cultuur mag doortrokken zijn van paternalisme, maar ik had toch echt het idee dat mijn God boven dat gekrakeel stond.
Stevige klei
Kleien doet iets met je. De klei moet eerst soepel gekneed worden door de warmte en bewegingen van je handen. Omdat de klei in eerste instantie niet meegeeft, worden je bewegingen vertraagd. Zo zakte mijn aandacht tijdens het maken in mijn handen, in mijn gevoelszintuigen.
Het buitenatelier van Marieke Ploeg op de verende veengrond ademde aarde. Aarde en vocht, en misschien dat de geest eroverheen zweefde. In de gesprekken aan tafel over vrouw-zijn en man-zijn werd in ieder geval gelachen, gezwegen; vlagen van ernstiger ervaringen kwamen en gingen.
Uit archeologische opgravingen blijkt dat Asjerabeeldjes vroeger vervaardigd werden met behulp van mallen. En zo deden wij dat ook. De geknede klei drukten we in een mal. Dat moest echt met kracht, want anders kwamen de details er niet goed uit. Details? Zeg maar gewoon: tepels. Grappig genoeg werden de beeldjes allemaal nét iets anders, terwijl ze uit dezelfde mal kwamen. ‘Wel allemaal rechtop zetten,’ instrueerde Marieke Ploeg ons, want Asjerabeeldjes zijn altijd rechtopgaande vrouwfiguren, als een boom. Krachtig en kwetsbaar tegelijk, dacht ik, kijkend naar de blote buik en de ronde borsten.
Toen kwam het bakken van de beeldjes. Ze moesten door het vuur. En wij waakten daarbij. De uren verstreken terwijl de brandende zon op onze eigen huid straalde. Geknetter van brandend hout klonk, af en toe een droge knal als er een beeldje in het vuur ontplofte. Rook in onze ogen als we met een tang de beeldjes uit de gloeiende kolen tilden.
Behoed voor een al te afgebakken eigen gelijk
De klei die altijd weer zacht wordt in aanraking met water, was getransformeerd tot keramiek. Een wonderlijk proces dat bij een zekere temperatuur plaatsvindt. Daarna behoudt het stevigheid, ook in de regen. Niet dat het dan niet meer kapot kan, trouwens.
Hoewel we toen nog niet wisten dat een onverwacht onderdeel van het kunstwerk zou worden dat iemand het zou vertrappen, leerden we al dat scherven een onlosmakelijk onderdeel zijn van klei. De chamotten zijn eigenlijk een soort minischerfjes, die de klei haar benodigde stevigheid geven.
Een poort naar levensenergie
We kregen een beeldje mee. Niet ons eigen beeldje, het waren de beeldjes van de groep ervoor, die al hadden kunnen drogen. Dat doet ook iets, dat je dus blijkbaar graag je eigen beeld maakt, en dat je als onderdeel van een samenleving godsbeelden aangereikt kunt krijgen die niet helemáál de jouwe zijn. En dat dit desondanks mooi is, dat het je behoedt voor een al te afgebakken eigen gelijk. Daardoor kun je voelen hoe het in jouw innerlijk zit. Die middag werd er bij onszelf ook iets getransformeerd en we wilden het dolgraag delen met onze gemeentes.
Dat deden we in de jaarlijkse regioviering afgelopen november, waarin we alle vier voorgingen. Het ging over kunst, archeologie, theologie, zintuigelijke ervaringen en hoe die allemaal inwerken op de wording van het godsbeeld dat we bij ons dragen.
We bespraken dat er een tijd was vóórdat de Bijbel er was. Dat in die tijd een pantheon aan goden bestond en dat Asjera daar gewoon haar plek in had. Dat later met de opkomst van het monotheïsme die Ene god alle kwaliteiten van dat pantheon in zich opnam., ook een aantal vrouwelijke zoals barmhartigheid.
Dat dit desondanks niet betekent dat het beeld van de Ene vanaf toen onveranderlijk was. Dat we zelf ook steeds veranderen. Dat dat-wat-wij-God-noemen misschien wel juist in transformatieprocessen in het leven voelbaar aan het werk is. Dat dat gaat over vuur, over overgave aan krachten die je verstand te boven gaan en die desondanks ervaarbaar zijn.
Dat seksualiteit belangrijk is. Dat je eigen vrouwelijke seksualiteit belichamen op de een of andere manier niet zo vanzelfsprekend lijkt in onze cultuur, maar zó nodig, dat het mooi en onschuldig en creatief kan zijn, een poort naar de levensenergie zelf. Dat het zonde is om je daarvoor af te sluiten. Dat de afbeelding van Asjera in al haar naaktheid je daarin kan bekrachtigen. Niet omdat het theologisch te onderbouwen is, maar om het leven zelf.
Roos van Doorn is voorganger en inspirator bij Vrijzinnigen Bennekom.
Dit artikel is geschreven met dank aan en in verbondenheid met mijn collega’s Mignon van Bokhoven, Jeannette den Ouden en Marieke de Vries-Hofman.
De regioviering is terug te kijken via Kerkdienstgemist (De Ontmoeting Bennekom, zondag 12 november 2023, ‘De terugkeer van Asjera’)