Vrij om Jezus wel of niet te volgen
Tweede zondag van de zomer (1 Koningen 19:19-21 en Lucas 9:51-62)
Vijftien jaar geleden schreef ik voor deze zondag over dezelfde teksten uit 1 Koningen en Lucas een bijdrage waar ik nog steeds achter kan staan.[1] Een paar zaken wil ik wel graag verdiepen en daarbij ook de andere lezingen betrekken.
Over de manier waarop de Elia-Elisacyclus in de verhalen over Jezus en met name ook bij Lucas doorwerken, is in de vakliteratuur veel geschreven.[2] In onze lezingen is in het beeld van het ploegen bij het thema ‘navolging’ wel een heel sterk verband, en ook het gegeven van het afscheid nemen van je oude leven speelt in beide verhalen een rol. Maar ik denk dat ook het voorstel van Jacobus en Johannes in Lucas 9:54, om over de Samaritanen vuur uit de hemel af te roepen, uit de Elia-context stamt. Immers, in 2 Koningen 1 valt er vuur uit de hemel op de manschappen die Elia niet met respect bejegenen. Trouwens, de eerste regel van de Lucasperikoop (9:51) lijkt verdacht veel op de eerste zin van 2 Koningen 2.
Geen verwensing van de Samaritanen
Wat de Samaritanen betreft: zij willen Jezus en zijn leerlingen geen logies bieden omdat ze op weg zijn naar Jeruzalem (9:53). Dat was een bekend gegeven: problemen tussen Joden en Samaritanen waren er steevast rond de pelgrimsfeesten. Los daarvan was er regulier onderling verkeer. De regels die de Misjna geeft voor eten, bidden en handelen met Samaritanen, bewijzen dat.[3] Maar rond met name het Paasfeest kwam het telkens weer tot ongeregeldheden waar soms zelfs het Romeinse gezag aan te pas moest komen. Langstrekkende Joden beschimpten de heilige berg Gerizim, en Samaritanen weigerden de pelgrimage naar de verkeerde berg te faciliteren. Dat is wat Jezus ervaart, en de reactie van de beide ‘donderzonen’ Jacobus en Johannes past maar al te goed in hoe het dan placht te gaan. Zoals het bij Jezus en zijn gang naar Jeruzalem past om die geweldsspiraal te doorbreken.
Geroepen om vrij te zijn
Het past daarbij dat het vervolgens gaat over ieders eigen besluit om Jezus al of niet te volgen. Niet jouw oordeel over anderen doet ertoe, het gaat om je eigen levenskeuzes. Er komen in de verzen 57-62 drie potentiële volgelingen in beeld die voor de keuze staan, en gelukkig weten we van geen van de drie wat ze besloten hebben. Daarover past ons geen oordeel, en bovendien: het gaat om keuzes in volle vrijheid. Misschien dat daarom Elia wel zo onsympathiek en onvaderlijk reageert op Elisa (‘Ik heb je toch niets gevraagd?’) – om veilig te stellen dat Elisa zijn besluit niet neemt om aan andermans verwachting te voldoen of om een vaderfiguur te vinden. De woorden van Jezus, die ook eerder ontmoedigend dan uitnodigend klinken, zijn misschien ook zo bedoeld: je moet nee kunnen zeggen, wil je ‘ja’ waarde hebben, en je moet ook nee zeggen als het jouw tijd nog niet is. Het klinkt raar in de christelijke gemeente, maar er kunnen goede redenen zijn om Jezus nú nog niet te volgen. Bedenk wel dat zijn weg regelrecht naar Jeruzalem en naar Golgota loopt, dat je zijn geestelijke dakloosheid (9:58) moet aankunnen, dat je niet tegelijkertijd in het warme nest van je komaf kunt blijven (9:59-61). Als de praktijk uitwijst dat mensen die sprong wagen wanneer de tijd er rijp voor is, wie zijn wij dan om te menen dat onze hoorders dat het liefst vandaag nog moeten doen? Je kunt elkaar er beter op voorbereiden dat er ooit een moment kan komen waarop je er vanuit je eigen innerlijk niet meer onderuit kunt. Als dat voor iemand vandaag is: prima. Maar het hoeft niet. We zijn geroepen om vrij te zijn, niet om vuur over elkaar af te roepen.
Mindful ploegen
Elisa liep tijdens het ploegen bij het achterste span ossen: hij keek niet om, alles gebeurde vóór hem en dat vroeg zijn volle aandacht. Zo interpreteerde hij ook het gebaar van Elia: er wordt beslag op hem gelegd door iets wat vóór hem ligt. Hij vraagt verlet om de streep te trekken tussen wat was en wat komen gaat: afscheid nemen, de ossen slachten, de ploeg verbranden. De reactie van Elia klinkt bijna afwijzend. Hij trekt Elisa niet over de streep, integendeel, hij geeft hem de ruimte om het alleen te doen als het uit eigen innerlijke noodzaak is.
Het beeld van het ploegen doet me ook aan mindfulness denken: niet omzien, maar ook niet vooruit haasten. Je bent waar je bent en je doet wat op dat moment gedaan moet worden. De blik vooruit, dat wel, maar niet om alvast daarginds te zijn. Wie bij het ploegen omkijkt, kan geen rechte voren trekken. Je moet je dus ook niet verliezen in het resultaat van je werk, maar volledig present zijn bij wat je nú doet. En als je, zoals Elisa, nú een mantel toegeworpen krijgt, zul je moeten stilstaan en daarop ingaan, met een nee of een ja. Dat hoort ook bij mindfulness: dat je je niet laat afleiden door je eigen hang naar het verleden of drang naar de toekomst, maar dat je wél gestoord kunt worden door een nieuwe roeping.
Deze exegese is opgesteld door Piet van Veldhuizen.
Noten
[1] De Eerste Dag, zomer 2004, jaargang 27, 3, 24-25. Ook te raadplegen via het bijbeltekstenregister op mijn website www.woordenmetzielenzin.nl.
[2] Zie bijvoorbeeld de bundel onder redactie van J.S. Kloppenborg en J. Verheyden, About The Elijah-Elisha Narrative in the Composition of Luke, Bloomsbury 2014.
[3] Zie mijn dissertatie Geef mij te drinken, Meinema 2004