Wat de ‘godenzonen’ uit Genesis ons leren
Het obscure verhaal van ‘dochters van de mensen en giganten’
Maandag: tijd voor een Theologencolumn. Deze keer opent Tom Schepers de week met een reflectie op een paar obscure zinnen in Genesis. Langs het para-Bijbelse 1 Henoch zet hij vraagtekens bij de tech-giganten van vandaag.
„Wellicht is dit ook het beginpunt voor ons: wandelen met God.”

Tom Schepers
De Bijbel staat vol met bijzondere en soms enigszins obscure verhalen. Er is echter één verhaal zo obscuur dat het met vaste regelmaat vragen oproept. Het gaat over de eerste vier verzen uit Genesis 6, waar vanuit het niets wordt gesproken over godenzonen, dochters van de mensen en giganten. Er staat:
(Genesis 6:1-4, NBV21)
Om deze verzen te begrijpen hebben wij de traditie nodig. Er zijn grofweg twee lijnen van interpretatie die door de geschiedenis heen zijn gebruikt. Aan de ene kant staat literatuur als 1 Henoch, waarin staat uitgelegd dat de godenzonen wijzen op gevallen engelen die zich mengden met de mensen. Aan de andere kant staat Het boek van Adam en Eva, waarin staat dat de godenzonen het nageslacht waren van Set, en de dochters van de aarde het nageslacht van Kaïn. Voor deze column volg ik de lijn van 1 Henoch, hoewel ze theologisch niet eens zo heel veel van elkaar verschillen.
De interpretatie van 1 Henoch
In 1 Henoch staat dat de Heer in het begin engelen heeft aangesteld aan de hemel. Deze engelen heten wachters, en elke wachter heeft zijn eigen opdracht. Tweehonderd van deze wachters zagen hoe mooi de dochters van de aarde waren, en ze werden jaloers. Ze wilden zich net als de mensen voortplanten, en daarom kozen ze ervoor ‘ontrouw te worden aan hun oorspronkelijke positie en hun toegewezen plaats te verlaten.’ (Judas 1:6) Ze daalden af uit de hemel en sliepen met de dochters van de aarde. Hierdoor vervuilden ze zowel het geslacht der engelen als der mensen. De vrouwen werden zwanger en brachten reuzen ter wereld.
De engelen leerden de mens magie en schonken goddelijke kracht die de menselijke aard ver te boven ging.
De giganten werden wel duizend meter groot. De mensen probeerden hen te voeden, maar de landbouwers konden het niet aan. Daarom keerden de reuzen zich tegen de schepping, en begonnen alles te eten wat los en vast was. Planten, bomen, vogels, vissen, vee, wilde dieren en zelfs de mensen die hen hadden voortgebracht. Maar ook dit was niet genoeg. Daarom keerden ze zich tegen elkaar en genoten van elkaars vlees en bloed. Verwoestend struinden de giganten over de aarde.
Ondertussen waren de gevallen engelen naar de mensen gegaan om allerlei hemelse geheimen met hen te delen. Hierin komt het mythologische motief naar voren van Prometheus die het goddelijke vuur uit de hemel stal en deze deelde met de mensen in de vorm van technologie. De engelen leerden de mannen hoe ze oorlogsvoertuigen konden maken, en de vrouwen hoe ze zich konden opmaken om mannen te verleiden. Ze leerden de mensen magie en schonken op deze manier goddelijke kracht die de menselijke aard ver te boven ging.
Het resultaat was dat de mens zichzelf als hoogste god begon te zien. En dan staat er: “De schreeuw van de verwoeste aarde rees op naar de hemel.” (1 Henoch 9:2) Dit leidde tot de beslissing van God om een vloed over de aarde te laten gaan, wat ook uitlegt waarom deze verzen direct voor het verhaal van Noach zijn neergezet.
De giganten van vandaag de dag
Dit verhaal lijkt wellicht een ver-van-mijn-bed-show, maar persoonlijk denk ik dat deze verzen meer dan ooit iets zeggen over de tijd waarin wij leven. We zouden kunnen stellen dat wij nu, anno 2023, de technologie van de goden hebben, maar de wijsheid van dwazen. Ruimtevaart, Artificiële Intelligentie (AI), wereldwijde communicatie; alles wat denkbaar is, ligt binnen handbereik. Maar ik heb niet het idee dat wij hierdoor echt betere mensen worden.
We voeren nog steeds oorlog, en dankzij technologische innovatie zijn wij daar erg goed in geworden. Wij buiten nog steeds mensen uit, de kobaltmijnen in Congo en fabrieken verspreid over Azië getuigen van ons verlangen naar goedkope zelfverrijking, ongeacht de menselijke kost. In onze westerse samenleving is de gezondheidszorg in de afgelopen decennia sterk verbeterd, maar ondertussen wordt er met steeds meer gemak gesproken over het beëindigen van het leven van de meest kwetsbaren: het ongeboren leven, de fysiek en psychisch meest gekrenkten, en de oudsten onder ons. Dit is niet iets waar wij ons als cultuur voor lijken te schamen, maar wij spreken in het publieke debat termen van zelfbeschikking, recht en progressie.
Wij hebben geen reuzen die duizend meter groot worden en alles consumeren terwijl ze elkaar tegen het lijf gaan, maar wij hebben wel Apple, Microsoft, Amazon, Meta en Google; allemaal bedrijven die het resultaat zijn van een vermenging van menselijke kunde en goddelijke technologie. Deze en vele andere giganten vechten om onze zielen terwijl ze over de aarde struinen en mens, dier en plant consumeren.
Nietzsche voorzag dat al onze oriëntatie in doel, zin en moraliteit verdwenen was
Bovenal lijkt het erop dat wij in zekere mate niet meer weten wat goed en kwaad is. Veel mensen hebben hier wel een mening over, en schreeuwen dit van de daken, maar een echte cultuur van moraliteit delen wij niet met elkaar. Het was nota bene Nietzsche die in De vrolijke wetenschap aankondigde dat wij God vermoord hebben – in ons hart, in onze cultuur, voeg ik daar zelf aan toe. Hij zei dit als een klaagzang, aangezien hij voorzag dat hierdoor al onze oriëntatie in doel, zin en moraliteit verdwenen was, en dat wij het nu allemaal zelf moesten gaan verzinnen; een daad waar wij zeker niet tot in staat zijn.
Om te zien wat wij kunnen doen temidden van dit geweld, moeten wij kijken naar de rechtvaardigen die leefden in de tijd der giganten. Dit waren figuren als Henoch en Noach. We weten niet bijzonder veel over ze, maar uit het Bijbelse verslag wordt duidelijk dat zij wandelden met God en hun doel en zin niet zochten in de technologie van de gevallen engelen. Wellicht is dit ook het beginpunt voor ons: wandelen met God, en zoeken naar Zijn gerechtigheid. Wij kunnen niet zelf verzinnen wat de weg naar het leven is, maar wellicht zal Hij ons deze wijzen als wij onze oren en ogen beginnen te openen.