Wie is God?
Elohiem in Job
In Job wisselen vijf aanduidingen van ‘de godheid’ elkaar af, zonder dat duidelijk is wat er achter die variatie schuilgaat. In deze bijdrage wordt het woord elohiem nader bekeken. Is dat wel de God van Israël?
Zoals bekend bestaat het bijbelboek Job uit een raamvertelling (de hoofdstukken 1, 2 en 42:7-17) die een poëtisch ‘hoofdwerk’ omsluit. In het boek lijkt God niet alleen als jhwh maar ook als elohiem, el, sjadai en eloah te verschijnen. In vertalingen is van deze verscheidenheid vaak weinig terug te vinden. Behalve jhwh krijgt alleen sjadai steeds een eigen behandeling; deze aanduiding wordt meestal met ‘Almachtige’ weergegeven. Doorgaans worden elohiem, el en eloah met ‘God’ echter over één kam geschoren. Een gedeeltelijke uitzondering is de vertaling van Jan Fokkelman, die el als eigennaam opvat en daarom deze aanduiding, evenals sjadai, onvertaald laat.[1] In deze bijdrage wil ik het gebruik van elohiem aan een nader onderzoek onderwerpen en tegen de ‘betekenis’ van jhwh afwegen.
Jhwh en elohiem: een eerste verkenning
In de Hebreeuwse Bijbel is de afwisseling van jhwh en elohiem geen onbekend verschijnsel. Dikwijls wordt die aan de verwerking van verschillende bronnen toegeschreven, met name in de Pentateuch. Voor de latere bijbelboeken wordt ook gedacht aan het begin van een ontwikkeling die er in het jodendom uiteindelijk toe geleid heeft dat de naam jhwh uit eerbied niet meer wordt uitgesproken, maar bij voorlezing uit de Tenach vervangen wordt door adonaj. Zo is de godsnaam in 1 en 2 Kronieken en Nehemia gedeeltelijk en in Ezra geheel door elohiem verdrongen.
Voor Job gaan deze verklaringen niet op. Als er in dit boek al twee (of meer) bronnen kunnen worden aangewezen, dan betreft dat een onderscheid in het proza van het raamwerk en de poëzie in het middengedeelte, en in beide komt zowel jhwh als elohiem voor. Bovendien: jhwh komt in Job bijna tweemaal zo vaak voor als elohiem. Als Job al een later werk mocht zijn – de datering is overigens omstreden – dan zou men juist veel vaker elohiem verwachten.
Er is nog een derde mogelijkheid. In de joodse traditie verklaart men de afwisseling van jhwh en elohiem namelijk uit een verschil in ‘gebruikswaarde’: jhwh zou het barmhartige aspect van de god van Israël aanduiden en elohiem het rechtvaardige.[2] Ook deze verklaring lijkt in Job echter niet op te gaan. Jhwh, die Job aan hevige beproevingen blootstelt, hier moeilijk barmhartig genoemd worden. Eerder zou men hem als een kunnen karakteriseren, die soeverein over deze wereld regeert en naar believen over het lot van de mens beschikt.
Alle drie de genoemde verklaringen gaan er stilzwijgend van uit dat jhwh en elohiem aanduidingen zijn voor een en dezelfde God, de God van Israël. Maar is dat in Job wel zo?
Wat doet elohiem in Job?
Wanneer we het voorkomen van de aanduiding elohiem in Job nagaan (17 maal, waarvan de raamvertelling en het middendeel), zien we dat deze vrijwel nergens als het onderwerp van een zin optreedt. In 1:5 en 2:9 is elohiem het lijdend voorwerp van het werkwoord ‘vaarwel zeggen’ / ‘vervloeken’, in 1:1, 1:8, 1:9 en 2:3 van ‘vrezen’ (‘ontzag hebben’). Verder is het woord in 5:8, 20:29, 32:2 en 34:9 deel van een voorzetselbepaling (achtereenvolgens ‘aan, namens, tegenover, met’ elohiem). In 1:1, 1:8 en 2:3 kan met de uitdrukking elohiem-vrezend heel goed een algemene aanduiding voor ‘godvrezend’, ofwel ‘vroom’ zijn bedoeld. Maar vrijwel nooit wordt van elohiem gezegd dat hij iets is of iets doet. Opmerkelijk is verder dat de uitdrukking elohiem van… (bijvoorbeeld ‘van jou’, ‘van Israël’) in Job niet voorkomt. Je zou op grond van al deze waarnemingen kunnen zeggen dat de mens zich wel tot elohiem verhoudt, maar wie deze is of wat hij doet, blijft in het vage.
De betekenis van elohiem
Er zijn nog twee complicaties. De betekenis van elohiem namelijk zowel enkelvoudig, ‘(een) god’, als meervoudig, ‘goden’, zijn. Bovendien heeft het woord soms een lidwoord: ha-elohiem, ‘de god(en)’. De juiste betekenis moet normaal gesproken uit de context worden gehaald, maar dat blijkt nu juist in Job lang niet eenvoudig.
Laten we eerst eens kijken naar plaatsen waar elohiem en ha-elohiem naast elkaar voorkomen. Zo lezen we in Job 1:5 dat Job zegt: ‘misschien hebben mijn zonen in hun hart elohiem, God, vaarwel gezegd’. Als we in het daaropvolgende vers, 1:6, lezen dat de bnee ha-elohiem binnenkwamen, kunnen we die opvatten als ‘de zonen van (deze) God’. Echter, een vertaling ‘de zonen van de goden’ is ook mogelijk.
Eenzelfde dubbelzinnigheid is te vinden in Job 1:22 en het direct daaropvolgende 2:1. Eerst wordt Jobs reactie jegens elohiem, God, vermeld en vervolgens lezen we hoe de bnee ha-elohiem hun opwachting maken bij jhwh. Doorgaans vindt men hier in vertalingen ‘de zonen van God’. Daarbij kan men met de Septuaginta, de oude Griekse vertaling van de Hebreeuwse Bijbel, aan engelen denken; de NBV heeft het over hemelbewoners, die met jhwh aan het hoofd de goddelijke raad vormen. Mogelijk is echter evenzeer ‘zonen van de goden’, en dan moeten hiermee (lagere) goden zijn bedoeld, die zich in de omgeving van jhwh ophouden. In dat geval zou de hemelse hofhouding in Job polytheïstische trekjes vertonen. Voor deze opvatting pleit dat in 1:6 de Aanklager – dit is de betekenis van het Hebreeuwse woord satan – als vanzelfsprekend te midden van de bnee ha-elohiem verschijnt. Opmerkelijk is overigens dat we in 38:7 bnee elohiem, dus zonder het lidwoord ha-, zien optreden. Hiermee worden ongetwijfeld dezelfde instanties aangeduid als in 1:6 en 2:1 en de uitdrukking is te vertalen als ‘de zonen van God’ of als ‘zonen van goden’.
Ten slotte, in Job 2:9 wordt elohiem door de vrouw van Job geïntroduceerd, als ze haar man aanraadt: ‘Zeg elohiem vaarwel en sterf.’ Jobs antwoord in 2:10 luidt: ‘We zouden het goede van ha-elohiem wel ontvangen, maar het kwade niet?’ Hier kan hij met ha-elohiem naar de (inmiddels bekende) elohiem verwijzen, maar het kunnen ook weer ‘de goden’ zijn.
El en elohiem
Dezelfde vaagheid is te vinden op een aantal plaatsen in het middenstuk, waar elohiem in de nabijheid van el optreedt. El is de oude oppergod van de Kanaänitische godsdienst, die in Israël met jhwh geïdentificeerd is. De eerste plaats is 20:29: ‘Dit is het lot van de schurk namens elohiem, het erfdeel door el hem aangezegd.’ Hier zou men el kunnen opvatten als een nadere identificatie van het algemene begrip elohiem, dat dan te vertalen zou zijn als ‘een god’. De omgekeerde volgorde vinden we in 5:8, waar Elifaz zegt: ‘Ikzelf zou echter naar el zoeken, en aan elohiem mijn zaak voorleggen.’ De twee termen kunnen op een en dezelfde God slaan, maar het kan ook zo zijn dat hier eerst het meest prominente personage genoemd wordt en vervolgens de grotere groep, dus ‘goden’. Een wat lastiger geval is 34:9-10. Daar zegt Elihoe:
9 Want hij (Job) heeft gezegd: ‘Het heeft voor een kerel geen nut om bij elohiem in de gunst te staan.’
10 Daarom, verstandige mannen: hoor mij aan! Een schurk te zijn – dat is verre van ha-el! Onrecht – verre van sjadai.
Op het eerste gezicht lijkt ha-el in vers 10, te vertalen als ‘deze god’, terug te slaan op elohiem in vers 9, dat dan ‘God’ zou moeten betekenen. Wanneer men echter verder terugkijkt, is er een andere mogelijkheid, die zeker niet minder plausibel is: ha-el kan ook betrekking hebben op el die in vers 5 genoemd wordt: ‘Want Job heeft gezegd: Ik heb rechtens gelijk, maar el heeft mijn recht opzijgeschoven.’ Voor deze mogelijkheid pleit dat ha-el in vers 10 parallel staat met sjadai, dat zoals bekend een nadere omschrijving is van El. In dat geval kan men elohiem ook los zien van ha-el en het opvatten als ‘een god’ of als ‘goden’.
Elohiem en de wijsheid
De enige plaats in Job waar elohiem het onderwerp van een zin is, is te vinden in het slot van hoofdstuk 28, het gedicht over de wijsheid. In dit gedicht wordt tweemaal, in de verzen 12 en 20, gevraagd waar de wijsheid te vinden is. In het slot, de verzen 23-28, volgt het antwoord. Niet alleen daarom is het de moeite waard deze passage onder de loep te nemen. Ze begint als volgt:
28:23 elohiem begrijpt haar weg
en hij kent haar plaats.
Elohiem is hier het onderwerp bij twee persoonsvormen, namelijk ‘begrijpt’ en ‘kent’. Aan het slot van dit hoofdstuk komen we hem nog een keer (impliciet) als onderwerp tegen, namelijk:
28:28 Hij (elohiem) zei tot de mens:
‘Zie, ontzag voor Adonaj – dat is wijsheid
en wijken van het kwaad – dat is inzicht.’
Verwijst elohiem hier dan toch naar jhwh, de god van Israël? Komt hij hier achter de coulissen vandaan? Daar lijkt iets voor te zeggen, maar noodzakelijk is dat niet. Elohiem kan in Job 28:23 namelijk toch ook weer opgevat worden als ‘een god’. Dan staat er dat iemand die de weg van de wijsheid begrijpt en haar plaats kent, wel een god moet zijn. Met andere woorden: het spel met de betekenis van elohiem dat we elders hebben gezien, wordt ook hier gespeeld. Er is echter één verschil: op de vraag welke god dat dan wel is, wordt een ondubbelzinnig antwoord gegeven. Of toch niet? Want in vers 28 staat niet dat het jhwh is, maar adonai, de uitgesproken vorm van de Onuitsprekelijke.
Een open besluit
Job blijft een intrigerend boek. Het handelen van jhwh is onbegrijpelijk, op Jobs vraag waarom hem zo veel ellende treft, krijgt hij geen duidelijk antwoord en zijn reactie op de woorden van jhwh die de discussie besluiten, is voor meer dan één uitleg vatbaar. Als ik het goed zie, wordt die raadselachtigheid versterkt doordat er met de betekenis van elohiem wordt gespeeld. De identiteit van deze elohiem lijkt zelfs bewust in het midden te worden gelaten. In ieder geval is er een wereld van verschil tussen de elohiem, de god van Israël, die in de priesterlijke delen van de Pentateuch optreedt en de elohiem in Job. Er wordt hier niet van elohiem gezegd dat hij een actieve rol speelde bij het ontstaan van hemel en aarde, dat hij een verbond met Abraham sloot, zich aan Mozes openbaarde etc. Eerder is elohiem een algemene aanduiding van een al dan niet bekende godheid, maar een interpretatie ‘goden’ is soms even goed mogelijk. Wellicht zijn elohiem lagere goden die zich in de schaduw van jhwh ophouden. Zelfs in het gedicht over de wijsheid in Job 28 laat elohiem zich niet ondubbelzinnig identificeren. In datzelfde hoofdstuk 28 wordt de aanwezigheid van jhwh overigens ook met een sluier omhuld. De vraag wie God is, blijft vooralsnog onbeantwoord. Wellicht brengt een analyse van de godsnamen el, eloah en sjadai ons verder.