Menu

Basis

Zoek het goede, haat het kwade, doe recht

Bijbelwetenschappen

Aswoensdag (Amos 5:6-15 en Matteüs 6:1-6.16-21)

Het teken van de as spreekt voor zich. Weet je niets van het christendom, dan weet je nog wel iets van doodgaan, van verbranden, van restspul, van stof. Van een woning, een leven, in de as gelegd. Voor een christen spreekt het teken – bestrooiing met as – ook voor zichzelf. Zeker wanneer dat in een kruisvorm op het voorhoofd of het haar wordt toegediend (askruisje). Heel je leven, onder de gestalte van vergankelijkheid, het moeten sterven (de as), staat onder de vrijmakende genade van het kruis en de verrijzenis van de Heer.

Het Genesisbeginsel – ‘stof zijt gij, tot stof zult gij weerkeren’ – is verweven met en opgenomen in de lichtkrans van de verrezen Christus. Zoals een christen bij de doop is gezalfd, gezegend, en op het voorhoofd getekend met het teken van het kruis, teken van de gekruisigde en opgestane Heer Jezus Christus, zo wordt zij/hij ook veertig dagen voorafgaand aan de doop, oorspronkelijk bij voorkeur in de Paasnacht, op Aswoensdag met as daaraan herinnerd.

In de protestantse traditie is dat teken niet voldoende. Wanneer er al ergens sprake is van een ritueel, een zich herhalend heilig teken, dan kan dat nooit onbegeleid plaatsvinden, het dient altijd in het kader te staan van een schriftwoord, van bijbelse verkondiging, om de juiste betekenis eraan te geven. De Schrift is uitgangspunt, en kan ook zonder rituelen tot de gelovige komen. Het Woord dient de bedding, het kader te zijn van een eventueel teken.

Innerlijk leven

Op deze veertigste dag voor Pasen is het schriftwoord vanouds genomen uit de Bergrede. Zoals Lucas 2:1-20 jaarlijks in de Kerstnacht klinkt, zo klinkt Matteüs 6:1-18 op Aswoensdag. In de Bergrede gaat het om twee hoofdthema’s: het Koninkrijk der hemelen en de gerechtigheid die daarbij hoort. Maar in dat alles gaat het vooral ook om de innerlijke houding van de mens ten opzichte van dat Koninkrijk en de daarbij horende gerechtigheid, dat wil dus zeggen: ten opzichte van God (hemelen) en zijn naaste (gerechtigheid).

Aandacht voor dat innerlijke leven gaat gepaard met één grote waarschuwing tegen uiterlijk vertoon, ‘om gezien te worden (…) door de mensen (…) om geprezen te worden’. Niet dat het niet gezien mag worden, zeker mag het gezien worden, maar dat God het ziet zou voldoende moeten zijn. Dus op aarde kun je gerechtigheid beoefenen zonder dat iemand het merkt. God merkt het, en Hij zal het belonen. Het doet denken aan het joodse inzicht dat er permanent 36 rechtvaardigen in de wereld zijn die de wereld ondanks alle leed overeind houden. Ze zijn onzichtbaar, niemand kent hen. Ze hoeven niet gezien te worden. Maar ze zijn er wel. Zal God hen belonen?

Verdienmodel?

Opvallend is dat wel, die aandacht voor een beloning: ‘(…) dan beloont Hij je niet (…) Hij zal je ervoor belonen’ (6:1.4.6.18). Dat vinden wij weer vreemd, alsof je iets doet voor God om beloond te worden. Als dat het motief is voor je handelen… Maar Jezus zegt het wel. God wil ook graag goed doen, je belonen, je lengte van dagen schenken bijvoorbeeld. Er is loon naar werken, ook naar goede werken. En soms geheel gratis! Behalve dat God je wil belonen, ziet Hij ook nog eens wat je doet. Hij ziet in het verborgene, in jouw innerlijke binnenkamer. Hij ziet en beloont. Dus hoef jij je geen zorgen te maken of de mensen het wel zien, en je belonen. Er is in ieder geval Iemand die het ziet. Dat moet voor jou genoeg zijn.

In hoofdstuk 5, na de openingshymne van de zaligsprekingen (5:1-12), ligt het accent op het doen van de Tora in het licht van de nieuwe Mozes, Jezus. Hij is niet gekomen om de wet weg te strepen, maar om die te volmaken, te volbrengen: ‘alle gerechtigheid’, zoals Hij voorafgaand aan zijn doop al tegen Johannes de Doper had gezegd (3:15). Het moet wel gedaan worden. Maar de weg daarnaartoe, de wijze waarop is van betekenis, bepalend. Vast je? Wanneer jou de vraag gesteld wordt, kun je rustig antwoorden. Maar je hoeft het niet voor je uit te bazuinen.

Vasten wordt door Jezus aanbevolen, is een heilzaam veertigdaags ritueel ter voorbereiding op de vernieuwing van je doopbeloften ‒ maar wie weet nog dat hij iets beloofd heeft, of waarvoor zij gedoopt is? Jezus zegt dus niet: vast niet, geef geen aalmoezen, beoefen geen gerechtigheid. Integendeel, deze levenshouding, dit takenpakket wordt gestimuleerd. Ze vormt het hart van de joodse leefregels: heb God lief, en je naaste, door het doen van gerechtigheid. Echter, de wijze waarop is bepalend. In beide gedeelten van de evangelielezing (6:1-6 en 6:16-21) komt het woord ‘huichelaars’ voor. Dat is blijkbaar het criterium.

Profetie doet pijn

Jezus wordt voor een profeet gehouden, in het voetspoor van bijvoorbeeld een Amos. In de Bergrede worden de profeten ook genoemd (5:11-12), hun kritiek op de bestaande orde en op de houding van ‘gelovigen’, en hoe ze vaak aan hun einde komen, ‘zo hebben ze ook met de profeten gedaan’ (5:12, slot van de zaligsprekingen). Ze worden uitgescholden, vervolgd. Maar wanneer jouw innerlijke gesteldheid en motivatie op orde is, zul je daar helemaal niet mee bezig zijn. Dan zul je je volledig concentreren op het zoeken van het Koninkrijk der hemelen, en de rest zal je – geheel onverdiend – toegeworpen worden: zie de samenvatting van dit gedeelte uit de Bergrede (6:33).

Veertig dagen luidt het motto: ‘Zoek de Heer en leef!’ (Amos 5:6). Dat is hetzelfde als: ‘Zoek het goede, niet het kwade, dan zullen jullie leven’ (5:14), en: ‘Zorg dat er recht gedaan wordt in de poort’ (5:15). Dan zal de Heer genade schenken.

Deze exegese is opgesteld door Nico Vlaming .

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken