Menu

Premium

1.1. Zijn eigendom

Heidelbergse Catechismus

Vraag 1: Wat is uw enige troost, zowel in leven als in sterven?

Antwoord: Dat ik met lichaam en ziel, zowel in leven als in sterven, niet mijzelf toebehoor, maar mijn getrouwe Zaligmaker Jezus Christus. Met Zijn kostbaar bloed heeft Hij voor al mijn zonden volkomen betaald en mij uit alle heerschappij van de duivel verlost.

Zie ook

Relatie van het thema tot het hoofdthema

Omdat wij vanuit ons wezen aangelegd zijn op onze Schepper, vinden wij alleen in Hém werkelijk houvast. Wanneer wij als van God vervreemde mensen door het geloof in Jezus Christus als onze Verlosser Zijn eigendom zijn geworden, dan is daarmee nog niet alles gezegd. Want door de gemeenschap met Christus krijgen we dan óók deel aan de gemeenschap die er is tussen Jezus en Zijn Vader. Dit is in lijn met de trinitarische opzet van antwoord 1. Zie ook CD, p. 450: ‘Voorlopig houden we het erbij dat de Geest mensen brengt tot deelname in de gemeenschap (participatie, Gr.: Koinonia) die er tussen Jezus en de Vader is’, en p. 614: ‘Gelovigen worden door de Geest tot de vereniging met Christus (unio cum Christo) en daarmee in de gemeenschap met de Vader gebracht.’

Zo worden wij aangenomen kinderen van God en ontvangen wij onze eeuwige bestemming als mens terug. Zo vinden wij in God werkelijk houvast, rust en vrede, geborgenheid en veiligheid, oriëntatie en zingeving, fundament en bestemming. Kortom: alles.

De leefwereld van de hoorder

Het moderne levensgevoel, waarin autonomie en zelfbeschikking domineren, dringt door allerlei kieren – bewust of onbewust – ook de ziel van gemeenteleden binnen. Aan dit levensgevoel hangt een prijskaartje. Je bent met al je vragen, twijfels en onzekerheden aan jezelf overgeleverd. Vandaar een diep verlangen naar geborgenheid en veiligheid, houvast en fundament, identiteit en bestemming. Daar ligt een herkenningspunt. Het aan Christus toebehoren heeft het karakter van Zijn ‘eigendom’ zijn. Dat roept associaties op met ‘slaaf’, ‘moeten’, ‘dwang’ en ‘chantage’. De moderne mens is hier allergisch voor. De tekst kan als bedreigend ervaren worden voor de autonomie van de mens, die zelf wil kiezen en zijn leven zelf richting wil geven.

Met het oog op de tieners

Tieners en pubers zijn op zoek naar hun identiteit. Wie ben ik eigenlijk? In deze zoektocht wordt vaak geëxperimenteerd. Vandaar die allergie voor dwang en zoeken naar ruimte voor experiment, fouten maken en falen. Daaronder leeft bij hen een diepe hunkering naar aanvaarding en geborgenheid, houvast en duidelijke oriëntatiepunten. Deze catechismusvraag kan zowel een bedreiging als een troost zijn. Een bedreiging, omdat het kan lijken dat je eigen ‘ik’ het onderspit delft. Een troost, omdat deze vraag antwoord geeft op een van diepste menselijke behoeften: geborgenheid en houvast vinden.

Met het oog op de kinderen

Bij kinderen ligt er een herkenningspunt in een diep verlangen naar geborgenheid. Vandaar dat zij loyaal zijn aan hun ouders en dat de scheiding van hun ouders hen in een conflictsituatie brengt. Zij willen erbij horen. Het ‘bij God mogen horen’ sluit goed aan bij de behoeften van kinderen. De strijd van tieners en volwassenen (om niet meer ‘van jezelf’ te zijn) speelt bij hen nog niet zozeer.

Uitleg

In Zondag 1 wordt gevraagd naar wat troost biedt in leven en sterven. Het woord ‘troost’ moet hier worden verstaan als datgene wat werkelijk houvast geeft aan kwetsbare mensen. Troost betekent hier een geborgenheid die het ook ‘uithoudt’ in het uur van ons sterven, als wij volstrekt eenzaam aan onszelf zijn overgelaten. Alles wat op dit punt wordt aangeboden op de markt van het leven faalt: niets is immers opgewassen tegen de macht van de dood! De catechismus belijdt dat deze ultieme geborgenheid opgesloten ligt in de geloofswetenschap dat Jezus Christus voor al onze zonden volkomen betaald en ons uit alle heerschappij van de duivel verlost heeft. Zijn volgelingen weten zich in het geloof Gods onvervreemdbaar eigendom.

Aan deze bevrijding hangt een duur prijskaartje: het lijden en sterven van Christus (Mark. 10:45). Wij komen hier in aanraking met de heilsdimensie van Jezus’ kruis (zie CD, p. 432 vv.). Deze wordt in de Schrift niet doorlicht door middel van diepzinnige theorieën, maar door middel van beelden. Eén ervan is dat Jezus door Zijn lijden en sterven – samengevat in de metafoor van ‘Zijn kostbaar bloed’ – Zijn gemeente heeft vrijgekocht. In de metafoor van de vrijkoop klinkt ook door dat Jezus als offerlam is geslacht! Het gevolg is dat de gelovige niet meer overgelaten is aan zichzelf, maar met ‘lichaam en ziel’ het bezit van Christus is (zie CD, p. 247 vv., waar betoogd wordt dat de hoofdlijn in de bijbelse antropologie wordt gevormd door het gegeven dat de menselijke persoon een psychosomatische éénheid vormt). Als eigendom van Christus leert de gelovige zichzelf door de Geest verstaan als aangenomen kind van God (Rom. 8:15; voor nadere invulling van deze adoptiemetafoor zie CD, p. 614). Door de verzoening met de Vader ontvangt de gelovige zijn oorspronkelijke bestemming als mens weer terug. Juist deze geloofswetenschap vormt de basis waarin de ware rust gevonden wordt.

Aan dit eigendom-zijn van Jezus Christus zitten twee kanten. Ten eerste dat de gelovige – zoals verwoord in de vertaling van Datheen – ‘Christus eigen is’. Dat duidt erop dat je als gelovige met Christus vertrouwd raakt: de intieme, bevindelijke binnenkant van het kennen van Christus. Een voorbeeld is een schaap dat eigen is aan de herder en daarom naar hem luistert (Joh. 10:14, 27). Het tweede is dat de gelovige als eigendom van Christus Hem gehoorzaamt. De intieme vertrouwdheid is de doodsteek voor het besef in het gehoorzamen gedwongen te worden. Het is opmerkelijk dat hier niet gesproken wordt over de Here Jezus Christus, terwijl je dat wel zou verwachten in het kader van ‘bezit’ zijn. Kennelijk is de voorkeur gegeven aan de naam ‘getrouwe Zaligmaker’, of misschien beter nog met de Duitse tekst: meines getrewen Heilands – onze getrouwe Heiland (zie KV, p. 23).

Jezus Christus wordt in antwoord 1 beleden als volkomen Zaligmaker: ‘lichaam én ziel’, ‘leven én sterven’, ‘al mijn zonden’, ‘volkomen betaald’, ‘alle heerschappij van de duivel’. Dat Hij een volkomen Zaligmaker is, komt ook op een andere manier aan de orde. Ex-gijzelaars lijden vaak onder afschuwelijke herinneringen aan hun gevangenschap in de vorm van nachtmerries, angsten enzovoort – een posttraumatisch stresssyndroom. Wie vrijgekocht is door Christus, is werkelijk vrij (Joh. 8:36), maar heeft als ex-gijzelaar wel levenslang met de gevolgen van de gevangenschap te maken in de vorm van twijfel, wantrouwen, ontrouw, wegdwalen. In Jesaja 53:5 verkondigt de profeet dat er door ‘Zijn striemen voor ons genezing is geworden’. Vanuit christelijke optiek wordt hier op Jezus Christus geduid (Hand. 8:32-35). De Christus is dus niet alleen een Verlosser van onze zonden, maar ook een Arts voor onze wonden! Kortom: Hij is een volkomen Zaligmaker! In Hém ligt heel ons behoud vast!

Relevantie van het thema

De mens is geschapen als beelddrager Gods. Dat betekent dat hij is aangelegd op God om met Hem te leven in liefde en vertrouwen. Daarom vinden wij in de relatie met Hem rust en geborgenheid, oriëntatie en geluk. Wanneer Adam in Genesis 3 misbruik maakt van zijn vrijheid, waardoor het tot een vertrouwensbreuk komt met de Schepper, raakt het beeld van God verwrongen. In onze cultuur komt deze verwrongenheid vooral tot uitdrukking in de doorgeslagen autonomie van de mens, waardoor hij zijn Schepper overbodig acht en zichzelf als bevrijd ervaart. De prijs voor deze waan is hoog. Uit de praktijk blijkt dat de moderne mens gebonden is door verslavende machten en misleidende ideologieën. Hij is innerlijk vermoeid, omdat hij telkens zélf het wiel moet uitvinden. Ook is hij diep eenzaam, want hij is overgeleverd aan zichzelf. Bovendien kent hij geen bestemming, waardoor hem de zin van zijn bestaan op aarde ontgaat. Wij zijn dus zowel schuldig als slachtoffer! In antwoord daarop zijn de meest uiteenlopende therapieën in het leven geroepen, die op de markt van welzijn en geluk worden aangeboden. Te midden daarvan komt Jezus Christus met de intrigerende uitnodiging: ‘Als dan de Zoon u vrijgemaakt heeft, zult u werkelijk vrij zijn’ (Joh. 8:36). Jezus belooft waarachtige vrijheid, die hierin bestaat dat wij teruggeplaatst worden in de gemeenschap met Zijn Vader en daardoor in het kindschap van God.

Ook binnen de christelijke gemeente zijn er mensen bij wie de doorgeslagen autonomie gestalte krijgt in ‘praktisch atheïsme’: dat wil zeggen dat ze wel in God geloven, maar dat Hij in de praktijk van het dagelijks leven nauwelijks een rol speelt. Door gehoor te geven aan Jezus’ uitnodiging en zich in het geloof aan Hem over te geven. wordt het ‘praktisch atheïsme’ doorkruist en afgebroken. Als aangenomen kind van God ervaren wij niet alleen dat Christus ons bevrijd heeft van duistere machten als zonde en schuld, dood en duivel, verslaving en misleiding, egoïsme en dwang, maar vooral dat Hij ons bevrijd heeft tot een leven waarin wij omgevormd worden naar Zijn evenbeeld (Rom. 8:29). Daarom vinden wij in het kind van God zijn houvast en vrede, zingeving en bestemming.

Aangezien onze volkomen bestemming als aangenomen kind van God vóór ons ligt in het eschaton, heeft het doorleven en in praktijk brengen van dit kindschap op aarde een ‘gebroken’ karakter. Deze gebrokenheid krijgt – doordat een christen niet meer dan ‘gestoord’ is in zijn autonomie – in de concreetheid van het leven de gestalte van een gevecht (zie Rom. 7). Een gevecht waarin soms het ‘reeds’ ervaren wordt in de vorm van geborgenheid en houvast, vrede en zingeving, en het ‘nog niet’ beleefd wordt in zich verwachtingsvol uitstrekken naar ‘het openbaar worden van de kinderen van God’, in de grote Toekomst van God (zie Rom. 8:19).

Een christen kan groeien in de ‘genade en kennis van onze Heere en Zaligmaker Jezus Christus’ (2 Petr. 3:18). Onze innerlijke verwondingen, overgehouden aan de gevangenschap, kunnen helen. Jezus is immers niet alleen Bevrijder, maar ook Arts. Ook op dit punt geldt echter ‘reeds’ en ‘nog niet’. Pas in Gods grote Toekomst zal geen inwoner meer zeggen: ‘Ik ben ziek’ (Jes. 33:24). In dit leven kan er innerlijke heling plaatsvinden, maar we zullen nooit helemaal afkomen van sporen als wantrouwen en traagheid en van splinters van ‘praktisch atheïsme’. Maar telkens is er het genadig mogen terugvallen op de intimiteit en geborgenheid die opbloeien uit het aangenomen kind van God zijn. Deze groei in heling en gehoorzaamheid hangt nauw samen met het ‘Christus eigen zijn’. Hoe meer wij in Hem blijven (Joh. 15:4) en hoe meer wij met Hem verworteld raken (Kol. 2:6-7), des te meer kunnen wij dit kindschap doorleven en uitstralen in onze omgeving.

Met het oog op de tieners

De relevantie voor tieners en pubers ligt in het feit dat ze door de geloofsovergave aan Jezus een vast ankerpunt in het leven ontvangen. Te midden van hun zoektocht naar identiteit en alle onzekerheid die daarmee gepaard gaat, is er door het geloof in Hem een bodem onder hun bestaan. Omdat Jezus de identiteit onder hun bestaan is, hoeven ze die niet in zichzelf te zoeken. Dat kan een enorme rust geven. Als je jezelf steeds moet waarmaken, kun je daar doodmoe van worden. En het lukt je ook niet.

Met het oog op de kinderen

De relevantie voor kinderen kan liggen in het feit dat wie Jezus als de goede Herder leert kennen, veiligheid en geborgenheid ervaart. Dit kan beeldend worden weergegeven door de duim in de hand te leggen en daar de vier overige vingers overheen te leggen. Vervolgens kan de andere hand eroverheen gelegd worden. Zo verbeeldde Corrie ten Boom Kolossenzen 3:4: ‘Mijn leven is met Christus verborgen/geborgen in God.’

Relevante bijbelgedeelten

Twee gedeelten uit Romeinen 8 zijn van belang: de verzen 1-17 met als kerntekst vers 15, en de verzen 18-30 met als kerntekst vers 21. Wie in de preek expliciet wil uitwerken dat de mens door de zonde in zichzelf opgesloten (incurvatus in se) is geraakt, kan Lucas 15:11-32 lezen. Wanneer het accent wordt gelegd op Christus die ons vrijkoopt met Zijn bloed, zijn bijbelgedeelten als Markus 10:32-45, 1 Korinthe 6:20 (‘U bent immers duur gekocht’) en 1 Petrus 1:17-21 van belang. Wie vooral aandacht wil geven aan het feit dat Jezus niet alleen Verlosser is, maar ook Arts die geneest, kan Jesaja 53:1-5 erbij betrekken. Wie aandacht wil schenken aan het gevecht tussen de oude en nieuwe mens, kan Romeinen 7 erbij betrekken. Wanneer men het Christus’ eigen zijn wil uitwerken, zijn gedeelten uit Johannes 10 aan te bevelen.

Aanwijzingen voor de leerdienst

Doelstelling

Na afloop van de dienst beseft de gemeente (dieper) dat zij ‘in Christus’ opnieuw is teruggeplaatst in de oorspronkelijke vertrouwensrelatie met haar Schepper en daarom Gods eigendom en Zijn aangenomen kind is; is zij zich (meer) bewust van de unieke troost die het (aangenomen) kindschap van God met zich meebrengt; en is zij bemoedigd doordat zij (dieper) beseft dat Christus ook voor haar wonden genezing heeft bewerkt, maar dat haar volkomen genezing nog uitstaat tot in het eschaton.

Homiletische aanwijzingen

  • Een jongen kreeg voor zijn verjaardag een bouwpakket om een radiografisch bestuurd zeilbootje te maken. Met veel geduld en liefde zette hij het scheepje in elkaar. Daarna ging hij ermee varen op een kanaal. Door een golf maakte het bootje een slinger en werd het radiografisch contact verbroken. Hij is zijn bootje kwijt. Weken later ontdekt hij het op een rommelmarkt. Hoewel hij zegt dat het zijn eigendom is, kan hij het alleen tegen een flinke prijs (terug)kopen. Hij weet door hard werken het benodigde geld te verdienen. Wanneer hij het bootje gekocht heeft, zegt hij: ‘Bootje, ik heb je niet alleen gemaakt, maar ook gekocht, je bent helemaal van mij.’ Deze ‘eigentijdse gelijkenis’ geeft aan waar het in het eerste gedeelte van dit antwoord om gaat: een gelovige is – doordat Jezus Christus volkomen voor hem betaald heeft – een aangenomen kind van God en het onvervreemdbaar eigendom van zijn hemelse Vader.

  • Wij zijn als beelddragers Gods aangelegd op onze Schepper. In de vertrouwensrelatie met Hem ligt onze oorsprong en bestemming, onze rust en geborgenheid. Onder ‘Relevantie’ is uitgewerkt welke desastreuze gevolgen de zondeval heeft voor dit beelddragerschap. Wij zijn slaven van Gods tegenstander geworden, opgesloten in onszelf en onderworpen aan duistere machten en misleidende ideologieën. De realiteit van ons leven is dat we gijzelaars zijn.

    Het is goed om de gemeenteleden te vragen hun verbeeldingskracht te gebruiken om zich in te leven in wat het betekent om gevangen te zitten. Dan klinkt er opeens sleutelgerammel. De deur wordt geopend en een cipier zegt: ‘Je bent vrij, want er is losgeld voor je betaald.’ Je wordt naar buiten gebracht. Dan zie je iemand op je toekomen die je ooit heel dierbaar was, maar met wie je het contact verbroken had. En juist deze persoon heeft het losgeld betaald. De verbazing en dankbaarheid hierover dienen we te verwoorden!

  • Het Evangelie verkondigt ons dat Jezus Christus deze losprijs voor ons heeft betaald. Niet met miljoenen euro’s, maar met het hoogste wat Hij bezat: Zijn eigen leven (zie 1 Petr. 1:18-19). Daarom heeft Zijn sterven zulke zegenrijke gevolgen: Hij heeft daarmee voor al onze zonden betaald en ons uit alle heerschappij van de duivel verlost. Daardoor zijn wij ook teruggeplaatst in de oorspronkelijke relatie met onze Schepper en het onvervreemdbaar eigendom van Hem geworden: aangenomen kind van God. Ons hiervan bewust zijn heeft niets te maken met automatisme en is ook niet het resultaat van logisch redeneren, maar de vrucht van het werk van de Heilige Geest (Rom. 8:14-17).

    Hier klinkt de toon van verwondering en dankbaarheid. Nodig de gemeenteleden uit om zich (dieper) toe te vertrouwen aan de Geest, zodat Hij hen op het niveau van het hart (dieper) bewust kan maken dat zij om Christus’ wil Gods aangenomen kinderen zijn. Deze geloofswetenschap schenkt een unieke troost, dat wil zeggen een geborgenheid en uitzicht die het ‘uithouden’ op het moment dat alle andere zekerheden wegvallen. Dit kan uitgewerkt worden aan de hand van het beeld van een zwerver die doelloos door de stad zwerft en niet weet waar hij de komende nacht zal slapen, tegenover dat van een kind dat leeft in een veilige relatie die gekenmerkt wordt door geborgenheid en houvast, uitzicht en bestemming.

  • Een christen is Gods eigendom. Daarin klinkt door dat God over ons kan beschikken. Wie – zoals de huidige mens geneigd is – zich de relatie tussen God en de gelovige voorstelt als die van een autoritaire eigenaar ten opzichte van zijn bezit, vergist zich. De oorspronkelijke catechismustekst luidt: ‘Dat ik met lichaam en ziel, beide in het leven en in sterven, niet mijn, maar mijns getrouwen Zaligmakers Jezus Christus eigen ben.’ Een schaap is niet alleen het bezit van de herder maar is ook eigen met de herder. Het ként de herder en wordt door hem gekend. Het herkent zijn stem! (Zie Johannes 10:14, 27.)

    Wanneer wij bevrijd zijn uit de tirannie van de boze, moeten wij leren om vertrouwd met Christus en Zijn Vader te worden. Wij zijn door de boze jarenlang uitgebuit. Onze nieuwe Eigenaar is totaal anders. Door vertrouwelijk met Hem om te gaan, worden we ‘eigen’ met Hem. In dát kader komt ook het gehoorzamen aan Hem en het dienen van Hem aan de orde. Je kunt God pas echt dienen als je eerst eigen, vertrouwd, met Hem bent geworden! In het leven met Hem kan het gebeuren dat Hij dingen vraagt die ons onbegrijpelijk voorkomen. Zonder rekenschap te geven van het ‘waarom’ vraagt Hij ons deze weg te gaan. We kunnen die weg gaan omdat we Hem kennen en weten dat alle dingen moeten meewerken ten goede (zie Rom. 8:28). Dat maakt dat onbegrijpelijk pad begaanbaar!

  • Gijzelaars die zijn losgekocht, lijden meestal levenslang onder afschuwelijke herinneringen – een posttraumatisch stresssyndroom in de vorm van nachtmerries, angsten et cetera. Zo is het ook op geestelijk gebied. Wie door Jezus Christus is vrijgekocht is werkelijk bevrijd (Joh. 8:36), maar heeft wel levenslang met de gevolgen van die gevangenschap te maken, in de vorm van twijfel en wantrouwen, ongeloof en achterdocht, liefdeloosheid en ontrouw, wegdwalen en de neiging tot ‘praktisch atheïsme’. Hier kan aandacht gegeven worden aan het gevecht tussen de oude en nieuwe mens (zie Rom. 7). Het is belangrijk te bedenken dat deze wonden bij uitstek toegangspoorten zijn voor de boze, die ons opnieuw aan God probeert te ontroven. Daarom mogen we ons niet passief bij deze wonden neerleggen, maar dienen we te strijden tegen de zonde die nog – tegen onze wil – in ons is overgebleven. Van cruciaal belang is echter de vraag hóe wij strijden. In Jesaja 53:5 verkondigt de profeet ten aanzien van Jezus: ‘door Zijn striemen is er voor ons genezing gekomen’. Jezus is niet alleen voor onze zonden, maar ook voor onze wonden gekomen! Hij is niet alleen onze Verlosser, maar ook de Arts aller zielen (LvdK 170:2). Kortom: Hij is een volkomen Heiland!

Pastoraal luistert het hier nauw. Daarom drie opmerkingen:

  • De volgorde is van cruciaal belang. Het zal erom gaan eerst onze wonden aan Christus te tonen en door Hem te laten verbinden, voordat we het gevecht aangaan met ons ongeloof, onze achterdocht enzovoort. Vechten in eigen kracht is doodvermoeiend en levert weinig op.

  • Wij mogen vechten in de geloofswetenschap dat Hij onze wonden genezen heeft. Dat stelt ons strijden in het kader van de overwinning, hoewel elke gelovige kan meepraten over nederlaagervaringen. Deze geloofswetenschap geeft ontspanning in de strijd en doet ons bij nederlagen niet wanhopig zijn.

  • De volkomen genezing moet nog komen (Jes. 33:24). Onze huidige genezing blijft gebroken. Het is heilzaam om dit te verwerken en geen zondeloosheid of perfectionisme te verwachten op deze aarde.

  • Christus is alles en in allen (Kol. 3:11). Vanuit die wetenschap mogen wij Hem samen met de Vader en de Geest eren en liefhebben. En vanuit deze liefde ook naar Hem luisteren en Hem gehoorzamen, dienen en navolgen!

Met het oog op de tieners

Het voorbeeld over het bootje kan ook voor de tieners gebruikt worden. Het ‘gekocht’ zijn door Jezus kan tieners ervan bewust maken dat ze het geluk echt aan Hem te danken hebben. De redenering over losgekochte gijzelaars kan ook voor tieners gebruikt worden, als bemoediging wanneer zij in de put zitten.

Het kan helpen om een verbinding met de doop te maken en te vertellen hoe de doop in de vroege kerk toeging, zodat tieners zich een voorstelling kunnen maken bij de identiteitsverwisseling die daarbij hoorde. Mensen werden in de nacht gedoopt, deden hun oude kleding uit, werden in een schemerdonkere ruimte ondergedompeld in een bad, stonden op en kregen een wit kleed aan. Vervolgens gingen ze tegen de ochtend de kerk in, om daar direct deel te nemen aan het avondmaal. In het sacrament vierden ze de gemeenschap en het eigendom van Christus zijn. Hier waren kinderen bij betrokken. Berichten hierover zijn te vinden in De apostolische traditie (rond 200), De Baptissimo van Tertullianus, en De Confessiones van Augustinus.

Wat betreft de moeilijkheid om het eigendom van iemand anders te zijn: het voorbeeld van een vis in het water kan hier iets duidelijkmaken. Een vis is het gelukkigst als hij in het water kan leven, maar hij is ook gebonden aan het water. Zo zijn wij ook verbonden aan Christus, als een vis aan het water. Absolute keuzevrijheid bestaat overigens niet; aan tieners kan de vraag voorgelegd worden: ‘Hoeveel keuzes neem je in absolute vrijheid?’

Met het oog op de kinderen

Voor kinderen is een en ander mogelijk te verduidelijken met de gehechtheid aan knuffels die er soms is. Voor die knuffels wordt goed gezorgd, ze worden geknuffeld en gaan overal mee naartoe. Op die manier zijn wij het eigendom van Christus. Iets oudere kinderen zal het voorbeeld van het bootje ook kunnen aanspreken.

Pastorale aanwijzingen

Twee knelpunten vanuit pastoraal oogpunt springen in het oog. Aan gehoorzaam zijn aan Christus gaat het ‘eigen en vertrouwd’ met Hem worden vooraf. Het dienen van de Here bloeit op vanuit het ‘bevindelijk’ met Hem omgaan en leven. Deze volgorde, die pastoraal van groot belang is, wordt nogal eens over het hoofd gezien. Wanneer dat gebeurt ligt legalisme op de loer en kan het dienen van de Here iets hards en geforceerds krijgen.

Een tweede knelpunt op pastoraal gebied is dat men onvoldoende verdisconteert dat men, door jarenlang gevangene van Gods tegenstander te zijn geweest, innerlijke wonden en kwetsuren heeft opgelopen in de vorm van wantrouwen en dergelijke. Christen-zijn staat primair onder het teken van het kruis en in het teken van het gevecht tussen Geest en vlees. Zonder de notie van ‘groeien in het geloof’ te veronachtzamen, is het goed om te benadrukken dat volkomen genezing van onze innerlijke wonden uitstaat tot de definitieve doorbraak van het Godsrijk op deze aarde.

Met het oog op de tieners

Gehoorzaam zijn aan Jezus is geen last, omdat het geworteld is in Zijn liefde voor ons. Dat is de basis van onze gehoorzaamheid.

De noties ‘eigendom zijn’ en ‘gehoorzaamheid’ kunnen verkeerde associaties oproepen bij tieners (evenals bij volwassenen en kinderen) die seksueel misbruikt zijn of op welke andere manier dan ook met (machts)misbruik en verstoorde kind-ouderrelaties te maken hebben. Bij God mogen we écht geborgen zijn.

Met het oog op de kinderen

Zeker ook voor kinderen die zich thuis en/of op school (denk aan pesten) niet altijd veilig voelen, kan het een enorme troost zijn dat ze mogen schuilen bij God en dat ze bij Hem veilig zijn.

Liturgische aanwijzingen

  • Psalmen in de oude berijming: 25:7; 103:2; 116; 119:88; 135:2; 147:2, 6.

  • Psalmen in de nieuwe berijming: 18:1; 22:4; 43; 51:4, 5; 149:3, 4, 5.

  • Liedboek voor de Kerken Gezang 88; 165:1; 170:2; 435; 440; 446; 485.

Helpende vormen

Er is een beroemd Engels gedicht, geschreven door de Amerikaanse dichteres Rose Hartwick Thorpe (1850-1939), dat heet: Curfew Must Not Ring Tonight, ‘De avondklok mag vanavond niet klinken’. In dat gedicht gaat het over Basil Underwood, een jonge militair in het Engelse leger in de zeventiende eeuw. Hij wordt verdacht van spionage, en een militaire rechtbank veroordeelt hem ter dood. Als de avondklok luidt, zal hij worden doodgeschoten. Maar zijn geliefde, Bessie, is er rotsvast van overtuigd dat hij onschuldig is. Ze weet dat later die avond Cromwell zelf zal komen, de hoogste leider van Engeland. Ze weet het zeker: ‘Als ik Cromwell maar kan spreken, dan zal hij mij geloven dat Basil onschuldig is! Maar ik móét uitstel krijgen, die klok mag nog niet luiden!’ Bessie rent naar de koster van de kerk. Die man is oud en stokdoof; al jaren luidt hij de klok, precies op tijd. Ze sméékt of hij de klok niet wil luiden, maar hij begrijpt niet wat ze bedoelt en hij loopt, net als altijd, naar de toren. Wat Bessie ook doet, de koster is niet tegen te houden.

Dan neemt ze een besluit. Ze klimt zelf de toren in, alle ladders op, tot ze bij de klok komt, ze pakt de klepel vast, en al gaat de klok heen en weer, al wordt ze meegesleurd, en al beuken haar handen tegen de rand van de klok, er komt géén geluid! ‘Curfew Must Not Ring Tonight’.

Die avond komt Cromwell. Bevend valt ze voor hem op de knieën. Haar handen zitten onder het bloed, half verbrijzeld door de slagen van de klepel tegen de klok. Cromwell is diep ontroerd. Zó veel liefde…! Meteen wordt Basil Underwood vrijgelaten. Meer dan ooit weet hij het: ‘Ik hoor bij haar! Niemand kan ons van elkaar scheiden!’

Basil Underwood zal nog vaak de handen van Bessie gestreeld en gekust hebben. Vervormde handen, lelijke handen – maar voor Basil de mooiste handen op aarde. Want het bloed dat uit die handen stroomde, betekende voor hem: leven! Zo zijn voor ons de handen van Jezus, met de littekens van het kruis, de mooiste handen die we ons kunnen indenken. Hij gaf Zichzelf voor ons, Hij kocht ons vrij met Zijn leven; daarom horen we voor altijd bij Hem, onlosmakelijk!

Dr. John Alexander Clarke was een arts die in dienst van de zending werkte in Congo, toen dat land een Belgische kolonie was. Op een dag ging hij op jacht in de jungle, samen met enkele andere personeelsleden van het ziekenhuis. Toen ze bij een open plek in het woud kwamen, zagen ze een leeuw, die precies op dat moment een Afrikaanse man aanviel en beet. Dr. Clarke aarzelde geen moment, greep zijn geweer, richtte en schoot de leeuw dood. Samen met zijn medejagers droeg hij de gewonde Afrikaan naar het ziekenhuis. De man moest meteen geopereerd worden. Na een paar weken van herstel kon hij weer terugkeren naar zijn dorp, aan de andere kant van de bergen.

Een poosje later zat dr. Clarke rustig op zijn veranda, toen hij opeens een heleboel kabaal hoorde: blatende schapen en geiten, gakkende ganzen en kwakende eenden, en ook de stemmen van mensen. Toen hij opkeek, zag hij een Afrikaanse man in een vorstelijk gewaad aan het hoofd van een lange stoet vee en gevogelte, jonge kinderen, mannen en vrouwen, die hun bezittingen op hun hoofd droegen. Nu herkende dr. Clarke de Afrikaan: hij was de man die door de leeuw was aangevallen! De man rende naar de arts toe en knielde neer aan zijn voeten. Hij zei: ‘Volgens de wetten van mijn stam is een man die door een ander gered is uit de muil van een wild dier, niet meer van zichzelf. Voortaan behoort hij zijn redder toe.’ Hij stond op en ging verder: ‘Alles wat ik heb is voortaan uw eigendom. Mijn eenden en kippen, mijn schapen en geiten, mijn slaven, mijn kinderen, mijn vrouwen en ik zelf, wij zijn allemaal van u. U bent bwana – u bent de heer – en ik ben uw slaaf.’ (Dit verhaal wordt aangehaald door Chua Wee Hian, in: Learning To Lead. Biblical Leadership Then And Now, Leicester, 1987, p. 17-18. Het leven van dr. Clarke is door Zelma Virgin beschreven in het boek African Footprints – A Sixty Year Safari. Het is te vinden in René van Loon, Gaan voor God, Zoetermeer, 2010.)

Met het oog op de tieners

Verhalen zoals die hierboven beschreven kunnen voor tieners ook behulpzaam zijn.

Met het oog op de kinderen

Idem voor kinderen, mogelijk in iets toegankelijker woorden verteld. Het geborgen zijn in God kan ook zichtbaar gemaakt worden op de manier die bij ‘Pastorale aanwijzingen’ is genoemd.

Literatuur

  • J.H. van de Bank e.a. (red.), Kennen en vertrouwen. Handreiking bij de prediking van de Heidelbergse Catechismus, Zoetermeer, 1993. (KV)

  • G. van den Brink en C. van der Kooi, Christelijke dogmatiek. Een inleiding, Zoetermeer 2012. (CD)

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken