Menu

Premium

16.1. Kruisverbinding

Zie ook

Heidelbergse Catechismus

Vraag 75: Hoe wordt u in het heilig avondmaal eraan herinnerd en ervan verzekerd, dat u aan het enige offer van Christus, aan het kruis volbracht, en aan al Zijn weldaden deel hebt?

Antwoord: Op deze wijze, dat Christus mij en alle gelovigen bevolen heeft tot Zijn gedachtenis van dit gebroken brood te eten en van deze drinkbeker te drinken. Daarbij heeft Hij beloofd, ten eerste dat Zijn lichaam even zeker voor mij aan het kruis geofferd en gebroken is en Zijn bloed voor mij vergoten, als ik met eigen ogen zie dat het brood des Heren voor mij gebroken en de beker mij gegeven wordt; en ten tweede, dat Hij Zelf mijn ziel met Zijn gekruisigd lichaam en vergoten bloed even zeker ten eeuwigen leven voedt en laaft, als ik het brood en de beker des Heren als zekere tekenen van het lichaam en bloed van Christus uit de hand van de bedienaar ontvang en met de mond nuttig.

Vraag 79: Waarom noemt Christus dan het brood Zijn lichaam en de beker Zijn bloed of het Nieuwe Testament in Zijn bloed, en spreekt Paulus van de gemeenschap met het lichaam en het bloed van Christus?

Antwoord: Christus zegt dat niet zonder goede reden, namelijk niet alleen om ons daardoor te leren dat, evenals brood en wijn dit tijdelijke leven in stand houden, zo ook Zijn gekruisigd lichaam en vergoten bloed de ware spijs en drank zijn waardoor onze zielen ten eeuwigen leven gevoed worden; maar vooral om ons door deze zichtbare tekenen en onderpanden de zekerheid te geven, dat wij door de werking van de Heilige Geest even zeker deel krijgen aan Zijn ware lichaam en bloed als wij deze heilige tekenen met de mond tot Zijn gedachtenis ontvangen en dat al Zijn lijden en gehoorzaamheid even zeker ons deel zijn alsof wij zelf in eigen persoon alles geleden en aan God voor onze zonden genoegdoening gegeven hadden.

Vraag 78 (terzijde): Worden brood en wijn dan werkelijk het lichaam en bloed van Christus?

Antwoord: Evenmin als het water bij de doop niet in het bloed van Christus veranderd wordt en de eigenlijke afwassing van de zonden is, maar er alleen een goddelijk teken en een bevestiging van is, zo wordt ook het brood in het avondmaal niet het lichaam zelf van Christus, hoewel het naar de aard en de eigenheid van de sacramenten het lichaam van Jezus Christus genoemd wordt.

Vraag 80 (terzijde): Welk onderscheid is er tussen het avondmaal des Heren en de paapse mis?

Antwoord: Het avondmaal des Heren verzekert ons dat wij volledige vergeving van al onze zonden hebben door het enige offer van Jezus Christus, dat Hij Zelf eenmaal aan het kruis volbracht heeft, en dat wij door de Heilige Geest worden ingelijfd in Christus, die nu naar Zijn menselijke natuur niet op de aarde, maar in de hemel is, aan de rechterhand van God, Zijn Vader, en daar door ons aanbeden wil worden. Maar in de mis wordt gesteld, dat de levenden en de doden alleen dán door het lijden van Christus vergeving van zonden hebben, als Christus nog dagelijks voor hen door de misdienaars geofferd wordt, en dat Christus lichamelijk onder de gestalte van brood en wijn aanwezig is en daarom ook daarin aanbeden moet worden. Daarom is de mis in wezen niet anders dan een verloochening van het enige offer en het lijden van Jezus Christus en een vervloekte afgoderij.

Relatie van het thema tot het hoofdthema

Wat in vraag en antwoord 65 en 66 gezegd is over de sacramenten in het algemeen, spitsen vraag en antwoord 75 toe op het avondmaal: wat betekent het avondmaal en wat bezegelt het? Het avondmaal betekent een heel zekere verbinding tussen de gelovige en dat wat ooit aan het kruis van Golgotha plaatsvond, met alle implicaties daarvan.

Vraag en antwoord 79 (met 78 en 80) gaan nader in op de aard van die verbinding. Deze moet niet materieel worden opgevat, alsof de substantie van brood en wijn zelf de verbinding veroorzaakt, maar geestelijk: de Heilige Geest legt de verbinding en bedient Zich daarbij van materiële tekenen.

Deze dienst, waarin met name de rijkdom van het kruis centraal moet staan, kan tevens gezien worden als inleiding op de drie volgende diensten (zie ook: 16.2. Samen bij Eén (en bijeen), 16.3. Wie zijn de gasten?, 16.4. Totdat Hij komt).

De leefwereld van de hoorder

Bijna 2000 jaar na de Hemelvaart ervaart de kerk zich nog steeds ‘ver van de here’ (2 Kor. 5:6); mogelijk zelfs nog meer dan in de tijd van Paulus. Gelovigen hebben behoefte aan tastbare tekenen van Christus’ tegenwoordigheid. Maar het is de vraag of iedereen beseft hoezeer de Here aan deze behoefte tegemoet kan en wil komen. Het avondmaal is namelijk bij uitstek met dit doel ingesteld. Nota bene met bevel: ‘Doe dit!’ (1 Kor. 11:24-25).

Binnen de kerk zijn er ook die twijfelen aan de echtheid van hun geloof. Dat zal avondmaalsschroom met zich meebrengen.

Met het oog op de tieners

In de gereformeerde traditie zal het gros van de tieners nog niet gerechtigd zijn avondmaal te vieren. (De problematiek hiervan komt in schets 16.3 aan de orde.) Daar komt bij dat zij opgroeien in een wereld die bol staat van flitsende en sprankelende bijeenkomsten – denk aan sport, muziek en film. Ook als zij zich daar verre van houden, is het lastig zich aan de invloed ervan te onttrekken. Hele werelden verschijnen met één klik op een miniem schermpje, dat voortdurend bij de hand is. Het avondmaal daarentegen is een uiterst eenvoudig, maar in hun ogen vaak ook langdradig ritueel. Wanneer jongeren naar de avondmaalsdienst komen, staat het gebeuren vaak ver van hen af. Sommigen mijden de avondmaalsdienst daarom. Toch kunnen ze ook nieuwsgierig zijn, of verlangen naar participatie. Ook voor tieners moet datgene wat daar en toen op Golgotha gebeurde, verbonden worden met het leven hier en nu. Het is de vraag of zij al iets van die noodzaak kennen en daarom behoefte hebben aan gebruik van het avondmaal. (Zie ook wat bij ‘Met het oog op de kinderen’ vermeld wordt.)

Met het oog op de kinderen

Voor kinderen is het avondmaal binnen onze traditie nog minder bereikbaar dan voor tieners. Kinderen zijn echter wel in hoge mate symboolgevoelig. Kan een kind al iets bevatten van de persoonlijke betekenis van het kruis? Dat zal voor een groot deel afhangen van opvoeding en schoolsituatie. Op ‘gewone’ christelijke scholen kan het gebeuren dat aan het kruisoffer van Jezus nauwelijks aandacht besteed wordt. Of, erger nog, dat het als een vrome vergissing van toen terzijde wordt geschoven. ‘We geloven niet meer in een God die bloed wil zien.’ Om dan in de kerk de bekende avondmaalswoorden te horen, kan ook voor een kind als twee ‘werelden’ worden ervaren.

Uitleg

Aan geen onderwerp uit de christelijke leer wordt in de catechismus meer aandacht besteed dan aan het avondmaal. Hieruit blijkt wel dat dit in de tweede helft van de zestiende eeuw een ‘hot item’ was. De eucharistie vormde eeuwenlang het hoogtepunt in elke Europese hoofdkerkdienst, het aanrakingspunt tussen hemel en aarde. Maar helaas liepen vanaf de Reformatie juist ook op dit zo centrale punt de meningen uiteen.

De reformatoren namen begin zestiende eeuw al afstand van de gangbaar geworden leer dat het brood echt verandert in het lichaam van Christus. Maar al spoedig bleek de reformatiebeweging ook intern verdeeld: de gedachte dat Christus Zelf werkelijk tegenwoordig is in brood en beker, bleek niet langer algemeen aanvaard. De dopers zagen het avondmaal vooral als een uitdrukking van geloof, een betoon van dankbaarheid voor de verlossing en het vieren van de onderlinge gemeenschap (Van ’t Spijker, Gereformeerden en Dopers, p. 57). Maar ook bij Zwingli speelde de gedachte van de werkelijke tegenwoordigheid van Christus nauwelijks nog een rol. Voor hem was het avondmaal vooral een vreugdevolle gedachtenisviering en een publieke dankzegging voor Christus met al Zijn gaven (Bij brood en beker, p. 154, 162). Treurige verwijdering ontstond ten slotte ook tussen de lutheranen en Calvijn (en de calvinisten). Voor Luther was de gedachte onopgeefbaar dat de ten hemel gevaren Christus op een of andere wijze toch ook echt lichamelijk in de tekenen aanwezig was: in, met en onder brood en wijn.

Deze controversen spelen op de achtergrond mee bij de tekst van Zondag 28-30 en verklaren deels de grote omvang van de tekst (datzelfde geldt ook voor de Nederlandse Geloofsbelijdenis). Daarnaast is de omvang te verklaren uit het feit dat het avondmaal bij het gros van de kerkmensen als hartsaangelegenheid werd beleefd. Dit hoefde overigens niet per se te betekenen dat elk kerklid diep doordrongen was van de waarde van de eucharistie, of dat elk lid geregeld participeerde. Niet voor niets spreekt de catechismus in antwoord 75 dan ook over een bevel van deelname voor alle gelovigen.

Samenvattend kan gezegd worden, dat in vraag en antwoord 75-81 vrijwel alles draait om de presentia realis van Christus door de Heilige Geest (aldus Calvijn!) en hoe deze is op te vatten.

Als vanzelfsprekend wordt het avondmaal dus behandeld in het deel van de verlossing. Het is vóór alles een genademiddel, instrument van de Heilige Geest. Dat betekent dat elementen als gemeenschap, dankzegging en eschatologie helaas geen aparte aandacht krijgen. (De gemeenschap komt ter sprake via antwoord 76; zie schets 16.1. Bij de ‘Homiletische aanwijzingen’ hieronder is wel een suggestie te vinden hoe in deze leerdienst de toekomst ter sprake gebracht kan worden.)

In dit verband mag nog opgemerkt worden dat het genademiddel van het avondmaal – in de lijn van antwoord 66 – in antwoord 75 wordt behandeld als teken en zegel. Met ‘teken’ corresponderen de woorden ‘even zeker (…) als ik met eigen ogen zie’, en met ‘zegel’ de woorden ‘even zeker (…) als ik uit de hand van de bedienaar ontvang en met de mond nuttig’. In vraag en antwoord 78 en 79 wordt dit begrippenpaar opnieuw gebruikt, wanneer de bijbelse spreekwijze van brood en wijn als lichaam en bloed wordt toegelicht.

Een andere belangrijke onderscheiding in antwoord 75 is dat het in het avondmaal gaat om wat Christus toen gedaan heeft, aan het kruis, én om wat Hij momenteel bezig is te doen, namelijk mij voeden en laven met Zichzelf. Dat is ook de zin van gedenken: gewaar worden hoe de Here wat Hij in het verleden gedaan heeft, uitwerkt in het heden. Dat daarin een belangrijke lijn van de pesachmaaltijd wordt doorgetrokken, komt in de catechismustekst niet tot uitdrukking, maar er is veel voor te zeggen daar wel aandacht aan te geven in de preek (zie onder ‘Homiletische aanwijzingen’).

Relevantie van het thema

De controverse met de Rooms-Katholieke Kerk inzake het avondmaal zal Nederlandse protestanten nog maar zelden raken. In 1982 verscheen het zogenaamde Lima-rapport Doop, Eucharistie en Ambt, een verklaring van de Commissie voor Geloof en Kerkorde van de Wereldraad van Kerken, dat het gesprek over onder andere avondmaal versus eucharistie weer op gang bracht. Nu we op weg zijn naar vijfhonderd jaar Reformatie, in 2017, zal het gesprek over de relatie Rome-Reformatie zeker weer worden gevoerd.

Veel hoorders zijn in meer algemene zin geïnteresseerd in de relatie tussen Rome en Reformatie. Vraag en antwoord 80 biedt dan de nodige aanleiding om duidelijk aan te geven wat ons bindt met, en nog steeds scheidt van Rome. De felheid van de bewoordingen moet dan uiteraard ook verklaard worden!

Waar vraag en antwoord 80 expliciet aan de orde komt, kan inhoudelijk het beste positief worden ingestoken bij de focus van de leer van de transsubstantiatie, dat wil zeggen datgene waar het in die leer ten diepste om begonnen was (dus niet wat Rome ervan maakte). Die focus is ook het hart van alle catechismuszondagen over het avondmaal: het wonder van de presentia realis. Het willen vasthouden aan deze waarheid heeft de tekst van de catechismus grotendeels bepaald, en maakt die nog steeds hoogst actueel. ‘Gedachtenis’ is immers vooral zich realiseren hoe de levende Here hier en nu handelt.

De leer van Christus’ werkelijke aanwezigheid kan enerzijds aansluiten bij een diep verlangen van veel hedendaagse christenen naar iets tastbaars, iets heel direct bij Christus vandaan. Het is essentieel om te proberen het grootse en unieke van deze zintuiglijk ervaarbare verbinding te verhelderen. Het ritueel dat naar Christus’ instelling plaatsvindt, is een directe verbinding met Hemzelf – de bedienaar van het avondmaal is feitelijk de enige tussenschakel. Anderzijds moet het verlangen naar een ‘aanraking’ met ‘iets uit Christus’ hand’ soms ook worden gewekt. Soms houdt men zoiets niet voor mogelijk, of heeft men er nooit aan gedacht. Er kan zelfs een beleving zijn van: ‘Het boeit mij eigenlijk niet; wat voegt avondmaal vieren toe aan mijn geloof?’

Daarnaast is er, niet minder dan in de zestiende eeuw, de invloed van de doperse beweging. In veel evangelische kerkgemeenschappen is het avondmaal vooral een gelegenheid waarbij het gelovig individu iets (van eigen geloof) laat zien, meer dan een gelegenheid waarbij de Here iets van Zichzelf toont. Wonderlijk genoeg raakt deze benadering aan wat ook binnen reformatorische kerken voorkomt: de (naderende) avondmaalsviering roept vooral de vraag op, of men wel voldoende in het geloof staat. Er wordt getobd over de vraag of men wel voldoende schuldbewust is, volkomen op Christus vertrouwt en echt bereid is tot goede werken. Onbedoeld wordt hierdoor de blik verlegd van de Gastheer die nodigt naar de gast die wordt genodigd. Wat correct is in deze benadering, is dat het avondmaal ook een element van oprechte overgave van de zijde van de gelovige in zich heeft. Christus’ unieke offer vraagt van de gelovige dat hij zijn eigen leven (al wat hij is en heeft) tot een levend dankoffer stelt. Antwoord 80, dat een onbijbelse offerleer afwijst, kan ook een aanknopingspunt bieden tot doordenking van de ware offerleer.

Met het oog op de tieners

In het merendeel van de kerken binnen de gereformeerde gezindte zullen tieners nog niet deelnemen aan het avondmaal. Een avondmaalsviering zullen zij doorgaans beleven als iets wat ver van hen vandaan staat. Dit kan twee effecten hebben: wat zich daar afspeelt laat tieners vrij onverschillig, of het wekt juist belangstelling.

Belangstelling moet worden gewekt en gevoed. Hoewel jongeren in een beeldcultuur opgroeien, brengt dat niet als vanzelf mee dat het zichtbare van het avondmaal hun sterk tot de verbeelding spreekt. Soms kan de viering als langdradig worden ervaren, bijvoorbeeld doordat er meerdere tafels opeenvolgen. In de tienerwereld gaat alles snel en flitsend. Met het oog op de tieners moet het spanningsveld tussen hun snelle wereld en het repeterende en tijd vragende van het avondmaalsritueel in de preek onderkend worden.

Het belangrijkst waarvan zij doordrongen moeten worden, is dat ze op weg zijn naar het avondmaal. De Here wil ook hun verlangen naar echtheid en vastheid vervullen door middel van het avondmaal. Probeer in deze dienst te verhelderen hoe het avondmaal ook tieners kan helpen bij hun twijfel of het heil ook wel voor hen is. Mogelijk kan deze formulering de relevantie voor hen onderstrepen: ‘De Here God kent ons goed. Hij weet dat wij niet alleen oren hebben, maar ook ogen en handen en een mond. En Hij weet ook hoe moeilijk jij als jongere het soms vindt om Zijn volkomen genade voor jezelf vast te houden. Daarom heeft Hij ook zichtbare, voelbare en zelfs eetbare “dingen” gegeven om ons bij het geloven te helpen.’

Met het oog op de kinderen

Voor kinderen staat het avondmaal nog verder van hen af. Toch is er vaak ook echte nieuwsgierigheid: wat gebeurt daar? Na uitleg van de betekenis van het avondmaal geven jonge kinderen soms te kennen dat ze óók mee willen doen. Deze zeer kostbare belangstelling moet niet worden ondergeschoven; in de preek moet erop worden ingespeeld. Zie onder ‘Aanwijzingen voor de leerdienst’.

Relevante bijbelgedeelten

In de eerste plaats zijn van belang de fundamentele bijbelgedeelten die de instelling van het avondmaal door Christus beschrijven of daaraan herinneren: Mattheüs 26:26-28 en par., 1 Korinthe 10:16 vv. en 1 Korinthe 11:23-25.

Als het gaat over de relatie van Christus’ unieke offer en de zelfovergave van de gelovige in het avondmaal, kan gedacht worden aan Hebreeën 10:4-12 in combinatie met Romeinen 12:1-8.

Daarnaast kan uit het gedeelte over de instelling van de pesachmaaltijd gelezen worden in Exodus 12. Deze maaltijd komt ook bij bijzondere markeringspunten in de geschiedenis van Israël ter sprake, en wel in Jozua 5:10 vv., 2 Kronieken 30, 2 Koningen 23:21-23 (2 Kronieken 35:1-19) en Ezra 6:19-22. Een relatie met deze maaltijd wordt ook gelegd in 1 Korinthe 5, waar gesproken wordt over het oude zuurdeeg dat weggedaan moet worden en het geslachte paaslam, Christus.

Aanwijzingen voor de leerdienst

Doelstelling

Na deze dienst heeft de hoorder de onschatbare en unieke waarde van het avondmaalsritueel opnieuw ontdekt, namelijk dat de Gekruisigde en Opgestane, die lichamelijk elders is, Zelf Zijn kinderen door middel van dit ritueel, krachtens Zijn Geest, wil doordringen van Zijn heilvolle tegenwoordigheid in de tijd tussen Hemelvaart en Wederkomst.

Homiletische aanwijzingen

De catechismus verschaft de prediker een niet te missen voorzet, door er in de vraagstelling van uit te gaan dat het avondmaal ons ergens bij bepaalt (oorspr. Duits: ‘Wie wirstu erinnert’, en Nederlands: ‘hoe werdt ghy vermaent’). Deze passieve vorm geeft duidelijk aan dat het avondmaal ‘van boven’ komt, en het woord ‘herinneren’ biedt alle gelegenheid om uit te leggen wat het bijbelse ‘gedenken’ inhoudt, waartoe Jezus ons oproept bij de instelling van het avondmaal (‘Doe dit tot Mijn gedachtenis’). Wanneer de preek met dit aspect inzet, kan hij tevens gezien worden als inleiding op de volgende drie preken over dit thema.

Begonnen kan worden met een passage uit de liturgie van de pesachmaaltijd: ‘In iedere generatie moet een mens zichzelf beschouwen alsof hijzelf persoonlijk uit Egypte is getrokken.’ Dat geeft aan dat Pesach niet alleen iets uit een ver verleden is, maar dat het degenen die vandaag aan de maaltijd deelnemen aangaat. Zíj hebben de verlossing uit Egypte meegemaakt. Gedenken is vóór alles: zich te binnen brengen wat God in Jezus door Zijn Geest hier en nu bezig is te doen. Het avondmaal is door Christus bedoeld om de gemeente Zijn voortdurende werkzaamheid voor ogen te stellen en te laten proeven. Het is belangrijk dat de hoorder gaat inzien dat het zwaartepunt van het avondmaal niet ligt in het zich herinneren van het verleden als zodanig, maar in het opheffen van de harten in de hemel (waartoe het sursum corda ook bij elke viering oproept). Anders gezegd: de schending van Christus’ lichaam en het vloeien van Zijn bloed aan het kruis daar en toen wordt de avondmaalsganger beslist onder ogen gebracht, maar wel met dit doel: dat hij zich realiseert wat de hemelse effecten van Jezus’ offer in het heden zijn.

Hier kan ook verwezen worden naar de pesachmaaltijd. De lijn van Pesach is door Jezus opgenomen bij de instelling van het avondmaal. Hij gaf brood en wijn een nieuwe duiding, namelijk als gedachtenis van Zijn zelfovergave, maar deed dit binnen het kader van de gedachtenis aan de uittocht uit Egypte. Met name kan zo worden uitgelegd dat ‘gedenken’ ook het karakter heeft van actualiseren. Iedere avondmaalsganger mag bedenken dat het geloof in de gekruisigde Christus ook het deelhebben aan de uittocht uit het rijk van de dood met zich meebrengt.

De prediker kan vervolgens aan de orde stellen hoe dat wat Christus eenmaal instelde, sindsdien alle eeuwen door, via ontelbaar veel handen, is voortgegaan tot op de dag van vandaag. In het avondmaalsritueel wordt zo alle tijdsafstand overbrugd. Het komt de deelnemers weliswaar via via, maar toch ook rechtstreeks toe uit de hand van Christus. Hijzelf is aanwezig als de grote Gastheer. Het bevel ‘Doe dit’ klonk met het oog op alle eeuwen die zouden volgen op Zijn Hemelvaart, in de verwachting dat Zijn kinderen in elke eeuw zouden ervaren dat Hij leeft, zorgt en regeert ‘totdat Hij komt’. Als avondmaalsvierende gemeente mogen we leven van wat Christus heeft volbracht, en zien we uit naar Zijn terugkomst in heerlijkheid.

Zo moet de prediker proberen de hoorder onder de indruk te brengen van de hemelse oorsprong en de ongehoorde, ontzagwekkend werkzame kracht van dit wonderlijke ritueel. Deze wereld kent miljoenen rituelen, vaak voor het oog veel indrukwekkender dan het avondmaal, maar toch is geen ervan vergelijkbaar met dit. Wat de catechismus ter sprake brengt, kan geweldig aanslaan in een tijd waarin men openstaat voor de waarde van rituelen en symbolen. Wie de essentie weet over te brengen, hoeft eigenlijk niet eens meer uit te weiden over het feit dat het teken ook een zegel is, dus een verzekering van een vaste waarheid. Immers, gedenken impliceert ook je ergens van verzekeren.

Er kan in de preek niet aan voorbijgegaan worden dat Christus tot deelname bevolen heeft. Zo kan er verband worden gelegd met de doop die om belijdenis vraagt; en die belijdenis krijgt uitdrukkelijk gestalte in het deelnemen aan het avondmaal. Christus Zelf achtte het nodig voor het geestelijk leven van Zijn kinderen. Hij wist dat de tussentijd ‘smart en zorgen’ voor hen met zich mee zou brengen.

Met het oog op de tieners

Hoe kunnen jongeren warm worden gemaakt voor een eenvoudig ritueel als het avondmaal? Hoe kan het hen gaan boeien? De prediker moet alles op alles zetten om de jongeren ervan te overtuigen dat deze voor het oog simpele middelen echt in directe lijn staan met de Jezus van de Bijbel. Dat Hij Zich werkelijk ook voor hen kenbaar wil maken in deze teken-handelingen, en heel specifiek in Zijn betekenis voor hen als de Gekruisigde. Laat jongeren weten dat Christus ook hen nodigt, wanneer Hij zegt: ‘Doe dit.’ Dat zij dat mogen horen als een aansporing om te komen tot het doen van belijdenis. Pas in het daadwerkelijk meevieren kan beleefd worden hoe hemels deze gave is.

Met het oog op de kinderen

Op kinderlijk niveau kan worden uitgelegd dat Jezus Zelf wilde dat we samen aan tafel gaan met brood en wijn: om iedereen eraan te herinneren dat Hij aan het kruis gestorven is voor onze zonden, maar ook dat Hij is opgestaan uit de dood en aan die tafel wil laten merken dat Hij leeft.

Pastorale aanwijzingen

Het gegeven dat avondmaal vieren een opdracht is, kan als moeilijk ervaren worden. Hoe moet het, als je van jezelf vindt dat je er nog niet aan toe bent? En dan tegelijkertijd de klem van de opdracht te beseffen? De predikant moet voorzichtig en met wijsheid op dit spanningsveld ingaan.

Soms is er onzekerheid over wat men denkt aan de tafel te moeten ervaren. Of de verwachtingen van wat men dacht te gaan ervaren, komen niet uit.

Leden die vrij onverschillig staan tegenover het belang van de avondmaalsviering, moeten geprikkeld en aangespoord worden.

Met het oog op de tieners

De predikant moet laten merken er oog voor te hebben dat jongeren de avondmaalsvieringen soms ervaren als langdradig (zeker in geval van meerdere tafels), erg plechtstatig of zelfs somber. Sommigen mijden zulke diensten om die reden. Het misstaat niet zulke gevoelens te onderkennen en wellicht zelfs te zoeken naar een meer aansprekende vormgeving van de viering.

Hoewel hier in schets 16.3 expliciet op wordt ingegaan, kan het heel pastoraal zijn om ook in deze dienst uw verlegenheid te verwoorden naar tieners die het avondmaal willen vieren, maar daar nog niet voor uitgenodigd worden zolang zij geen belijdenis gedaan hebben.

Wat betreft de jongste avondmaalsgangers: het kan nodig zijn de spanning ter sprake te brengen tussen enerzijds hooggestemde verwachtingen met het oog op de eerste vieringen, en anderzijds wat men er daadwerkelijk heeft beleefd (zie ook de algemene ‘Pastorale aanwijzingen’).

Ook is het goed oog te hebben voor jongeren bij wie het kruis van de Here Jezus (nog) geen enkele emotie oproept, laat staan het avondmaal.

Met het oog op de kinderen

Laat de kinderen merken dat Jezus ook hen graag aan Zijn tafel zou zien. Zij moeten beslist niet achterblijven met de indruk dat een avondmaalszondag hun helemaal niet zou aangaan. Vertel hun dat de gemeente uitkijkt naar de feestelijke zondag waarop zij belijdenis doen wanneer ze ouder zijn, om daarna ook helemaal mee te doen bij de viering van het avondmaal.

Liturgische aanwijzingen

Het Liedboek voor de Kerken biedt een heel scala aan psalmen en gezangen die passen bij een avondmaalsviering. De meeste gezangen zijn echter niet goed bruikbaar in een leerdienst als deze, omdat ze uitgaan van een daadwerkelijke viering. Wel zou te denken zijn aan coupletten van Gezang 358 of 360. Van de psalmen zijn er meer in te zetten, omdat de relatie tot het avondmaal meer indirect is. Toepasselijk zijn (coupletten van) Psalm 16, 23, 63, 65, 111, 132.

Helpende vormen

Sommige kerken hebben een duidelijk zichtbaar kruissymbool in de kerkzaal. Dit symbool kan bij een preek over dit thema goed dienstdoen in combinatie met bijvoorbeeld de beker van het avondmaalsgerei, als de twee bij elkaar in de buurt gebracht worden. Zo kan heel aanschouwelijk gemaakt worden dat die beker van nu op zijn nauwst samenhangt met dat kruis van toen. Iets van de ‘gelijktijdigheid’ kan zo wellicht aanschouwelijk gemaakt worden. In kerken waar geen kruis voorhanden is, kan een kruissymbool (met bruikbare afmeting) worden meegenomen of vertoond op het scherm.

Een passend avondmaalsgedicht is het gedicht Gij zijt het van Jo Kalmijn-Spierenburg (te vinden in: Jezus navolgen in gedichten).

Met het oog op de tieners

De suggestie om een en ander aanschouwelijk te maken met behulp van kruis en avondmaalsbeker, is ook goed bruikbaar voor de tieners. Er kan ook aansluiting gezocht worden bij de apparatuur waar onze jongeren mee rondlopen. Zij maken graag filmpjes van allerlei situaties waar zijzelf bij betrokken zijn. Later worden deze filmpjes weer bekeken. Zo kan iets worden herbeleefd van het oorspronkelijke gebeuren. ‘Iets’: het is een weergave, een symbool, maar het vertegenwoordigt een realiteit. Toch moeten we voorzichtig zijn met zulke voorbeelden, want de essentie van het avondmaal kan er toch maar moeilijk mee worden gevat: dat de reële, levende Here in het hier en nu gebruikmaakt van het symbool dat verwijst naar toen.

Met het oog op de kinderen

Kinderen zullen zich graag laten uitnodigen om tijdens de preek naar voren te komen, naar de avondmaalstafel waarop het avondmaalsgerei te zien is. Met de materialen bij de hand kan heel direct aanschouwelijk worden gemaakt hoe bijzonder brood en beker zijn. De kunst is dan wel om door goed gekozen bewoordingen geen spanning op te roepen (‘Kijk eens hoe mooi… maar wel afblijven!’), maar alleen belangstelling te wekken. Omdat in deze leerdienst (waarschijnlijk) door niemand het avondmaal gevierd wordt, kan het met die ‘spanning’ trouwens heel erg meevallen. U zou een reepje brood op de schaal kunnen leggen en – terwijl u het in stukjes breekt – uitleggen dat zo ook de Here Jezus ‘verbroken’ is door voor ons Zijn leven te geven aan het kruis.

Literatuur

  • J.H. van de Bank e.a. (red.), Kennen en vertrouwen. Handreiking bij de prediking van de Heidelbergse Catechismus. Zoetermeer, 1993, p. 250-259.

  • G. van den Brink en C. van der Kooi, Christelijke dogmatiek. Een inleiding. Zoetermeer, 2012, p. 549-552.

  • J. van Genderen en W.H. Velema, Beknopte gereformeerde dogmatiek. Kampen, 1992, p. 724-732.

  • H. de Jong, Jezus navolgen in gedichten. Gedichten over thema’s uit De navolging van Christus van Thomas a Kempis. Kampen, 2009.

  • W. van ’t Spijker, Gereformeerden en Dopers. Gesprek onderweg. Kampen, 1986.

  • W. van ’t Spijker e.a., Bij brood en beker. Leer en gebruik van het Heilig Avondmaal in het Nieuwe Testament en in de geschiedenis van de westerse kerk. Goudriaan, 1980

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken