Menu

Premium

16.3. Wie zijn de gasten?

Zie ook

Heidelbergse Catechismus

Vraag 81: Voor wie is het avondmaal des Heren ingesteld?

Antwoord: Voor hen die vanwege hun zonden zichzelf mishagen en nochtans vertrouwen, dat deze hun om Christus’ wil vergeven zijn, en dat ook hun blijvende zwakheid door Zijn lijden en sterven bedekt is, en die ook verlangen hun geloof meer en meer te versterken en hun leven te beteren. Maar de huichelaars en zij die zich niet oprecht tot God bekeren, eten en drinken zichzelf een oordeel.

Vraag 82: Behoort men ook hen tot dit avondmaal toe te laten, die zich in hun belijdenis en leven als ongelovigen en goddelozen betonen?

Antwoord: Nee, want dan wordt het verbond van God ontheiligd en Zijn toorn over de hele gemeente opgewekt. Daarom is de christelijke kerk, overeenkomstig het bevel van Christus en Zijn apostelen, verplicht zulke mensen door de sleutels van het hemelrijk uit te sluiten totdat zij tonen hun leven te beteren.

Vraag 83: Wat zijn de sleutels van het hemelrijk?

Antwoord: De verkondiging van het heilig Evangelie en de christelijke tucht of uitsluiting uit de gemeente, waardoor het hemelrijk voor de gelovigen geopend en voor de ongelovigen gesloten wordt.

Vraag 84: Hoe wordt het hemelrijk door de verkondiging van het heilig Evangelie ontsloten en gesloten?

Antwoord: Aldus. Volgens het bevel van Christus wordt aan de gelovigen, gezamenlijk en afzonderlijk, verkondigd en openlijk betuigd dat al hun zonden hun door God, omwille van Christus’ verdiensten, waarlijk vergeven zijn, zo dikwijls als zij de belofte van het Evangelie met een oprecht geloof aannemen. Daarentegen wordt aan alle ongelovigen en aan hen die zich niet van harte bekeren betuigd dat de toorn van God en de eeuwige veroordeling op hen liggen, zolang zij zich niet bekeren. Naar dit getuigenis van het Evangelie zal God oordelen, zowel in dit als in het toekomstige leven.

Vraag 85: Hoe wordt het hemelrijk gesloten en ontsloten door de christelijke tucht?

Antwoord: Aldus. Volgens het bevel van Christus worden zij die onder de christennaam onchristelijk leren of leven, wanneer zij na herhaalde broederlijke vermaning hun dwalingen of ergerlijke levenswandel niet willen opgeven, bij de gemeente of bij hen die door de gemeente daartoe aangesteld zijn, bekendgemaakt. Indien zij zich aan de vermaning niet storen, worden zij door hen, met het ontzeggen van de sacramenten, van de christelijke gemeente en door God Zelf van het rijk van Christus uitgesloten. Zij worden opnieuw als lidmaten van Christus en Zijn gemeente aangenomen, wanneer zij waarachtige beterschap beloven en betonen.

Relatie van het thema tot het hoofdthema

Met dit deel van de catechismus komen nu de deelnemers aan het avondmaal in beeld. De aandacht voor de Gastheer verlegt zich naar de gasten. Wie komen wel en wie komen niet in aanmerking voor het gebruik van de tekenen van brood en wijn? De levenswandel blijkt een doorslaggevend criterium. In dit verband komt de tucht ter sprake. Bedoeld om te ‘trekken’, erbij te houden. Echter ook met de bedoeling te weren wie het heilige sacrament ontwijden. Aan de kerk op aarde zijn de sleutels van het hemelrijk in handen gegeven. Daarmee verbreedt de viering van het avondmaal zich over prediking, pastoraat en ethiek. Zo wordt in de catechismus de overgang gemaakt naar het deel van de dankbaarheid.

De leefwereld van de hoorder

Bij menig kerkganger zal dit gedeelte van de catechismus niet direct een gevoel van vreugde oproepen. Het troostboek bevat blijkbaar ook de nodige vermaning. Dat stuit intuïtief op verzet. We worden niet graag op ons nummer gezet. Tegelijk wordt in de samenleving het aanscherpen van regels steeds meer gevoeld als een noodzakelijke correctie op een permissieve cultuur die te ver is doorgeschoten in tolerantie.

Voor volwassenen zal het wel uitmaken uit welk kerkelijk klimaat ze zijn voortgekomen. Sommigen dragen de last mee van het zich ‘een oordeel eten en drinken’. Intussen voelt iedereen aan dat dingen die in de weg zitten, ‘opgeruimd’ moeten worden. Spanningen en crisissituaties in relaties, op het werk en in de gemeente, kunnen een gezegende avondmaalsviering in de weg staan.

Met het oog op de tieners

Voor tieners kan er afstand ontstaan door een lange periode van uitsluiting van de avondmaalsviering. ‘Gaat dit over mij?’ Onderwerpen als tucht en sleutelmacht kunnen voor hen abstract blijven, tenzij ze worden gerelateerd aan toepassingen in het dagelijks leven.

Met het oog op de kinderen

Voor kinderen kan de viering van het avondmaal een besef oproepen van een mysterie en van Gods heiligheid. Zeker waar in drie diensten het avondmaal centraal staat en zij die bijwonen. Uiteraard komt dan ook de vraag op waarom het avondmaal alleen iets is voor ‘grote mensen’.

Uitleg

Vraag 81 begint met het toegaan, terwijl in vraag 82 over het toelaten tot het avondmaal wordt gesproken. Eerst dus de zelftucht. Voor wie is het avondmaal ingesteld? Het antwoord is niet: voor wie belijdenis deed. De praktijk zoals wij die kennen (met een jaarlijkse hoogtijdienst) is van veel later tijd. We horen hier Calvijn – kort en krachtig: het avondmaal is voor wie een afkeer heeft van zichzelf en tegelijk op Christus vertrouwt. Zonde en genade worden nauw met elkaar verbonden, waarbij Christus centraal staat. Ook voor wat nog rest aan (steeds terugkerende) zwakheid. We horen hier Romeinen 7 in terug. Een begrip als ‘afkeer van onszelf’ heeft overigens in de gereformeerde traditie hier en daar wel schade aangericht en geleid tot een eenzijdig negatief zelfbeeld.

De avondmaalsganger dient zelf zijn oprechtheid te toetsen. Aan deze thematiek is uitvoerig aandacht besteed in de preken van de Nadere Reformatie (zie o.a. Petrus Immens, De godvruchtige avondmaalsganger, Houten, 2014). Dit kan leiden tot zo veel introspectie dat deze een doel op zich wordt.

Het is belangrijk hier en bij de volgende vraag de goede uitleg te geven over de waarschuwing van Paulus aan de gemeente van Korinthe, waar men zonder op elkaar te wachten een oordeel over de gemeente afriep. Ook in het klassieke avondmaalformulier blijft dit onderbelicht, waardoor onbedoeld in latere tijd de zelfveroordeling en het mishagen over zichzelf dreigden te overheersen.

Vraag 82 vraagt wie mogen worden toegelaten. Wie zich openlijk misdraagt, moet worden geweerd. Openlijk ongeloof en wangedrag kunnen niet getolereerd worden. Hier worden lijnen doorgetrokken naar gebeurtenissen in de geschiedenis van het volk Israël, waarbij de misdraging van enkelen of van groepen een banvloek veroorzaakten over het hele volk.

Op de achtergrond klinkt de vraag uit de gelijkenis: Welk kleed dragen de bruiloftsgasten? Is dat in overeenstemming met de stijl en de wens van de Gastheer? Dit is een van de weinige keren in de HC dat het begrip ‘verbond’ genoemd wordt. Dat het juist hier gebruikt wordt, heeft alles te maken met het heilig avondmaal als maaltijd van het nieuwe verbond. Uiteraard bepaalt de Gastheer daarvoor de passende ‘tafelmanieren’.

In vraag en antwoord 83 wordt duidelijk dat de sleutelmacht niet primair bij het ambt ligt, maar bij het Evangelie. Het is niet de kerk die naar eigen inzicht oordeelt. Het Evangelie van kruis en opstanding is beslissend voor ons eeuwig heil. Als tweede sleutel wordt de christelijke ban genoemd, althans in de oudere uitgaven. Het is jammer dat door Datheen voor dit woord gekozen is als vertaling van het oorspronkelijk Duitse woord Bußzucht. De ban is de uiteindelijke excommunicatie, terwijl het dienend karakter van het sleutelgebruik bedoeld wordt. Meerdere uitleggers vragen zich af of het eigenlijk wel om twee sleutels gaat. Verdraagt de prediking van het Evangelie een aanvullende sleutel? Het meervoud sleutels zou vooral betrekking hebben op de tweezijdige werking van ontsluiten en toesluiten.

In vraag en antwoord 84 lijkt alles te staan onder het laatste oordeel. God zal uiteindelijk oordelen. Toch worden de dingen niet verschoven naar wat komen zal. Er is nu al sprake van vrijspraak en veroordeling. Wie niet gelooft, is al veroordeeld. Daarmee vallen de beslissingen naar voren.

Dat er voor de gelovigen sprake is van een ‘zo dikwijls als’, duidt op een geloof dat telkens de toevlucht neemt tot Christus. Dat voor de ongelovigen sprake is van een ‘zolang zij’ (zich niet bekeren), duidt op het geduld van God en het effect van de verkondiging: hier gaan deuren open of blijven ze dicht.

Vraag en antwoord 85 gaat helemaal over de rol van de tucht. We komen hiermee bijna op het terrein van de kerkorde. Van een rigide ‘procedure’ is allerminst sprake. De procesgang getuigt van evangelische zorgvuldigheid. Als pastoraal optreden zonder resultaat blijft, komt de gemeente in beeld. Ook zij moet vermanen, geheel in lijn met de nieuwtestamentische gegevens over de onderlinge vermaning. Calvijn heeft uitgebreid over de tucht geschreven, vooral in Institutie IV.12, waar hij ingaat op de betekenis van Mattheüs 18:18.

Goedbeschouwd gaat dit deel van de catechismus over de eschatologische werking van de prediking, als opening en toesluiting van het Koninkrijk der hemelen.

Relevantie van het thema

Op de achtergrond van de vragen en antwoorden 81 tot en met 85 staat een impliciete polemiek met Rome. De twee sleutels in het pauselijk wapen gaven wellicht aanleiding om op dit aantal door te gaan. In ieder geval is naar protestantse opvatting de sleutelmacht niet in handen van de ene opvolger van Petrus, maar van de kerk van Christus (antw. 82).

De Reformatie heeft met zijn visie op de prediking en de tucht een wissel omgezet. In de plaats van een hiërarchische structuur werd het opzicht zo veel mogelijk van onderop ingevuld (zie o.a. Gerben Heitink, Golfslag van de tijd, p. 103-108 en 114-120). Functioneert het echt? Opzienbarende tuchtzaken zijn er na de Tweede Wereldoorlog nauwelijks meer geweest. Op plaatselijk niveau lijkt nu als enige vraag te spelen: mogen samenwonende stellen en/of homostellen aan het avondmaal deelnemen? Aan andere vragen die zich op het terrein van de levensheiliging voordoen (seksuele moraal, geldbesteding, rijkdom/armoede/bezit/verspilling, eerbied voor de schepping) wordt doorgaans weinig aandacht besteed. Alleen wanneer er spanningen in de gemeente zijn, voelt men aan dat dit invloed heeft op de viering van het avondmaal. Het in het uiterste geval niet laten doorgaan van een avondmaalsviering is een signaal van ernstig verstoorde verhoudingen.

Wie zullen tot het avondmaal toegaan en toegelaten worden? Het is opmerkelijk dat er in het dagelijks leven volop aandacht is voor zelfreflectie en het nadenken over identiteit. In opleiding en werk is dit aan de orde van de dag. Ook als men op zoek is naar zelfbevestiging, gaat dat niet zonder een kritisch tegenover. In de kerk mogen we ons deze vragen dan ook gerust met enige regelmaat stellen. Wie ben ik en wat geloof ik? Met de stem van Christus als het kritisch tegenover. Daar en voor Hem vallen de beslissingen.

Met het oog op de tieners

De interesse van tieners voor de thematiek van vraag en antwoord 81 tot en met 85 kan worden gewekt door met hen na te denken over schorsingen en diskwalificaties die in de sport veelvuldig worden opgelegd. Met dat verschil dat je bij berouw altijd en meteen bij God mag terugkomen.

Met het oog op de kinderen

Voor kinderen ligt het lastiger. Zij doen niet actief mee aan de viering van het avondmaal. Hoe kunnen zij er meer bij betrokken raken? In ieder geval door hen al vroeg een verlangen bij te brengen om deel te nemen aan de viering van het offer dat door Jezus is volbracht.

Excurs

In de joodse traditie horen kinderen principieel bij de paasmaaltijd. Ons Paaslam is geslacht! In die traditie staat het avondmaal. De vraag of kinderen aan het avondmaal mogen worden toegelaten kan hier niet in enkele zinnen worden behandeld. Het zou wel goed zijn in de kerk(en) een gesprek op gang te brengen over een andere vorm en een eerder moment van belijdenis doen of toelating tot het avondmaal. Daarbij kunnen de volgende overwegingen een rol spelen.

In bepaalde leeftijdsfasen zijn tieners er extra vatbaar voor om kerk en geloof los te laten: de zogeheten overgangsmomenten van twaalf, zestien en achttien jaar. Beter dan daarover te klagen is om als christelijke gemeente tieners en jongeren juist rond die overgangsmomenten een toewijdingsmoment aan te reiken. Rond de twaalf jaar zou dat de inwijding in de geloofscatechese kunnen zijn. Staande rond de doopvont krijgen de jonge tieners Gods zegen mee op hun weg naar een persoonlijke keuze om Jezus te volgen.

Rond de leeftijden van zestien en achttien jaar zou een vorm van gefaseerd belijden veel kunnen betekenen. Tieners van vijftien of zestien jaar kan de ruimte geboden worden om op een eenvoudige geloofsvraag ‘ja’ te antwoorden in het midden van de gemeente, waarna ze uitgenodigd worden om met de gemeente het avondmaal te vieren. Als íemand dit versterkende middel nodig heeft, dan is het wel een tiener van zestien, die elke dag op school moet volharden te midden van agressief ongeloof. In een vervolgcatechese kan met deze jongeren gewerkt worden aan de verdieping van hun geloof en een bredere invulling van hun lidmaatschap van de kerk.

Relevante bijbelgedeelten

  • Naast de in de tekst van de catechismus genoemde tekstverwijzingen kan als een variant op het binden en ontbinden uit Mattheüs 16:19 verwezen worden naar Johannes 20:19-23.

  • Voor de gelijkenis van de bruiloftsgasten en het bijpassende feestkleed, zie Mattheüs 22:1-14.

  • Rond de tucht is te denken aan Romeinen 15:14, Kolossenzen 3:16, 1 Thessalonicenzen 4:18, 2 Thessalonicenzen 3:13-15 en Titus 3:10 vv.

  • Over het ‘een oordeel eten en drinken’ gaat het in 1 Korinthe 11:17-34.

  • Over de sleutels van het Koninkrijk der hemelen gaat het in Mattheüs 16:13-20. Zie ook Jesaja 22:22 en de Messiaanse interpretatie van Openbaring 3:7.

Aanwijzingen voor de leerdienst

Doelstelling

Na de preek weten de hoorders wie welkom zijn aan het avondmaal en wie niet. Tevens heeft de gemeente geleerd dat als iemand een ernstige fout heeft begaan, zij geroepen is hem of haar te helpen om terug te keren van deze dwaalweg.

Homiletische aanwijzingen

De vragen en antwoorden lenen zich goed voor een dienst van voorbereiding op de viering van het avondmaal, als opmaat naar de viering van de (komende) verlossing – want daar gaat het tenslotte over in dit deel van de catechismus.

Ook in een leerdienst gaat het om de uitleg van de Schrift. Als centrale lezing kan Mattheüs 16:13-20 gekozen worden en eventueel Openbaring 3:7-13, de brief aan Filadelfia. Hiermee wordt onmiddellijk duidelijk dat het in (de viering van) de christelijke gemeente draait om Jezus Christus. De preek zal gaan over de sleutels van het Koninkrijk der hemelen en de maaltijd die daarbij hoort. Wie mogen daar bij aanzitten?

Met het beeld van de sleutels kan men veel kanten op. De preek kan er op een van de volgende manieren mee worden begonnen:

  • Een herkenbare situatie: wie zijn sleutels kwijt is en voor een gesloten deur staat, moet iets verzinnen of een beroep doen op een ander om binnen te komen.

  • Jong en oud weet dat je een key en wachtwoord nodig hebt om in een computerprogramma te komen.

  • Waar komen al die verhalen over Petrus bij de hemelpoort vandaan? Zal het er dán, aan de hemelpoort, op aankomen of je binnen mag gaan, of al vóórdat het zover is?

  • Het bekende, diepzinnige (kinder)vers: ‘Witte zwanen, zwarte zwanen, wie wil mee naar engelland varen? Engelland is gesloten. De sleutel is gebroken. Is er dan geen timmerman, die de sleutel maken? Ga door maar, ga door maar! Van achteren naar voren.’

Vanuit deze inleiding komen we tot de kernvraag van de leerdienst: Wie mogen komen? Voor wie gaan de deuren open of blijven ze dicht? Wie mogen aan de tafel zitten waar Jezus ons nodigt? Dat zijn de mensen die de uitnodiging horen en deze gelovig aanvaarden. ‘Kom! Je bent welkom!’ Alsof Jezus ook aan ons vraagt: ‘Wie ben Ik volgens jullie?’ De Gastheer kijkt ons aan: ‘Wie ben Ik voor jou? Je Redder, je Verlosser? Het offer voor je zonden?’

Dat stelt ons ook voor de vraag: Wie ben ik? Als ik eerlijk naar mijzelf kijk, moet ik maar al te vaak concluderen dat ik de fout in ga! Waarom zit er nog zo veel in mij dat niet goed is in Gods ogen? Ik ellendig mens… (Rom. 7). Dat we onszelf mishagen!

Is dat niet te negatief? Nee, het is een eerlijke vraag. Zoals het later tot drie keer toe aan Petrus gesteld wordt: ‘Houd je nog van Mij?’ In zijn antwoord zet hij onmiddellijk de stap naar het vertrouwen op Christus: ‘Here, U weet alle dingen’ (Joh. 21:15-19).

Naar wie kijk je nu het meest? Naar jezelf of naar Jezus? Hij is de sleutel waarmee de deur open gaat of dicht blijft.

Zijn er ook mensen niet welkom aan het avondmaal? Mensen die verkeerde dingen doen? Maar wie doet dat niet? Dan zou niemand kunnen komen. Toch zijn er grenzen. Moeten we elkaar daar niet af en toe op aanspreken? Hoe zijn onze manieren? In onze omgang met geld, genot, tijd, bezit en relaties? We vinden het terecht dat er zoiets is als medische tucht, handhaving van sportreglementen, verscherpt toezicht in het verkeer en op de financiële sector. Zodra het echter om onszelf gaat, voelt menigeen zich ongemakkelijk. Hoe zal Jezus over ons oordelen?

Hier komt het punt waar sommigen wellicht zeggen: ‘Zie je wel, als je niet oppast, eet en drink je jezelf een oordeel…’ Dat kan inderdaad, als je consequent een verkeerde weg bewandelt. Toch zijn al die kritische vragen niet bedoeld om ons van het avondmaal weg te houden, maar om onszelf te onderzoeken, ons leven te beteren en de toevlucht te nemen tot Jezus.

Laat er kort iets gezegd worden over het ‘een oordeel eten en drinken’. Daarbij draait het dan heel herkenbaar om de vraag, hoe we ons in de christelijke gemeente tot elkaar verhouden. Daarom kijken we ook naar elkaar om, en spreken we elkaar erop aan als we menen dat iemand een verkeerde kant op gaat. Niet om elkaar af te stoten, maar om elkaar erbij te trekken, en te voorkomen dat het verbond met God en elkaar beschadigd wordt. Dan gaat het er niet om dat we allemaal hetzelfde denken, maar of we onze concentratie vinden in Christus. Er is slechts één criterium: er is geen ander Evangelie (Gal. 1:8).

Gaan we ook mensen wegsturen? Of schorsen? Dat kan alleen als iemand zich echt misdraagt. In geval van (seksueel) misbruik hoort de kerk geen halve maatregelen te nemen. Maar we zijn ook voorzichtig, en gaan altijd de weg van de evangelische zorgvuldigheid.

Aan de sleutelbos hangt één grote sleutel. Hij heeft de vorm van het kruis. Daarmee gaat alles open of dicht. En er is geen groter vreugde dan dat mensen zich bekeren en weer opgenomen worden in de avondmaalvierende gemeente (zie hiervoor de klassieke formulieren).

Met het oog op de tieners

Zie bij ‘Helpende vormen’: kom in de preek terug op de vraag die ze van tevoren hebben gekregen en kondig die voor de preek nog een keer aan. Het is goed om ook voor tieners te benadrukken dat voorbereiding niet zozeer bedoeld is om je af te vragen of je wel ‘mag’, maar dat je je voorbereidt om aan te gaan. Het is net als je voorbereiding voor een feestje. Je staat dan nog even voor de spiegel: ‘Zit mijn haar goed? Is de kleding helemaal op orde?’ Als er iets niet op orde is, verander je nog gauw de laatste dingen, maar je piekert er niet over het feest te missen.

Met het oog op de kinderen

Kinderen mogen weten dat ook voor hen de deuren van Gods Rijk openstaan. Waar vinden ze de sleutel om naar binnen te gaan? Ze zijn ‘sleutelkinderen’, aan wie al vroeg in hun leven de sleutel van het verbond en van de belofte is meegegeven.

De vergelijking met een gewone maaltijd kan het concreter maken voor jonge kinderen. ‘Je hoort erbij wanneer het eten wordt opgediend. Als je boos of onwillig op je kamer blijft, komen je ouders je halen en troosten ze je. Ze missen je als je er niet bij bent.’

Pastorale aanwijzingen

Afhankelijk van de plaatselijke context zal de vraag wie aan het avondmaal mogen deelnemen, zwaarder of lichter wegen. In alle gevallen draait het om de geloofsrelatie met Jezus Christus. Het ‘Ik voor u, daar gij anders…’ blijft toch telkens de toets voor een verwonderd geloof, hoe wankel ook.

Met het oog op de tieners

Wat zal hen het meeste raken? Dat Jezus zegt: ‘Ik ben er ook voor jou! Ik weet waar je mee zit. Ik geef Mij ook aan jou.’ Hij is de sleutel en het wachtwoord om het Koninkrijk van God binnen te gaan.

Met het oog op de kinderen

‘Mag ik meedoen?’ Dat is een gevoelige vraag voor kinderen. Het is belangrijk dat ze voelen dat ze niet worden afgewezen, maar ook bij de Goede Herder horen.

Liturgische aanwijzingen

  • Psalm 78, 105, 147.

  • Liedboek voor de Kerken: Gezang 39, 125, 128, 136, 203, 229, 336 (kinderen!), 346, 388, 453.

  • Liedboek (2013): lied 466 over de sleutel Davids (komt overeen met LvdK Gez. 128).

Helpende vormen

Een hand-out of beamerprojectie met een weergave van de tekst van de catechismus in een goed leesbare opmaak (met meerdere alinea’s om hoofd- en bijzinnen te onderscheiden) maakt de tekst toegankelijker. Ook kan gekozen worden voor een beknopte weergave met trefwoorden.

Op een beamer of werkblad kunnen illustraties worden gebruikt, die laten zien wat de functie is van sleutels en grendels, deuren en poorten. In de Oudheid waren sleutels soms zo zwaar, dat ze op de schouder gedragen moesten worden. Een afbeelding van het pauselijk wapen met de twee sleutels brengt ons meteen terug naar de tijd van de Reformatie.

Met het oog op de tieners

Daag de tieners van tevoren uit om te reageren op een stelling als ‘Net als in de sport moeten er in de kerk meer regels komen’, of ‘In de kerk geldt maar één regel, die van de liefde – de rest doet er niet toe’. Beloof hier in de preek op terug te komen.

Daarnaast zou het goed zijn om met hen (bijvoorbeeld via een app van het jeugdwerk) een chat aan te gaan over wat ze vinden van avondmaal vieren en wat ze er zelf mee zouden willen.

Met het oog op de kinderen

Voor kinderen is het interessant om iets over sleutels te zeggen. Een grote sleutelbos kan als attribuut dienen. Geef kinderen een werkblad rond het thema ‘sleutels’, met luisteropdrachten en met vragen om thuis over door te praten. Geef op dit blad ook een weergave van de tekst van de catechismus in hun eigen taal.

Een ander idee is een gezins-leeropdracht in de stijl van de New City Catechism van Tim Keller.

Literatuur

  • J.H. van de Bank e.a. (red.), Kennen en vertrouwen. Handreiking bij de prediking van de Heidelbergse Catechismus. Zoetermeer, 1993, p. 260-266.

  • G. van den Brink en C. van der Kooi, Christelijke dogmatiek. Een inleiding. Zoetermeer, 2012, p. 551, 563, 564 (tucht, biecht, nota ecclesiae).

  • Gerben Heitink, Golfslag van de tijd. Utrecht, 2011, p. 103-108, 114-120.

  • C.J. den Heyer en P. Schelling, Symbolen in de bijbel. Zoetermeer, 2000, p. 413-415 (s.v. Sleutel).

  • L. van Hartingsveld, De sleutels van het koninkrijk der hemelen. Kampen, 1982.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken