17.5. Bidden: Hem aanroepen voor wat je nodig hebt
Zie ook
Heidelbergse Catechismus
Vraag 125: Wat is de vierde bede?
Antwoord: Geef ons heden ons dagelijks brood. Dat wil zeggen: wil in alle behoeften van ons lichaam voorzien, opdat wij daardoor erkennen, dat Gij de enige bron van alle goeds zijt en dat noch onze zorg en moeite noch Uw gaven ons ten goede komen zonder Uw zegen, en dat wij daarom ons vertrouwen van alle schepselen afwenden en op U alleen stellen.
Relatie van het thema tot het hoofdthema
Ook in deze bede komt het pelgrimerend karakter van het Onze Vader naar voren. Wanneer wordt gevraagd om het ‘dagelijks’ brood, dan worden wij bepaald bij het feit dat wij van dag tot dag mogen leven, als oefening in de afhankelijkheid van Gods Vaderlijke goedheid. Dit gebed wil ons behoeden voor een angstvallig zorgen voor ons leven.
De leefwereld van de hoorder
De televisie biedt in dezen misschien wel het beste venster op onze leefwereld. Via reclame en allerlei programma’s wordt dagelijks uiting gegeven aan het feit dat in onze samenleving de zorg voor en om ons lichaam een centrale waarde is. En vooral ook: hoe dat wordt ingevuld – hoe wij er zo goed mogelijk uit (blijven) zien (huidverzorgende middelen, make-up), hoe wij ons optimaal kunnen ontspannen (wellness, sauna, vakantie), hoe wij energiek en fit blijven (sport, gezond voedsel), hoe wij genieten van het voedsel (kookprogramma’s), hoe belangrijk we gezondheid vinden (programma’s over ziekenhuis en gezondheid, afvallen).
Hiervoor is een aantal oorzaken aan te wijzen. Door de enorme mechanisatie van de landbouw hebben wij een stevige greep gekregen op de voedselproductie. Wij hebben veel meer dan vroeger de tijd om te ontspannen (minder zware lichamelijke arbeid, kortere werkweken). Wij hebben veel meer dan vroeger de kennis en middelen om voor ons lichaam te zorgen.
Dit werkt door in de levensopvatting van mensen. Mensen leven met de gedachte dat het alleen draait om het leven hier en nu, en dat zij bijgevolg zo veel mogelijk eruit moeten halen. Jong zijn is daarom het ideaal. Ouder worden moet zo veel mogelijk vertraagd of verlicht worden. Wie dit alles op zich laat inwerken, moet tot de slotsom komen dat hoewel mensen bevrijd lijken van het gevecht om het bestaan, zij gebukt gaan onder een nieuw ‘moeten’: genieten. In toenemende mate worden wij ook met de keerzijde van dit alles geconfronteerd. Om een aantal zaken te noemen:
-
De negatieve effecten van onze levensstijl (overgewicht op steeds jongere leeftijd; zie ook bepaalde tv-programma’s die hierop inspringen).
-
Een beschadigd vertrouwen in ons voedsel, dat door allerlei misstanden ernstig is aangetast (‘Je kunt je voedsel niet meer vertrouwen’; zie allerlei consumentenprogramma’s).
-
De hoeveelheid stress die mensen ondervinden. Dit komt bijvoorbeeld door de velerlei rollen die mensen hebben te combineren, de eisen die op het werk worden gesteld, en de voortdurende stroom prikkels die uitgaan van de moderne media (fysiotherapeuten constateren een toename van psychosociale oorzaken van lichamelijke klachten).
-
De economische crisis, die heeft laten zien hoe kwetsbaar onze levenstandaard is.
-
Mede daardoor: een groeiende bezorgdheid om een goede oude dag (pensioen, hulp en de betaalbaarheid daarvan wanneer ziekte en/of ouderdomsgebreken ons steeds zwaarder gaan vallen en ons afhankelijk maken).
-
De dood die wordt gezien als een onontkoombaar feit, dat angstvallig vooruit wordt geschoven.
-
En, last but not least, een knagend besef dat zo velen in de wereld in grote armoede leven.
Al met al: zo vrij van zorg en angst is dus ook het moderne leven niet! Wij moeten zo veel mogelijk uit dit leven halen. Maar om dat te bereiken moeten wij steeds meer presteren en zijn wij uiterst alert op alles wat dat ideaal in de weg kan staan.
Het is goed om zicht te krijgen op de achtergrond, ontwikkeling en context van de gemeente. Deze bepalen in belangrijke mate de levensinstelling van de gemeenteleden. Er is verschil tussen een traditionele plattelandsgemeente en een kerk in verstedelijkte context. Waar mensen in de ene generaties lang volgens een bepaald levenspatroon leven, laat de andere een veel meer geïndividualiseerde levensstijl zien. Gemeentelijke statistieken bieden inzichtelijke informatie. Plaatselijke geschiedschrijving geeft zicht op de vorming van de plaatselijke cultuur. Of zie bijvoorbeeld het Motivaction-rapport ‘Analyse Mentality-milieus: zingevingsprofielen en relatie tot de PKN’ (te vinden op internet). Het vraagt inzicht in de plaatselijke cultuur om te begrijpen welke werking het moderne leven heeft en hoe de gemeente zich daartoe verhoudt.
Met het oog op de tieners
Tieners ondergaan een ontluikend besef van hun lichaam en hoe dat bepalend is voor hun identiteit. Er is toenemende aandacht voor en bezorgdheid om hun uiterlijk; vaak ook onzekerheid of hun lichaam wel goed/mooi/sterk genoeg is. Daarnaast leeft bij hen (nog) het idee dat alles als vanzelf voor hen beschikbaar is: voedsel (vooral lekker eten en drinken), uitgaan, ontspanning enzovoort. Terwijl zij ook beseffen dat dit voor heel veel mensen in de wereld, soms ook dichtbij, niet geldt. Dat zij voor al deze ‘gewone’ dingen van het leven ook bij God mogen ‘aankloppen’, is voor tieners niet altijd vanzelfsprekend meer. Bovendien kunnen onverhoorde gebeden veel twijfel oproepen. Zie hierover ook schets 17.10.
Met het oog op de kinderen
Kinderen zijn wat dat betreft nog vrij naïef en onbekommerd – vader en moeder zorgen natuurlijk voor hun natje en droogje. En aan de Here God mag je gewoon alles vragen…
Uitleg
1. Dit is de eerste bede die, in tegenstelling tot de voorgaande beden, niet gericht is op de zaak van God en Zijn Koninkrijk, maar op ons menselijk bestaan – zoals ook de vijfde en zesde bede. In deze bede vragen wij om de dingen die wij nodig hebben voor ons levensonderhoud, in de vijfde bede dat wij leren leven uit Gods vergeving, en in de zesde bede dat wij staande blijven te midden van de verzoeking. Deze samenhang kan ook anders worden geformuleerd: de vierde bede gaat om het leven zelf; de vijfde bede om een leven dat is bevrijd van ons zondige verleden; de zesde bede vraagt om bewaring van ons leven met het oog op Gods toekomst.
2. De betekenis van de bede laat zich volgens de HC in eerste instantie kort samenvatten: wij vragen God of Hij in alle behoeften van ons lichaam voorziet. Een paar opmerkingen hierbij.
Centraal staan dus onze lichamelijke behoeften (en niet onze geestelijke behoeften, zoals in antwoord 118 wordt onderscheiden; dat zijn de behoeften die betrekking hebben op onze persoonlijke relatie tot God). Onze lichamelijke behoeften omvatten ook ons psychisch leven; het lichamelijke en psychische zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden en op elkaar betrokken.
Hoewel in de bede wordt gevraagd om brood, is het verband met onze lichamelijke behoeften duidelijk. Het voedsel dient ter onderhouding van het lichaam, het leven. Vandaar dat het antwoord de bede betrekt op alle behoeften van het lichaam. Zie ook in die strekking de catechismus van zowel Luther als Calvijn (Luthers Grote en Kleine Catechismus, de uitleg van het Onze Vader; Calvijn, de Catechismus van Genève, v/a 275-279).
Het leven én het lichaam doen er dan ook helemaal toe! Dat lijkt in onze tijd niet onderstreept te hoeven worden (zie ‘Leefwereld’), maar het is goed om de bijbelse waardering van het lichaam naar voren te brengen. Want hoewel ook in christelijke kring steeds meer waardering is ontstaan voor het lichamelijke, knaagt onderhuids nog weleens een dualistisch denken dat het lichamelijke van minder waarde zou zijn dan het geestelijke, dat het uiteindelijk om het laatste draait.
Een tegenstelling tussen lichaam en ziel (zoals bijvoorbeeld bij Plato) leert de Bijbel niet, en al helemaal niet een onderwaardering van het lichaam. De schepping van de mens leert dat de mens een bezield lichaam is. Het is te veel gezegd dat de mens zijn lichaam is (identiteit), maar het zit er niet ver vandaan. Het onderscheid tussen ziel, geest en lichaam is overigens niet onbijbels. Het laat zien dat wij ons lichaam geestelijk hebben ‘toe te eigenen’, dat we moeten leren dat en hoe ons lichaam onlosmakelijk onderdeel is van onze identiteit.
Hoe? De HC spreekt van ‘behoeften’, dat wil zeggen datgene waaraan het lichaam behoefte heeft. Dat lijkt wat ruimer gesteld dan het ‘nottruft’ in de oorspronkelijke Duitse tekst en zeker het ‘necessaria’ in de Latijnse vertaling. Het gaat niet om de scheidslijn tussen het minimale en het overbodige, maar om wat het lichaam nodig heeft, of waaraan het behoefte heeft – en dat is bijvoorbeeld ook ontspanning. Nodig is niet minimaal! Zie hierover ook onderstaande opmerkingen bij Mattheüs 6. Terecht legt de HC de vinger bij het feit dat wij in deze bede uiteindelijk onze erkentelijkheid uitspreken dat God de ‘bron van alle goed’ is.
3. Daarmee bepaalt het antwoord ons bij het karakter van het gebed: als de beoefening van ‘het kinderlijk ontzag voor en vertrouwen op God’ (antw. 120). Het boort daarmee een diepere laag aan. De vraag naar het onderhoud van ons leven is verankerd in het geloofsvertrouwen dat God onze Schepper is. Het is precies daar waar het in deze bede uiteindelijk om te doen is: als inoefening daarvan. Dat is dan ook de zin van ons bidden en danken rond de maaltijd: het is een belijdenis van ons kinderlijk Godsvertrouwen.
4. ‘Zegen’ staat tegenover ‘vervloeking’. Vanwege de zondeval is de aarde vervloekt en wordt het voedsel met moeite gewonnen. Het is niet meer vanzelfsprekend – ook vandaag niet! – dat de aarde het voedsel geeft. In de zegen ervaren wij Gods genadige voorzienigheid.
5. Wanneer in het antwoord wordt uitgesproken ‘dat wij daarom ons vertrouwen van alle schepselen afwenden en op U alleen stellen’, dan moet dat niet worden opgevat alsof de schepping tegenover de Schepper wordt uitgespeeld. Schepping is leven in die afhankelijkheid van God. Wanneer de schepping als een in zichzelf rustend organisme wordt gezien, dan is dat een contradictio in terminis. Omgekeerd, in Zijn betrokkenheid op de schepping tóónt God Zich de Schepper.
Een belangrijk bijbelgedeelte dat licht werpt op deze bede is Mattheüs 6:25-34. De boodschap van dat gedeelte is niet ‘niet zorgen’ of ‘niet bezorgd zijn’, maar het wil duidelijk maken wáár wij onze zorg aan moeten besteden. Dat is aan ons leven én dus ook ons lichaam. ‘Niet ten aanzien van het leven en het lichaam zelf, maar met betrekking tot de onderhouding daarvan door voedsel en kleding, moet men onbezorgd zijn’ (Ridderbos, De komst van het Koninkrijk, p. 238). Deze dingen stellen het bestaan niet veilig. Onze zekerheid ligt in het Koninkrijk van God, dat in Jezus tot ons is gekomen – de verlossing van ons hele bestaan. Dat is onze eerste zorg. Vandaar dat in de eerste beden de vraag naar het Koninkrijk voorop wordt geplaatst. Maar in dat licht is ook de vraag naar de onderhouding van ons leven legitiem – zoals in de vierde bede. Want het is dít concrete leven dat door God is gegeven, gered en uiteindelijk volledig zal worden vernieuwd. Zó mogen wij ons in deze bede toevertrouwen aan de Vaderlijk zorg van God. Ja, dat wordt ons in deze bede bevolen.
Het is goed om voor ogen te houden dat in het antwoord van de HC vooral de nadruk ligt op Gods voorzienigheid; dat de Schepper Zijn schepping onderhoudt. Mattheüs 6 plaatst Gods voorzienigheid in het licht van het Koninkrijk − Gods verlossend handelen in Christus. Dat gezichtspunt wordt door de HC in de uitleg van de tweede bede onderstreept (De komst van het Koninkrijk, p. 235-240).
De onderlinge samenhang is dan als volgt: de broodvraag is ingebed in Gods Vaderlijke zorg, waaraan wij ons mogen toevertrouwen; dit laatste krijgt zijn eschatologische toespitsing in het Koninkrijk van God, dat in Jezus tot ons is gekomen, waarin ons hele bestaan vernieuwend is gezekerd.
Deze bede roept ook onmiddellijk de herinnering wakker aan het dagelijkse manna, het voedsel dat het volk op zijn reis naar het Beloofde Land van God kreeg – ook als oefening in het vertrouwen op God. Daarmee wordt het karakter van deze bede als reisgebed onderstreept. Zoals Israël op weg was naar het Beloofde Land en daarin door God werd onderhouden, zo is ook de kerk onderweg naar het Koninkrijk en mag ook zij zich verlaten op de dagelijkse zorg van haar God.
Door de kerkvaders is dan ook de link gelegd met het brood dat tijdens de eucharistie werd gebruikt, het brood als Lichaam van Christus. Hierbij valt te denken aan Johannes 6. Dat is geen oneigenlijke vergeestelijking; juist in de menswording van Gods Zoon vallen álle dingen op hun plaats. Het doortrekken van deze lijn naar het heilig avondmaal is dan ook helemaal op zijn plaats (Ratzinger, Jezus van Nazareth, p. 153-158). Zo komt het christologisch karakter van de bede helemaal tot zijn recht.
Relevantie van het thema
De Heidelbergse Catechismus stelt dat wij het leven dat wij als goede gave van God hebben ontvangen, voluit mogen leven. Daarom moeten wij ons niet op een oneigenlijke en verkrampte manier afzetten tegen de genotcultuur waarin wij leven: het leven moet onderhouden en mag genoten worden. Tegelijk wil de bede ons tegenover de druk van onze cultuur brengen tot het bevrijdende van een leven in afhankelijkheid van onze Schepper. Want deze Zondag stelt ons het Evangelie van deze bede voor ogen. Tegenover de prestatiedruk staat het bevrijdende van Gods zegen, waar wij al biddend op mogen vertrouwen. Tegenover de consumptiedruk staat de dankbaarheid waarin wij van die zegen mogen genieten.
Met het oog op de tieners
De catechismus wil zeker ook tieners houvast geven in hun vaak onzekere ontdekkingstocht, door hun zicht te geven op Gods Vaderlijke zorg. Het is goed naar hen toe het positieve van hun leven en hun lichaam te benadrukken, en te onderstrepen dat zij juist in hun zoektocht daarop gericht mogen zijn. Door deze bede van het Onze Vader mogen zij beseffen dat ook de ‘gewone’ dingen van het leven voor de Here God belangrijk zijn.
Met het oog op de kinderen
Kinderen mogen zich in hun ‘natuurlijk’ vertrouwen gesterkt weten. Zoals zij erop vertrouwen dat vader en moeder voor hen zullen zorgen, zo mogen zij erop vertrouwen dat hun hemelse Vader voor hen zorgen zal. Het is goed dat kinderen van jongs af aan beseffen dat ook hun lichaam voor God belangrijk is.
Relevante bijbelgedeelten
-
Exodus 16: over het manna in de woestijn.
-
Deuteronomium 8: over de zorg van God tijdens de woestijnreis en het belang om van Hem afhankelijk te blijven.
-
Mattheüs 6:25-34: over niet bezorgd zijn en het zoeken van het Koninkrijk.
Aanwijzingen voor de leerdienst
Doelstelling
De gemeente heeft na afloop van de dienst geleerd dat deze bede allereerst de eenvoudige vraag is om ons levensonderhoud door God. De (diepere) betekenis daarvan is dat deze vraag ons wil brengen tot de erkentelijkheid van Gods Vaderlijke goedheid, die tot een hoogtepunt is gekomen in Zijn verlossend en vernieuwend handelen in Jezus Christus. Ook heeft de gemeente geleerd dat deze bede een kompas geeft voor het leven: tegenover de prestatiedruk staat het bevrijdende van Gods zegen, en tegenover de consumptiedruk de dankbaarheid waarmee wij van die zegen mogen genieten.
Homiletische aanwijzingen
U zou kunnen beginnen met de vraag: is dit gebed een overbodig gebed? Onze koelkast zit vol, de supermarkt verkoopt een duizelingwekkende hoeveelheid producten, en de moderne landbouw lijkt garant te staan voor een enorme voedselproductie. Met die vraag sluit u aan bij de leefwereld van de gemeenteleden én de vraag die deze bede bijna als vanzelf oproept.
Dit stelt de voorganger in de gelegenheid om duidelijk de vraag aan de orde te stellen: wat vragen wij eigenlijk met dit gebed? Wat zegt de catechismus? De catechismus stelt inderdaad dat deze bede een vraag is of God in ons levensonderhoud wil voorzien. Dus heel concreet: bidden om brood, bidden om alles wat we nodig hebben om het leven te leven. Want God is de bron van alle goeds. Daarmee legt de HC de vinger bij het karakter van het gebed, namelijk een inoefening van de persoonlijke vertrouwensrelatie met God. God is betrokken op Zijn schepping en wij, schepselen, mogen ons aan die Vaderlijke zorg toevertrouwen – en zo onze concrete levensbehoeften bij Hem neerleggen.
Na deze uitleg kan de vraag van het begin van de preek terugkomen: wat betekent dat in onze situatie? Mattheüs 6 werpt hier prachtig licht op: de beelden die Jezus aan de schepping ontleent (de vogels en de bloemen) laten uitkomen dat God niet alleen al dat moois in de schepping aan ons heeft gegeven, maar ook dat Hij als een Vader daarvoor zorg draagt. Buit dat uit! De gemeente moet zich hierdoor van jong tot oud aangesproken weten. Wij mogen het leven voluit leven en daarvan genieten.
Daarom moeten wij ons niet op een oneigenlijke en verkrampte manier afzetten tegen de genotcultuur waarin wij leven. Het is goed op dit punt iets te schetsen van deze cultuur, zoals aangegeven onder ‘Leefwereld’. Tegelijk is het goed om te wijzen op de paradox van onze cultuur: hoewel er ogenschijnlijk op allerlei manieren van het leven wordt genoten, gaat daaronder een zware druk schuil. De onbevangen en onbezorgde levensstijl van heel veel mensen is vaak een mooie, maar dunne en kwetsbare buitenkant. Genieten is vaak een moeten geworden; om een levensstandaard te willen behalen of behouden, moet er flink gepresteerd worden. Daarnaast zijn er ook velen die buiten de boot lijken te vallen: jongeren die onzeker zijn, ouderen die niet meer jong zijn, mensen die door de economische crisis voor forse problemen geplaatst zijn.
In dat licht kan de nadruk worden gelegd op het bevrijdende van deze bede: dat God om Zijn zegen gebeden wil worden. Wij mogen het leven leven en ervan genieten, we moeten het onderhouden − ja, maar in de troostende wetenschap dat wij dit alles uiteindelijk in afhankelijkheid van onze Schepper mogen doen.
Daarin ligt de kern van de oproep om eerst het Koninkrijk van God te zoeken. Ons bestaan is gezekerd in Jezus Christus. Hij die ons bestaan heeft aangenomen, heeft dat verlost in Zijn sterven aan het kruis. In Hem ontvangen wij het ware leven. In Hem kunnen wij het leven leven in ons zorgen en genieten.
In dit licht kunnen (samenvattend) een aantal concrete lijnen worden getrokken:
– Het gaat dus niet aan om een scheidslijn te trekken tussen noodzakelijk en luxe, nuttig en overbodig (de bloemen zijn met heerlijkheid bekleed), maar om de vraag waarin ons bestaan is gezekerd: in God Zelf, in Zijn Koninkrijk. Vandaar de oproep om allereerst te zoeken naar het Koninkrijk van God.
– Daarom hoeft ook niet alles te worden veroordeeld wat onze wereld te bieden heeft. Ons lichaam heeft ook ontspanning nodig. Wij mogen genieten van lekker eten en drinken (denk aan de feestmaaltijden die Jezus met de zondaren had); wij mogen ons goed en verzorgd kleden (denk aan de kostbare mantel die Jezus zelf droeg). Wij moeten niet krampachtig zoeken ons leven te zekeren in al deze dingen, maar we moeten ook vermijden dat we van de weeromstuit ons op krampachtige manier afschermen van onze wereld. Hier kan ook een mooie lijn worden getrokken naar de tieners. Nodig hen uit hun zoektocht in afhankelijkheid van God te verrichten. Dat geldt ook voor de kinderen. In de zorg van hun ouders mogen zij de zorg van hun Schepper Zelf zien.
– Waar het om gaat, is dat het leven wordt beleefd als gave van God en teken van Zijn Koninkrijk. Daarin past dankbaarheid, maar ook een zekere matigheid: niet alles hoeft wat kan, want wij zijn er niet van afhankelijk. Bovendien: heb daarin ook oog voor elkaar – voor degenen die in onze eigen omgeving het moeilijk hebben vanwege de crisis, en voor degenen ver weg.
– Dit alles komt samen in het brood van het avondmaal. In dat ene stukje brood mogen wij met ons hele bestaan delen in het reddende en vernieuwende leven van Jezus Christus.
Met het oog op de tieners
Laat aan tieners zien hoe deze bede hun verlangens bevestigt en wil sturen. Veel van wat hierboven beschreven staat, zal ook tieners aanspreken wanneer u voor hen toegankelijke taal gebruikt.
Met het oog op de kinderen
Versterk kinderen in hun natuurlijk vertrouwen dat zij op God hebben, ook door voorbeelden uit hun leefwereld te gebruiken. Hij geeft elke dag eten – en Hij zorgt er ook nog voor dat het ons lekker smaakt. Hij geeft kleding – en dat mag móóie kleding zijn. Hij zorgt voor de vogeltjes – en ze fluiten ook nog zo mooi! Dat gunt God ons allemaal!
Pastorale aanwijzingen
Hoewel wij ons ogenschijnlijk geen zorgen hoeven te maken om ons dagelijks brood, kennen veel mensen wel degelijk een zorgelijk leven ten gevolge van werkloosheid, prestatie- of consumptiedruk. Benoem deze zaken zo concreet mogelijk – dat het reële zorgen zijn, en wat dat met mensen doet – om zo de mensen nabij te komen. Laat in dat licht de troost van deze bede uitkomen.
Met het oog op de tieners
Tieners kunnen zich over allerlei zaken bezorgd maken, bijvoorbeeld over hun identiteit. Benoem ook dit concreet; benoem wat dat allemaal met tieners kan doen. Houd hun zo het bevrijdende van Gods zorg voor ogen. ‘Wie je ook bent en hoe je er ook uitziet, God zorgt voor je. Juist ook als je het moeilijk hebt, is Hij bij je. Je mag genieten van alles wat Hij geeft.’
Heb ook aandacht voor tieners wie het aan veel ontbreekt. Geef daar stem aan en benoem ook uw verlegenheid met de grote verschillen die er zelfs in ons land zijn (en nog meer als we verder kijken).
Met het oog op de kinderen
Versterk kinderen in hun kinderlijke Godsvertrouwen. Dit moet niet naïef worden geduid; ook zij hebben hun angsten en onzekerheden. Benoem deze ook op een manier die zij kunnen begrijpen. ‘Misschien is het bij jullie thuis lang niet altijd gezellig, omdat er zorgen zijn (ziekte, vader of moeder zonder werk). En het is ook heel begrijpelijk als je ertegen opziet als de Cito-toets eraan komt, of als je een spreekbeurt moet houden. Wat is het dan mooi als je ook dáárvoor mag bidden – dat God je wil helpen en dat Hij bij je zal zijn.
Liturgische aanwijzingen
Psalm 104 is een loflied op Gods Schepping en Zijn voortdurende betrokkenheid daarop. In Psalm 146 wordt Gods omzien concreet getekend. Verder Psalm 147:5 en 6 (OB), 3 en 4 (NB).
Het LB kent een keur aan liederen waarin het Godsvertrouwen in allerlei toonaard wordt uitgezongen: zoals Gezang 49, 380, 381, 390, 427, 429, 465, 479.
NB. Deze schets is ook te gebruiken op Biddag voor gewas en arbeid.
Helpende vormen
Een eenvoudig maar aansprekend voorwerp is een mooie bloem (of een goed zichtbare afbeelding daarvan) – dit in aansluiting op Mattheüs 6. De pracht van de bloem weerspiegelt Gods gave en zorg. Dit zal iedereen (ouderen, jongeren, kinderen) aanspreken.
Met het oog op de tieners
U kunt uw tieners bemoedigen en stimuleren om te bidden voor anderen en voor zichzelf. Via Facebook of e-mail kunt u onderstaande vraag op tijd aan een aantal tieners van uw gemeente voorleggen, met de toezegging dat u in deze dienst (anoniem) op hun antwoorden zult ingaan.
Als de Here Jezus ons leert bidden voor ons dagelijks brood, betekent dit dat wij mogen bidden voor alles waar we Gods hulp bij nodig hebben. Hieronder staat een lijst van mogelijke gebedspunten. Streep in de lijst aan welk gebedspunt jij nog nooit gekozen hebt. Als er gebedspunten zijn die jij wel regelmatig kiest, maar die ontbreken in deze lijst, vul die dan in op de stippeltjes.
Gebedspunten:
-
Vragen of God de leiding wil nemen op alle gebieden van je leven.
-
Bidden om Gods zegen bij de voedselhulp aan arme landen.
-
Bidden om de kracht die je nodig hebt om te strijden tegen bepaalde zonden.
-
Bidden of God je wil helpen bij het maken van een proefwerk.
-
Een lijstje maken van vijf mensen die je goed kent, bij elke persoon een gebed bedenken dat je voor hem of haar zou kunnen bidden, en dat vervolgens ook doen.
-
Bidden dat God een grotere invloed zal hebben op jouw school, en of Hij jou daarvoor gebruiken wil.
-
Bidden of God je wil helpen om met elkaar als gezin van een uitkering te leven (als dat jouw situatie is).
-
Bidden of God je wil troosten als je verdriet hebt of je ongelukkig voelt.
-
Bidden om een betere relatie met je ouders (als dat nodig is).
-
Bidden om geestelijke groei voor jezelf en voor anderen.
-
Bidden voor de leiders die je kent: leraren, mensen van de kerkenraad, voorgangers in de kerk, ouders, mentoren, clubleiding, mensen van de gemeenteraad, enzovoort.
-
Bidden of God jouw gemeente wil laten groeien.
-
Bidden om genezing van een familielid, vriend of vriendin.
-
Bidden voor christenen die vervolgd worden.
-
……………
Met het oog op de kinderen
U kunt een bekend kinderlied citeren, laten horen of laten zingen dat gaat over de zorg van God, bijvoorbeeld: ‘De Heer is mijn Herder’ (naar Psalm 23, versie van Marcel Zimmer), ‘Hoger dan de blauwe luchten’, ‘Ik zag een kuikentje’. Op YouTube zijn deze liederen te beluisteren. Misschien kunt u aan een kind vragen waarom dit zo’n mooi lied is.
Literatuur
-
Joseph Ratzinger Benedictus XVI, Jezus van Nazareth. Deel I: Van de doop in de Jordaan tot de Gedaanteverandering. Tielt, 2007.
-
Herman Ridderbos, De komst van het Koninkrijk. Jezus’ prediking volgens de synoptische evangeliën. Kampen, 3e druk 1985.