Menu

Premium

5.4. Extra hulp bij ongeloof

Zie ook

Heidelbergse Catechismus

Vraag 66: Wat zijn sacramenten?

Antwoord: Sacramenten zijn heilige, zichtbare tekenen en zegels, door God ingesteld, om ons door het gebruik daarvan de belofte van het Evangelie des te beter te doen verstaan en die voor ons te verzegelen, namelijk dat Hij ons op grond van het enig offer van Christus, aan het kruis volbracht, uit genade vergeving van zonden en het eeuwige leven schenkt.

Vraag 67: Zijn beide, het Woord en de sacramenten, dan daarop gericht, of daartoe ingesteld om ons geloof te wijzen op het offer van Jezus Christus aan het kruis, als de enige grond van onze zaligheid?

Antwoord: Ja, zeker, want de Heilige Geest leert ons in het Evangelie en verzekert ons door de sacramenten, dat onze zaligheid geheel en al berust op het enige offer van Jezus Christus, dat voor ons aan het kruis is geschied.

Vraag 68: Hoeveel sacramenten heeft Christus in het Nieuwe Testament of Verbond ingesteld?

Antwoord: Twee, de heilige doop en het heilig avondmaal.

Relatie van het thema tot het hoofdthema

In het Nieuwe Testament hebben doop en avondmaal een vaste plaats in het leven van de gemeente gekregen. Uit de reflectie op deze praktijk is de sacramentsleer ontstaan, die in de tijd van de Reformatie veel polemiek teweegbracht. De gereformeerde traditie heeft daarin duidelijke keuzes gemaakt, zoals het gereformeerde belijden laat zien. Tegelijk heeft in de gereformeerde traditie het pastorale aspect veel accent gekregen: de sacramenten zijn gegeven tot versterking van het geloof. Want het geloof is een onrustig ding, zei Luther. Het wordt aangevochten, de gelovige heeft strijd en worstelt (soms) met twijfelvragen. De levende God komt ons in die zwakheid tegemoet met twee rituelen waarmee Hij het geloof wil versterken: de doop en het avondmaal. Juist in onze tijd verdienen deze pastorale aspecten van doop en avondmaal ruime aandacht.

De leefwereld van de hoorder

De moderne mens leeft niet meer in een woordcultuur, maar in een beeldcultuur. Zien – of nog breder: beleven – is minstens net zo belangrijk als horen. Mede daardoor neemt de belangstelling voor symbolen en rituelen nog steeds toe. Daarom mag er goede hoop zijn dat een preek over de betekenis van de sacramenten op een warme belangstelling van de gemeente mag rekenen.

Daarbij komt dat meer mensen dan vroeger zoeken naar een teken van God. Komt er een overtuigend teken van Hem, dan zullen ze het Evangelie geloven. Dat opent de ruimte om het tekenkarakter van de sacramenten te benadrukken, al zijn de sacramenten weliswaar niet bedoeld om tot geloof te leiden, maar het geloof te versterken.

Voor een aantal gemeenteleden zal de visie op de sacramenten mede gevormd zijn door de traditie van de streek of de eigen familie. De weg naar de doopvont wordt dan gemakkelijk gemaakt, en de weg naar de avondmaalstafel als moeilijk ervaren.

Met het oog op de tieners

Belangrijk voor de tieners is de vraag naar de praktijk van de sacramentsbediening. Wat gebeurt er eigenlijk bij de doopvont en aan tafel? Wat doet God daar? Wat beleven gemeenteleden er? Beleving en ergens iets bij ‘voelen’ is voor jongeren van groot belang.

Met het oog op de kinderen

Kinderen zijn gewend aan beeldmateriaal. Woorden worden overal ondersteund met beelden en platen. Een boek zonder plaatjes is saai. De sacramenten mogen gezien worden als de platen bij ons geloof.

Kinderen in de gemeente vinden de bediening van de sacramenten over het algemeen een welkome afwisseling van de reguliere eredienst waarin alleen Woordverkondiging plaatsvindt, al geldt tegelijk dat ze met name avondmaaldiensten lang en saai vinden.

Uitleg

Een uitgewerkte sacramentsleer treffen we in de Bijbel niet aan. Ze is product van latere theologische ontwikkeling. Wat we wel in de Bijbel vinden, is een aantal gebruiken en structurerende praktijken die een min of meer vastgelegde plaats hebben in het leven van de gemeente en de dienst aan God structureren. Handelingen 2:41-42 wijst op het onderwijs van de apostelen, de gemeenschap, de doop, het breken van het brood en het gebed. Daarin is de drieslag van Woord, sacrament en diaconaat in oervorm te herkennen. Uit de reflectie op deze praktijken is de sacramentsleer ontstaan.

In de zestiende eeuw is in kerk en theologie een lange en verbitterde strijd gevoerd over de verhouding tussen Woord en sacrament. Bij alle onderlinge verschillen waren de reformatoren eensgezind in de afwijzing van de rooms-katholieke leer waarbij het sacrament feitelijk het Woord verdringt. Sacramenten werken volgens de uitspraken van het concilie van Trente ex opere operato en zijn daarmee objectief krachtdadig: ze beloven niet het heil, maar bevatten het heil en delen dit uit. De reformatoren beklemtonen allen echter het belang van de bediening van het Woord. De sacramenten zijn naar gereformeerde opvatting niet in denigrerende zin secundair, maar wel secunda. Het sacrament komt bij het Woord als teken en zegel. Het is een acte van God die de belofte van het Evangelie onderstreept en persoonlijk bevestigt.

Het woord ‘sacrament’ komt uit de Vulgata, waar het de vertaling is voor het Griekse musterion (Ef. 5:32), wat echter niet de betekenis heeft van ons woord ‘sacrament’. In de kerkelijke traditie is sacrament de omschrijving geworden van ‘de riten van de kerk die in het bijzonder betrokken zijn op de geheimenissen van het geloof’.

In grote lijnen leert de Heidelbergse Catechismus het volgende over de sacramenten. Er zijn twee sacramenten: de heilige doop en het heilig avondmaal. In de Schrift zijn ook andere handelingen die een symbolische betekenis hebben (bijv. voetwassing, ziekenzalving), maar deze rituelen hebben in het Nieuwe Testament niet zo’n grote plaats in het leven van de gemeente als de doop en het avondmaal. Bovendien gaan doop en avondmaal terug op een uitdrukkelijk bevel van Christus Zzelf.

De sacramenten zijn zichtbare tekenen en zegels. Als tekenen beelden zij het heil dat in Christus geschonken is uit, met de vergeving van zonden en eeuwig leven als kern. En als zegels bevestigen ze de waarachtigheid van Gods belofte, die aan ons persoonlijk is geadresseerd, zoals een handtekening op het op zichzelf waardeloze stuk papier van een cheque.

De sacramenten worden primair door de Heilige Geest gebruikt tot versterking van het geloof dat Hij eerst gewerkt heeft door de prediking (zie v/a 65). Daarbij dienen we twee dingen te bedenken. Ook de ‘zichtbare verkondiging’ in de sacramentsbediening kan het geloof werken; en ‘versterken’ houdt ook het telkens weer wekken van het geloof in ons hart in. In de Zondagen over doop en avondmaal wordt uitgewerkt hoe dat versterken gebeurt. Hier kan volstaan worden met de opmerking dat de Heere het zwakke geloof tegemoet treedt en te hulp komt met zichtbare handelingen die ons willen overtuigen dat het offer van Christus de grond van ons heil is. Zie bijvoorbeeld ook het begin van artikel 33 van de NGB. Zoals water, brood en wijn ons lichaam reinigen en voeden, zo wil Christus ons leven reinigen en voeden. En zo zeker als ik de tekenen van water, brood en wijn voor mijn ogen zie, zo zeker mag ik weten dat het werk van Christus ook voor mij geldt.

Relevantie van het thema

Op catechisatie vroeg een meisje: ‘Hoe komt God mijn leven binnen?’ Dat is voor veel mensen binnen en buiten de kerk een existentiële vraag. Als God bestaat, op welke manier ontdekken we dan deze realiteit? Hoewel er volgens de Schriften een veelheid van wegen en middelen is waarlangs de gemeenschap met God tot stand komt, is het in de Bijbel tegelijk evident dat de levende God zich met name openbaart in Woord en sacrament. Dat zijn de middelen van het heil, de media salutis, waarvan God Zich ook in onze tijd bedient. Zoekers en twijfelaars worden dan ook verwezen naar wat God doet in Woord, water, brood en wijn.

Bij de sacramenten gaat het dan met name om de versterking van het geloof. De sacramenten zijn niet nodig omdat het Woord niet voldoende of volledig is, maar om ons de belofte van het Evangelie des te beter te doen verstaan en die voor ons te verzegelen. Anders gezegd: in Zijn goedheid laat God niets na om ons bij het heil te betrekken! Wij mogen horen én zien wie Christus voor ons wil zijn, en zal blijven, ook als het geloof aangevochten wordt.

Bij de bediening van de sacramenten gaat het – ook voor de gemeente die leeft in een seculiere omgeving – om de concentratie op de kernbelofte van het Evangelie, die persoonlijk toegespitst wordt. Deze concentratie markeert voor de gemeente aan de ene kant haar vreemdelingschap in deze wereld. Wij ontvangen de tekenen van Gods genade in een samenleving die in grote lijnen geen weet meer heeft van de betekenis van de sacramenten, terwijl we tegelijk geroepen worden om van Zijn genade te getuigen. Aan de andere kant bepaalt de bediening van de sacramenten de gemeente – bij alle verscheidenheid die er in de kring van de gelovigen is – bij de kern van het heil: Gods genadige toewending in Christus tot vergeving van zonden en verlossing van ons leven. Zo heeft het sacrament ook een samenbindende functie.

Meer dan vroeger dient in onze tijd de vraag naar de belevingskant van de sacramenten zich aan. Hoewel de objectiviteit van wat de Heere in de bediening van de sacramenten geeft voorop staat, gaat dat toch nooit buiten ons hart en buiten de ervaring om. Er ‘gebeurt’ iets bij de bediening van de sacramenten. Van Gods kant ontvangen wij de openlijke verklaring dat het beloofde heil voor ons geldt. En door de werking van de Heilige Geest (waar we gelovig om hebben te bidden) hebben wij aan onze kant het geloof dat Jezus de Heiland en Heere van ons leven is. Deze geloofservaring is dus niet allereerst een goed gevoel of iets dergelijks ontvangen, maar de doorleefde overtuiging dat ons heil wordt geschonken in Jezus, de Christus.

Met het oog op de tieners

Voor jongeren dient in onze tijd de vraag naar de belevingskant van de sacramenten zich ook sterk aan, zeker rond het avondmaal. God geeft ons de sacramenten om al onze zintuigen in te schakelen. Het geloof dat God werkt door het horen van Zijn Woord, mag versterkt worden door wat we zien, voelen en proeven.

Met het oog op de kinderen

Geloven doe je met je hart. Maar als je de beloften van God ook ziet (doop), en het werk van de Here Jezus proeft en voelt (avondmaal), dan wordt het geloof in je hart veel sterker. Daarom geeft God de sacramenten.

Relevante bijbelgedeelten

Van een direct verband tussen deze gedeelten uit de Heidelbergse Catechismus en bepaalde bijbelgedeelten is geen sprake. Toch zijn er wel Schriftgedeelten aan te wijzen die in dit verband functioneel zijn:

  • Mattheüs 28:16-20: over de instelling van de doop.

  • Mattheüs 26:26-30 en parallelle gedeelten uit andere Evangeliën: over de instelling van het avondmaal.

  • Handelingen 2:37-47: over de drieslag Woord, sacrament en diaconaat naast het gebed.

  • 2 Korinthe 12:7-10: over de bemoediging die God geeft.

  • Hebreeën 9:11-28: over de betekenis van het offer van Jezus Christus.

Aanwijzingen voor de leerdienst

Doelstelling

Na deze dienst is de gemeente zich (opnieuw) bewust geworden van de belangrijke, bijbelse betekenis van de sacramenten van doop en avondmaal, als middelen in Gods hand om het geloof te versterken, waardoor juist het zwakke, aangevochten geloof ondersteuning ontvangt.

Homiletische aanwijzingen

Bij een preek over de betekenis van de sacramenten dreigen een paar gevaren. Allereerst het gevaar dat de verkondiging vooral bestaat uit uitleg van de catechismus. Dat miskent het karakter van de verkondiging, maakt de preek steriel en doet geen recht aan de situatie van de gemeente in onze tijd. Dit gevaar kan vermeden worden door de uitleg beperkt te houden tot de hoofdlijnen en deze in de preek pastoraal en praktisch verder uit te werken. Vervolgens kan de polemische achtergrond van de woorden uit de catechismus een (te) grote plaats krijgen in de verkondiging. Deze historische setting geeft zeker een bepaalde kleur aan de woorden van de catechismus, maar de kansel is niet de plek voor een historisch exposé. Laat daarom de toelichting op deze achtergrond beperkt, of laat haar achterwege en houd de preek vooral positief. Ten slotte is er het risico van de overdaad. Over de betekenis van de sacramenten is zo veel te zeggen, ook in actualisering en persoonlijke toepassing, dat de gemeente ‘overvoerd’ kan worden. Daarom is het beter te kiezen voor een concrete invalshoek en die in de preek breder uit te werken.

De preek kan op verschillende manier pakkend begonnen worden. Bijvoorbeeld met de eerdergenoemde vraag van de catechisante: ‘Hoe komt God mijn leven binnen?’ Of door een vergelijking te trekken tussen een haven en ons hart. Zoals de haven van Rotterdam op twee manieren bereikt kan worden (vanaf de zee en vanaf de grote rivieren), zo zijn er twee kanalen waarlangs de Heere ons hart probeert te bereiken: het oor en het oog (Woord en sacrament). Ook het voorbeeld van een rollator is (wellicht) bruikbaar. Dit hulpmiddel biedt ondersteuning aan mensen die door leeftijd of beperking moeite hebben met lopen. Zo zijn de sacramenten Gods hulpmiddel voor wankele gelovigen. Welke introductie ook gekozen wordt, het is belangrijk dit voorbeeld in de preek te laten terugkeren en zo mogelijk ook aan het slot van de preek.

De eerste kern van de preek kan dan bestaan uit een korte uitleg van de catechismus. Daarbij is het van belang uit de Schrift te laten zien dat doop en avondmaal teruggaan op een instelling van Christus en voor het leven van de eerste gemeente constituerende betekenis hadden. Verder kunnen hier de kernzaken uit de catechismus toegelicht worden: het teken- en zegelkarakter van de sacramenten, de concentratie op de kernbeloften van het heil (vergeving van zonden en eeuwig leven) en het doel van de bediening: versterking van het geloof, dat is verdieping van de band met God in vertrouwen, hoop en liefde.

In de tweede kern van de preek kunnen dan één of meerdere aspecten breder uitgewerkt worden, al naar gelang de situatie van de gemeente. Zo kan het vreemdelingschap van de gelovigen, dat juist aan de avondmaalstafel blijkt, aanleiding zijn om aan te sporen tot volharding en getuigenis. Het tekenkaraker van de sacramenten biedt een goede mogelijkheid om in te gaan op zowel de beeldcultuur van onze tijd als de vraag naar een teken van Godswege. Het zegelkarakter van de sacramenten laat zien dat Gods belofte waarachtig is en ons persoonlijk geldt. Het kan daarom uitgewerkt worden in een persoonlijke, appellerende toespitsing: ‘Ziet u, zie jij dit water? Zo zeker is de God en Vader van de Heere Jezus Christus de God van uw en jouw leven!’ En tot slot kan ook de vraag ‘Wat gebeurt er bij de sacramenten?’ verder uitgewerkt worden met onder andere aandacht voor de geloofservaring of het ontbreken daarvan.

Met het oog op de tieners

Voor tieners kan de volgende vergelijking gebruikt worden: ‘Hebben jullie al een ID-kaart (vanaf 14 jaar)? Op die kaart staat wie je bent. Daarmee kun je bewijzen dat jij echt bent wie je zegt te zijn. Toen je gedoopt werd, gaf God jou een geestelijke ID-kaart. Hij zei: “Jij mag Mijn kind zijn. Ik beloof jou heel persoonlijk het eeuwige leven. Zo zeker als jij gedoopt bent, zo zeker zijn Mijn beloften voor jou helemaal te vertrouwen. Jij bent wie Ik zeg dat je bent.” Iedere keer als je het water in de doopvont ziet, mag je het opnieuw voelen. En later komt daar het avondmaal bij. God zegt telkens weer: “Zie, proef, voel en hoor wat jouw echte identiteit is.”’

Met het oog op de kinderen

Voor de kinderen kan het volgende beeld helpen. ‘Je kent vast wel twee mensen die getrouwd zijn. Kun je aan de buitenkant zien dat iemand getrouwd is? Nee? Nou, kijk maar eens naar zijn of haar hand. Er zit een trouwring om een van de vingers. Dat is het teken dat iemand getrouwd is. Zo geeft God ons ook een zichtbaar teken dat we bij Hem mogen horen. Het teken van de doop. En Hij geeft ons ook een zichtbaar teken dat Jezus voor onze zonden is gestorven. Het teken van het avondmaal. God zegt tegen ons: “Vind je het moeilijk om te geloven? Kijk, voel en proef dan maar aan die tekenen.”’

Pastorale aanwijzingen

Deze preek is gevoegd onder het thema: ‘Is God er wel?’ Dat vraagt dan wel om een preek waarin deze existentiële en praktisch-geestelijke aspecten royaal aandacht krijgen. Dat is ook in lijn met de gereformeerde sacramentsopvatting, die voortdurend onderstreept dat God in de sacramenten onze onbevattelijkheid, onze zwakheid en ons ongeloof te hulp komt.

Er zijn vele mogelijkheden om de preek een pastorale toonzetting te geven. Zo kan er gewezen worden op de misvattingen over de betekenis van de sacramenten, die in sommige gemeenten voorkomen en deels door de traditie zijn bepaald: daarbij wordt de gang naar de doopvont gemakkelijk gemaakt, maar wordt de weg naar de avondmaalstafel als moeilijk ervaren. Deze misvattingen vragen niet alleen om pastorale voorzichtigheid, maar vooral om warme, wervende prediking van wat God de Heere in en door de sacramenten doet. Verder leven in veel gemeenten vragen rond de heilstoe-eigening en de heilszekerheid, die vooral rond de avondmaalsbediening aan het licht komen. Zonder op de catechismuszondagen over doop en avondmaal vooruit te lopen, kan de preek wel duidelijk maken wat de sacramenten betekenen voor toe-eigening en zekerheid.

Uiteraard zal een preek over de betekenis van de sacramenten in onze tijd ook niet voorbij kunnen gaan aan allerlei twijfelvragen die ook binnen de gemeente leven. Het geloof is vaak een onrustig ding, zoals Luther zei. Dat kan met allerlei voorbeelden uit de Schrift en uit de praktijk worden toegelicht, om vervolgens te laten zien hoe de Heere ons hierin tegemoet treedt met een onderstreping van Zijn belofte, waardoor Hij de onrust uit de harten weg wil nemen. Ten slotte is er de mogelijkheid om de verkondiging over de sacramenten uit te werken voor de geloofservaring. Wijs bijvoorbeeld op de doop als vast punt in het geloof (baptizatus sum). Vooral jongeren (maar niet alleen zij) zullen erdoor geholpen worden.

Met het oog op de tieners

Het is goed om in het oog te houden dat niet alle kinderen gedoopt zijn en dat niet alle mensen aan het avondmaal deelnemen. Moedig tieners aan om hier over na te denken. ‘Je bent nooit te oud om gedoopt te worden. Je bent niet minder gelovig of minder waard als je niet gedoopt bent, maar God wil jou zo veel meer geven. Hij wil zichtbaar bevestigen wie Hij voor jou wil zijn.’

Met het oog op de kinderen

Laat de kinderen vooral weten dat de doop laat zien dat God hen al kende toen ze nog maar net geboren waren. Zelfs al eerder. Voordat zij iets wisten, wilde God hun naam al noemen. ‘Geloven is niet iets waarvoor je veel moet kunnen of leren. God verbindt Zich aan jou en laat je dat zien en voelen in de doop en bij het avondmaal. Jij mag daarop antwoorden.’ Gebruik hierbij het lied ‘Nog voordat je bestond’ (‘Kom tot de Vader’, OTH 204/Opw. 599).

Liturgische aanwijzingen

  • Psalm 23:2 (OB), 89:7 (OB), 111:2 en 5 (OB), 73:9 (NB), 86:7 (NB).

  • Liedboek voor de kerken Gezang 14, 303, 331.

  • Uit aller mond lied 33, 114.

  • Schriftberijmingen CGK 40.

  • Opwekking 136.

Helpende vormen

Wie de preek begint met een van de genoemde voorbeelden en de beamer gebruikt, kan daarop een plaatje van een haven of rollator laten zien om dat beeld verder uit te werken. Ook kan een gemeentelid gevraagd worden om een persoonlijk getuigenis te geven van wat hij of zij van de Heere in de sacramenten ontving. Is er geen ruimte om dat in de eredienst te doen, dan kan het ook door de voorganger worden voorgelezen.

Voor verdere verwerking in gezin, kring en bijbelstudiegroep kan een samenvatting van de preek worden gemaakt die – voorzien van vragen en opdrachten voor verdere doordenking – aan de gemeente kan worden meegeven. Het thema kan ook door ouderlingen en predikant meegenomen worden in pastorale bezoeken in de weken na de themapreek.

Met het oog op de tieners

Voorafgaand aan de dienst kan onder kinderen of jongeren (en waarom ook niet onder ouderen) via website, e-mail of papier een mini-enquête gehouden worden over de betekenis van de sacramenten. De resultaten van deze enquête kunnen terugkomen in de preek, bijvoorbeeld als begin.

Een andere mogelijkheid is om de tieners aan het begin van de dienst een kaart te geven met de tekst van het lied ‘Kom tot de Vader’ (OTH 204/Opw. 599). Hierin staat een verwijzing naar de doop (God noemde onze naam) en naar het avondmaal (Alles is klaar, kom!). In de dienst kan het lied gezongen worden.

Met het oog op de kinderen

Om de kinderen te bereiken, kan bijvoorbeeld aan hen gevraagd worden om hun doopboek, doopkaart of doopkaars mee te nemen; aan de hand daarvan kan kort en kernachtig iets over de sacramenten worden gezegd.

In de sacramenten schakelt God al onze zintuigen in om ons te sterken in het geloof. U kunt met de kinderen het belang van alle zintuigen zichtbaar maken. Laat de kinderen hun ogen dichtdoen. Nu kunnen ze alleen horen. Vertel hun dat u een broodje in uw handen hebt. Geloven ze dat? Laat ze vervolgens kijken. Nu zien ze het ook. Maar wie weet is het wel van plastic. Vraag dan een kind om eraan te komen ruiken. ‘Je neus zegt dat dit echt een broodje is. Voel er maar eens aan. En ten slotte: proef maar. Al jouw zintuigen zeggen: dit is echt een broodje.’

Literatuur

  • J.H. van de Bank e.a. (red.), Kennen en vertrouwen. Handreiking bij de prediking van de Heidelbergse Catechismus. Zoetermeer, 1993, p. 223-230.

  • G. van den Brink en C. van der Kooi, Christelijke dogmatiek. Een inleiding. Zoetermeer, 2012, p. 538-544. (CD)

  • Arnold Huijgen e.a. (red.), Handboek Heidelbergse Catechismus. Utrecht, 2013, p. 281-284 (over de sacramenten volgens de Heidelbergse Catechismus).

  • J. van Genderen en W.H. Velema, Beknopte gereformeerde dogmatiek. Kampen, 1992, p. 704-711 (over het sacrament als genademiddel).

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken