Menu

Premium

8.2. Gezalfd door de Gezalfde

Zie ook

Heidelbergse Catechismus

Vraag 31: Waarom wordt Hij Christus, dat is Gezalfde, genoemd?

Antwoord: Omdat Hij door God de Vader aangesteld en met de Heilige Geest gezalfd is tot onze hoogste Profeet en Leraar, die ons de verborgen raad [en wil] van God ten aanzien van onze verlossing volkomen geopenbaard heeft; tot onze enige Hogepriester, die ons met het enige offer van Zijn lichaam verlost heeft en met Zijn voorbede steeds voor ons pleit bij de Vader; en tot onze eeuwige Koning, die ons met Zijn Woord en Geest regeert en ons in de verworven verlossing beschut en behoudt.

Vraag 32: Maar waarom wordt u een christen genoemd?

Antwoord: Omdat ik door het geloof een lidmaat van Christus ben en daardoor deel heb aan Zijn zalving; opdat ik Zijn naam belijd, mijzelf als een levend dankoffer aan Hem overgeef, met een [vrij en] goed geweten in dit leven tegen de zonde en de duivel strijd en hierna in eeuwigheid met Hem over alle schepselen zal heersen.

Relatie van het thema tot het hoofdthema

De catechismus gaat de betekenis van de naam en de titels van Gods Zoon één voor één na. Is in een voorgaande leerdienst de betekenis van Jezus’ naam uitgelegd, nu is het de beurt aan Zijn titel: Christus. Weer klinkt de vraag: waarom wordt Hij zo genoemd? Opnieuw wordt duidelijk dat wie Zijn naam en titel kan uitleggen, begrijpt wie God de Zoon als Redder is.

De leefwereld van de hoorder

Veel hoorders zullen niet zomaar kunnen zeggen dat het woord ‘Christus’ in onze taal ‘Gezalfde’ betekent. Het wordt meer als de tweede naam van Jezus beleefd dan als Zijn betekenisvolle titel. Ook is de betekenis van het woordje ‘christen’ in onze maatschappij sterk verschraald. Het wordt eerder gebruikt als een aanduiding van een bepaalde groep in de samenleving die er bepaalde normen en waarden op nahoudt, soms spottend aangeduid met ‘gristenen’. Dat het woord ‘christen’ ook een rijke betekenis kan hebben voor het persoonlijk geloof, zal vaak een bemoedigend nieuw inzicht zijn.

Met het oog op de tieners

Gelovige jongeren vertellen vaak niet als eerste tot welke kerk ze behoren, maar wel dat ze christen of christelijk zijn. Het is voor hen eerder een label dan een belijdenis. Maar het is wel iets waarbij ze soms enige aarzeling moeten overwinnen voordat ze het openlijk zeggen. Dat komt mede door de vele (voor)oordelen die voor niet-gelovigen met dit woord samenhangen. Tieners zullen ook veelal niet beseffen dat ze als gedoopte christenen niet alleen deel uitmaken van een groep, maar ook deel uitmaken van Christus’ zalving door de Heilige Geest als profeet, priester en koning. Nog afgezien daarvan roept de notie ‘ambten’ niet bepaald positieve associaties op. Uit een hgjb-onderzoek onder belijdeniscatechisanten uit 2014 blijkt het een van de minst populaire onderwerpen van de catechese te zijn. Beseffen tieners dat ze als christen Christus in alle drie de ambten serieus moeten nemen?

Als het gaat om het delen in de zalving met de Heilige Geest, moet ook de context van tieners die input krijgen vanuit evangelische gemeenten (waar veel meer de focus op het werk van de Heilige Geest ligt), meegenomen worden. Wat betekent het volgens onze gereformeerde traditie om met de Heilige Geest gezalfd te zijn tot profeet, priester en koning? Wanneer gebeurt dit? Ook van de functie van de bijzondere ambten in de gemeente is vaak weinig besef bij tieners.

Met het oog op de kinderen

Kinderen begrijpen niet meteen wat het woordje Christus betekent, maar weten wel wat zalven is. Een wond wordt gezalfd om hem te laten genezen. De olie trekt diep in de huid en ruikt vaak heerlijk. Ook is het beeld van de handoplegging of het zegenende gebaar boven het hoofd iets wat ze zullen kennen van bijvoorbeeld doop- en belijdenisdiensten, de bevestiging van ambtsdragers of de zegen aan het einde van de dienst. Deze gebaren, die geladen zijn met de betekenis van de zalving met de Heilige Geest, kunnen een ingang vormen voor de uitleg.

Uitleg

De primaire betekenis van het woord ‘Christus’ is ‘Gezalfde’. Het is de in de Septuaginta gangbare Griekse vertaling van het Hebreeuwse woord Masjiach, dat afkomstig is van het werkwoord Masjach (zalven, insmeren). In het Aramees, de taal in Jezus’ dagen, klonk het als Mesjicha. In het Oude Testament is de zalving vooral verbonden aan de wijding van koningen (1 Sam. 10:1, 16:13; 1 Kon. 1:34; 2 Kon. 9:3, 11:12) en priesters (Lev. 8). In de eerste eeuwen van het christendom was er daarom vaak sprake van een tweevoudig ambt. Het spreken over een drievoudig ambt van profeet, priester en koning was wel aanwezig, maar werd pas in 1545 systematisch onder woorden gebracht door Calvijn in de laatste editie van zijn Institutie (II.15), waarna het breed werd overgenomen. De zalving van profeten vinden we niet zo vaak terug in het Oude Testament als die van koningen en priesters, maar de zalving van Elisa is er een duidelijk voorbeeld van (1 Kon. 19:16).

Het drievoudig ambt laat de veelzijdigheid van Jezus’ werk zien. Zegt de betekenis van Zijn naam veel over wie Hij is, Zijn titel zegt veel over wat Hij doet. Ook hierin is Hij de vervulling van het Oude Testament. De nadruk ligt hierbij op zijn menselijke natuur, die door de Geest wordt toegerust om Zijn taak te volbrengen (Noordmans, Het Koninkrijk der Hemelen, Nijkerk, 1949, p. 85). We werken nu de betekenis van de drie ambten één voor één uit.

Jezus’ profetisch ambt heeft Hij bekleed als het Woord van God, dat van den beginne was (Joh. 1:1-18). Jezus is Gods Woord in eigen persoon, ‘die de verborgen raad en wil van God ten aanzien van onze verlossing volkomen geopenbaard heeft’ (v/a 31). Hij is niet alleen een profeet om naar te luisteren, maar ook om naar te kijken en zelfs om te aanbidden. Wie naar Hem kijkt en luistert, weet hoe verloren hij zelf is en hoort dat enkel God hem kan (en wil!) verlossen.

Het hogepriesterlijk ambt van Jezus houdt in dat Hij als priester Zelf het offer is. De zonde wordt verzoend en de weg tot God is open. Geen mens kan overdoen wat Hij heeft gedaan, omdat naast Hem geen mens zonder zonde is. Dat is enerzijds een weerwoord tegen de hedendaagse zelfredzame mens, en anderzijds een bevrijding voor een christen die worstelt met zonde.

Dat Jezus de door God gezalfde Koning is, heeft te maken met Zijn heerschappij. Wat Hij heeft gezegd als profeet en wat Hij heeft gedaan als priester heeft uitwerking op de wereld, omdat Hij de hoogste machthebber in de hemel en op de aarde is. Hij is bij machte te doen wat Hij zegt. Hij regeert heel persoonlijk over Zijn onderdanen, de gelovigen, en beschermt hen in gevaren. Zij merken het eerst de gevolgen van Zijn koningschap. In de Christelijke dogmatiek (p. 411) staat een treffende samenvatting van de drie ambten: ‘Zo is Hij de Messias, de met de Geest van God gezalfde, die een nieuwe bestaanswijze aankondigt, verwerkelijkt en in stand houdt.’

Via de benaming ‘christen’ wordt de betekenis van Jezus’ titel vertaald naar de gelovigen. Let wel: ze worden christenen genoemd en geen christussen, want Jezus is volkomen uniek in Zijn persoon en ambt. Zij mogen delen in Zijn unieke zalving, en kunnen daardoor gezalfden worden genoemd. In het Nieuwe Testament is deze zalving de uitstorting van de Heilige Geest. Vanuit de ambtsleer wordt deze benaming voor een gelovige geladen met een rijke betekenis, die tevens onze roeping is. Een christen heeft iets profetisch, priesterlijks en koninklijks: iets profetisch omdat ik Zijn Naam belijd en openlijk voor Hem uitkom, iets priesterlijks omdat ik mijn leven als een offer aan Zijn dienst wijd, iets koninklijks omdat ik me verzet tegen het rijk van de tegenstander van mijn Koning. Ik strijd aan de kant van Jezus Christus. Zelf kan ik dit niet, maar het is door Hem mogelijk gemaakt. De zalving is dus niet de mijne, maar ik deel in de Zijne, door het werk van de Geest. In Jezus Christus is het gehele lichaam gezalfd (Calvijn, Institutie, II.15.2). Dezelfde Geest die op Jezus neerdaalde bij Zijn doop, wil ook in mij wonen en werken (Mark. 1:10 e.a.). Dat is het machtige geheim van christen-zijn.

Relevantie van het thema

Een christen behoort niet (meer) tot de mainstream in onze maatschappij. Je geloof wordt voor je gevoel nogal snel voorzien van een negatief label. De namen ‘christen’ of ‘christelijk’ hebben zeker niet altijd positieve connotaties. Dat voelt misschien vreemd, maar is het niet. Oorspronkelijk was de benaming ‘christen’ namelijk ook geen eretitel (Hand. 11:26). Juist in onze context is het van grote waarde om de betekenis van de woorden Christus en christen te kennen, want als we deze goed tot ons laten doordringen, beseffen we dat we door God Zelf worden toegerust om in onze wereld de titel ‘christen’ te kunnen dragen. Dat we delen in Christus’ zalving, is tevens de vaste grond onder onze voeten. Het drievoudig ambt en zijn uitwerking in ons staan in het kader van de verlossing, die in Jezus zeker is.

Met het oog op de tieners

Als tieners naar de middelbare school gaan, doen ze mogelijk hun eerste zelfstandige ervaring op met een niet-christelijke omgeving. Ook in hun vrije tijd en in de omgang met sociale media komen ze als vanzelf vragen tegen. Vaak komen ze met de vraag hoe ze als christen kunnen leven in deze wereld. Dat hun bij de doop beloofd is dat de Geest van Christus in hen wil wonen, is een bemoediging. Vanuit de drie ambten kan het leven als christen concreet worden gemaakt. Bijvoorbeeld door te laten zien wat er voor priesterlijks, profetisch en koninklijks in hun leven kan zijn, vooral ook in ‘gewone dingen’. Ook kan het een bemoediging zijn dat Christus Zijn drie ambten nog steeds vervult; Hij bidt voor ons, en Hij leidt en regeert ons.

Met het oog op de kinderen

Wat een koning is, zullen kinderen na de troonswisseling in 2013 voorlopig nog wel weten. Een profeet en een priester zullen voor kerkelijke kinderen vanuit de Bijbel of kinderbijbel ook nog wel betekenis hebben, maar deze komen ze in het dagelijkse leven niet tegen. De Geest wil ook in hen werken, en hen door die zalving tot kleine priesters, profeten en koningen maken. We mogen dat zeggen, zonder dat overigens te romantiseren of te idealiseren. Het schuilt in het gewone leven. Misschien hebben sommige kinderen weleens een bijbellied bij een zieke opa of oma gezongen, als een kleine profeet naast het bed. Denk ook aan de grote geloofsovergave aan God die kinderen soms hebben, wat priesterlijke trekken heeft. Het strijdende element van de koning mag wakker geroepen worden, om zo gehoor te geven aan het gebed in het doopformulier, waarin we bidden dat ze tegen de zonde, de duivel en heel zijn rijk zullen strijden en mogen overwinnen.

Relevante bijbelgedeelten

In 1 Samuel 16:1-13 wordt verteld hoe David door de zalving wordt toegewijd en toegerust voor zijn koninklijke ambt. In vers 13 worden de zalving en het vaardig worden van de Geest in één adem genoemd.

Lukas 4:14-21 biedt de ruimte voor een christologische insteek. Na de doop door Johannes en de verzoeking in de woestijn begint Jezus Zijn prediking in Nazareth met de woorden uit Jesaja 61:1-11, waarin Hij Zich openbaart als de Gezalfde. Zo verkondigt Hij dat Hij door de Heere is gezalfd met de Heilige Geest, en dat Hij daarmee ook de Messias is, toegerust om Zijn taken te verrichten.

In Hebreeën 7 en 8 wordt het priesterlijke ambt van Christus in rijke taal beschreven. Indien ervoor gekozen wordt om ook Genesis 14 en in het bijzonder vers 18 daarvan te lezen, wordt zichtbaar dat het ook gaat om een koninklijk priesterschap. De ambten van koning en priester worden in de persoon van Christus verenigd, naar ‘de ordening van Melchizedek’ (Hebr. 5:6, 10).

Aanwijzingen voor de leerdienst

Doelstelling

Na de dienst begrijpt de gemeente de betekenis van het woord ‘Christus’ en kan ze dit op zichzelf betrekken. Zo wordt ze bemoedigd en toegerust om door de kracht van de Geest haar plek in deze wereld als christenen in te nemen.

Homiletische aanwijzingen

Het is goed om te beginnen bij de bijbelse noties rondom de zalving met de Heilige Geest en de drie ambten van Christus, aan de hand van de hierboven gegeven uitleg van de catechismus. Na het leggen van dit bijbelse fundament kan de stap van de titel ‘Christus’ naar de benaming ‘christen’ gezet worden.

De zalving is roeping en toerusting in één (1 Sam. 16:13; Luk. 4:18, 19). Van hieruit is er alle ruimte om de gemeente te bemoedigen. Dit kan gebeuren door de koninklijke, priesterlijke en profetische taak die haar gegeven is te bezien vanuit het perspectief van de gave van de Heilige Geest. God Zelf zal ons toerusten, door ons te laten delen in de zalving waarmee Zijn Zoon gezalfd is. De bron van alles is het werk van Jezus Christus, dat Hij voor ons heeft volbracht. Het is Zijn Geest die in de gelovigen werkt. Toen op 30 april 2013 in de Nieuwe Kerk te Amsterdam onze koning Willem-Alexander werd beëdigd en zijn taak op zich nam, zei hij: ‘Zo waarlijk helpe mij God almachtig.’ Dat belooft God ook aan ons: Hij helpt ons bij de taak die we als christen hebben, Hij werkt door ons heen, omdat Hijzelf nog steeds Zijn ambten vervult. Van ons vraagt dat telkens opnieuw dat we onze afhankelijkheid van God belijden, en Hem bidden om de werking van Zijn Geest. Het is ook goed om er eens op te wijzen dat de mensen in de kerk die wij ambtsdragers noemen, ook de ambten van Christus vertegenwoordigen: ze vermanen, dienen en leiden de gemeente namens Christus.

Met het oog op de tieners

‘Dat je christen bent, brengt een hoge roeping met zich mee. Christen zijn is meer dan christelijk zijn. Op een christelijke school zitten maakt je bijvoorbeeld nog geen christen, laat staan lid zijn van een christelijke korfbalclub of muziekvereniging. Voor alle duidelijkheid: christelijk ben je door te horen bij een bepaalde groep, christen ben je door te geloven in God en te delen in de zalving van Christus door de Geest, die al bij de kinderdoop beloofd en gegeven wordt.’ Het is aardig om uit te leggen hoe de doop in de vroege kerk ging, toen doop en zalving met de Heilige Geest (nog) nauw verbonden waren. Na de doop door onderdompeling werden mensen de handen opgelegd en werd de Heilige Geest ingeroepen. Wind en water werden zo aan elkaar verbonden (Tertullianus, Over de doop, par. VI-VIII).

In de prediking kunnen ook concrete voorbeelden gegeven worden van wat in het leven van de tieners profetisch (‘Weet iedereen dat jij gelooft?’), priesterlijk (‘Kan God merken dat je leven aan Hem toegewijd is?’) of koninklijk (‘Heeft je taalgebruik een bepaalde waardigheid of zeg je alles wat in je opkomt?’) kan zijn. ‘Durf je partij te kiezen voor de zwakke in de klas? Je aan hem of haar te geven? Welk rol heb je op de sportclub?’

Met het oog op de kinderen

De zalving met de Heilige Geest is niet zomaar te zien. Zoals in de Bijbel de zalving met olie verwijst naar de werking van de Geest, kennen we in onze traditie ook handelingen en gebaren die hiernaar verwijzen. Aan het einde van de preek kan dit de boodschap de nodige kracht meegeven, omdat de gemeente bewust wordt gemaakt van de kracht van iets wat ze misschien wel al tijden doet zonder de betekenis ervan te beseffen. Ze is meer gezalfd dan ze misschien wel denkt. U kunt namelijk verwijzen naar de verschillende zegenende gebaren in een kerkdienst: dat zijn verwijzingen naar de zalving met de Geest. Ook voor kinderen kan dit visuele aspect veel verhelderen. Zoals je met je hand iemand met olie kunt insmeren, zo geven we in een kerkdienst soms met een handgebaar aan dat de Heilige Geest in iemand werkt. De kinderen kunnen daarbij in de directe rede worden aangesproken: ‘Hebben jullie weleens een zalving met de Geest gezien? Misschien wel zonder dat je het wist. Dat is bij jullie ook gedaan bij de doop; let maar eens op als er iemand gedoopt wordt. Dan maakt de dominee bij het meegeven van een bijbeltekst vaak ook een zegenend gebaar met zijn hand. En alle grote mensen hebben het kindje daarna ook staande toegezongen, met de woorden “dat ’s heren zegen op u daal’…” (Ps. 134:3 OB), terwijl de dominee met geheven handen voor jullie stond. Dat doen we niet zomaar. Dat doen we als teken dat de Heilige Geest ook op jullie neer wil dalen, net als bij de Here Jezus. God heeft beloofd dat Hij in jullie wil werken.’ Ook kan in hun woorden het profetische, priesterlijke of koninklijke ambt praktisch gemaakt worden, zoals besproken onder ‘Relevantie van het thema’.

Pastorale aanwijzingen

Velen vinden het niet eenvoudig om in deze tijd christen te zijn, wat mede veroorzaakt wordt door negatieve berichtgeving over de kerken in de afgelopen jaren. Wie niet dagelijks in een christelijke omgeving verkeert, kan dit beamen. Het besef van de kracht die in hen werkt is bemoedigend en troostvol, vooral ook voor degenen voor wie de Heilige Geest een vraag is, omdat ze twijfelen of Hij ook in hen werkt. De betekenis van het woordje ‘christen’ is dan een eenvoudige manier om hen op weg te helpen.

Met het oog op de tieners

Gaandeweg maken tieners steeds meer deel uit van een postchristelijke samenleving. Dat ervaren ze niet altijd als een belemmering, in tegenstelling tot de voorgaande generaties. Opvallend is hoe open ze kunnen zijn. De preek mag voor hen een uitnodiging zijn om zich te laten bekrachtigen door de Heilige Geest, om onbevangen christen te zijn en hun naam eer aan te doen. De nadruk op het werk en de gaven van de Geest in evangelische gemeenten, en het verwijt dat de structuur en de regels van de kerk de werking van de Geest belemmeren, kunnen verwarrend zijn. Maar ze mogen erop gewezen worden dat in de kerk nog steeds gedoopt wordt in de Naam van de Heilige Geest, dat die Geest meekomt in de doop, en dat de kerk het zonder die Geest niet volgehouden had.

Met het oog op de kinderen

Kinderen beseffen vaak niet hoeveel ze door hun kleine getuigenissen oudere mensen bemoedigen, bijvoorbeeld door een opmerking, een liedje of een tekening. Dat mag hun in deze dienst duidelijk gemaakt worden. Hun vaak kleine daden zijn belangrijk voor God. Ze mogen zich op deze manier ontwikkelen tot volwassen christenen, waarbij hun daden misschien meer volwassen worden, maar de impact ervan niet meer is. Ze mogen best voelen dat de gemeente in dat opzicht voor hen bidt, zonder het beklemmend te laten worden door te veel de nadruk op het menselijke ‘moeten’ te leggen, want de nadruk ligt op de Heere God die het door Zijn Geest belooft en mogelijk maakt.

Liturgische aanwijzingen

  • Psalm 18:15 (OB en NB); 89:9, 10, 11 (OB en NB); 132; 133; 134.

  • Liedboek voor de kerken Gezang 95:1, 3; 173:3; 231; 317:1, 2; 446:3.

  • Liedboek (2013) lied 512:3; 536:3; 557:1, 2.

Helpende vormen

Vraag eens tijdens verschillende ontmoetingen, ook met niet-gelovigen, wat de woorden ‘Christus’ en ‘christen’ betekenen, en wat het voor waarde heeft dat gelovigen zo worden genoemd. De antwoorden kunnen dan verwerkt worden in de preek, en met toestemming ook letterlijk worden verwoord. Dit kan ook vooraf via de sociale media worden gevraagd.

Met het oog op de tieners

Soms kunnen we de dingen maar beter helder zeggen, want dat waarderen jongeren het meest. U kunt in de preek bijvoorbeeld uitleggen wat het verschil is tussen ‘christen zijn’ en ‘christelijk zijn’, en dan vragen hoe zij zichzelf zouden aanduiden: ‘Zeg eens eerlijk, ben je een christen of alleen maar christelijk?’ Na de vraag mag gerust een halve minuut stilte worden gehouden, om de vraag goed te laten inwerken.

Met het oog op de kinderen

In diverse christelijke boekwinkels zijn flesjes zalfolie verkrijgbaar. Deze olie kan gebruikt worden om bij wijze van inleiding beeldend te vertellen hoe iemand gezalfd werd en wat dat dan betekende. Een flesje olie op de rand van de kansel is vervolgens een stille getuige tijdens de rest van de preek.

Literatuur

  • C. Brown, New International Dictionary of New Testament Theology, Volume 2. Grand Rapids, 1986, p. 334-343.

  • G. van den Brink en C. van der Kooi, Christelijke dogmatiek. Een inleiding. Zoetermeer, 2012, p. 408-412 en 452-453.

  • J. van Genderen en W.H. Velema, Beknopte gereformeerde dogmatiek. Kampen, 1992, p. 426-430.

  • J. Calvijn, Institutie. Boek II, hoofdstuk 15, paragraaf 2

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken