Menu

Premium

9.1. Het graf is leeg! Echt waar?

Zie ook

Heidelbergse Catechismus

Hier stuiten we op een kwestie waar de HC eigenlijk nauwelijks op ingaat: de argumenten voor de waarheid van de opstanding. Kennelijk leefde deze vraag in de zestiende eeuw niet, terwijl deze vandaag vanuit de gemeente geregeld opkomt. Deze schets is bedoeld als handvat voor een leerdienst waarin op deze vragen wordt ingegaan.

Wanneer we letten op de aandacht die in de HC gegeven wordt aan de opstanding in vergelijking met de aandacht die gegeven wordt aan de hemelvaart, springt het verschil des te nadrukkelijker in het oog. Over de hemelvaart – die in het Nieuwe Testament minder op de voorgrond staat dan de opstanding – gaan maar liefst zes vragen, terwijl de HC voor de opstanding slechts één vraag en antwoord nodig heeft. Dit laat zich voor een belangrijk deel verklaren door de discussie over de avondmaalsleer, die maakte dat lutheranen en gereformeerden eigen wegen gingen. Het constateren van deze tijdbetrokkenheid van de HC geeft ruimte om vandaag aandacht te vragen voor een kwestie die ten tijde van de zestiende eeuw nog nauwelijks de gedachten in beweging bracht: de voorstelbaarheid en de waarheid van de opstanding van Christus.

We krijgen daarmee een apologetisch getoonzette preek. Apologetiek is uit de aard van de zaak vooral gericht op diegenen die het christelijk geloof bestrijden. Dat geeft aan het apologetisch spreken een eigen, meer rationeel karakter. Men ontmoet elkaar immers op het terrein van het denken. Wanneer de prediker in een leerdienst met de gemeente samen is, mag de gemeente echter met reden verwachten meer te ontvangen dan een strikt rationeel betoog. Ook een leerdienst dient voluit verkondiging te zijn. Zoals apologetiek in de kern van de zaak Mission im Bereich des Denkens (O. Weber) is – en dus ook aan een verkondigend element uiteindelijk niet ontkomt.

Relatie van het thema tot het hoofdthema

De apostel is er in het grote hoofdstuk over de opstanding duidelijk over: indien Christus niet is opgestaan, is ons geloof zinloos (1 Kor. 15:14). Heel het spreken over de levende Jezus hangt in de lucht als de lichamelijke opstanding uiteindelijk niet waar blijkt te zijn.

De leefwereld van de hoorder

De hoorder van vandaag heeft bij de berichten van de opstanding een aantal barrières. Van alle kanten wordt de vreemdheid, om niet te zeggen de onmogelijkheid, van de opstanding naar voren gebracht. In de media wordt rond de Paasdagen vaak een toon van spot waargenomen. Denk aan de ophef van enkele jaren geleden, toen archeologen wisten te melden dat in Jeruzalem een bottenkistje gevonden was met de naam ‘Jezus’ erop. Niet voor niets wordt zulk ‘nieuws’ rond Pasen de wereld in gestuurd. Hoewel we er misschien anders over denken, doet het wel iets met ons.

De onvoorstelbaarheid van de opstanding kan zomaar tot een bron van aanvechting worden. Wie over een begraafplaats loopt, wie zelf een geliefde naar het graf heeft gedragen en de onomkeerbaarheid van de dood van dichtbij heeft gezien, voelt de vragen opwellen.

Het geloof in de opstanding wordt ook gehinderd door de gedachte van de herleving van een lichaam – alsof de opstanding van Jezus concreet betekent dat Zijn lichaam na enkele dagen weer begon te functioneren.

Met het oog op de tieners

Ook voor jongeren geldt wat hierboven gezegd is. Zij krijgen op school biologieles waar hun duidelijk wordt gemaakt dat dood samenvalt met ontbinding en dat het wetenschappelijk gesproken onmogelijk is dat een gestorvene opstaat.

Jongeren zijn extra gevoelig voor groepsdruk. Wanneer ze in een omgeving verkeren waar het vreemde, onmogelijke van de boodschap van Pasen met nadruk naar voren wordt gebracht, heeft dat invloed op hen.

Met het oog op de kinderen

Kinderen krijgen ook al heel jong te maken met allerlei opvattingen die hun ‘eenvoudige’ geloof in Jezus’ opstanding ondergraven. Twijfel krijgt steeds eerder vat op hen. Televisieprogramma’s waarin gezegd of gesuggereerd wordt dat het ‘verhaal’ over Jezus’ opstanding net zoiets is als het sprookje van Sneeuwwitje, brengen kinderen in verwarring.

Uitleg

De opstanding op Pasen is vandaag de dag geworden tot een sjibbolet van rechtzinnigheid. Hoe men denkt over het lege graf bepaalt in de gedachten van velen of men orthodox dan wel vrijzinnig is. De prediker dient zich daarvan bewust te zijn bij een leerdienst over deze vragen. Sommige gemeenteleden zullen luisteren met deze ene vraag in hun achterhoofd: ‘Hoe denkt hij over het lege graf?’ Tegelijk dient hij zich bewust te zijn van het relatieve belang van deze kwestie. In de Evangeliën valt op dat het lege graf als zodanig niemand tot geloof in de Opgestane brengt. Slechts vanuit de ontmoeting met de Levende Here Zelf krijgt het lege graf een betekenis, zo zien we keer op keer in de verschillende beschrijvingen van Pasen.

Daarbij kan een te sterke focus op het leeg-zijn van het graf gemakkelijk de vraag naar de betekenis van de opstanding buiten beeld doen raken. In de korte samenvatting van Jezus’ werk die Petrus geeft in Handelingen 10:34-43, vertelt de apostel dat de Opgestane Heiland verscheen ‘niet aan het gehele volk, doch aan de getuigen, die door God tevoren gekozen waren’ (41). De hemel blijkt de verschijningen zorgvuldig te hebben beperkt tot de kring van gelovigen die konden begrijpen wat het zeggen wilde dat Jezus leefde. Pasen betekent dat de Here God ‘ja’ zegt op het leven, op het offer van Christus. Dat is het beslissende – en wie Zijn leven en woorden niet kende, kon het ‘ja’ dat geklonken had ook niet plaatsen. Zoals een uitroepteken pas zin krijgt als er woorden voor staan, zo is Pasen pas werkelijk te begrijpen voor wie gehoord heeft waar het in Jezus’ optreden om ging.

Het Nieuwe Testament is er duidelijk over: Jezus is opgestaan in een nieuw leven. Anders dan de dochter van Jaïrus, de jongeling van Naïn en Lazarus heeft Jezus de dood voorgoed achter Zich gelaten. Ja, Hij heeft die overwonnen. Hij is de eersteling van de nieuwe schepping. De categorieën en denkmodellen van de ‘eerste dingen’ blijken telkens weer beperkt en ontoereikend als het gaat om het nadenken over de ‘nieuwe dingen’ (Op. 21:1 en 4).

Het is van belang om te bedenken dat bij de vraag naar het lege graf de concreetheid van het heil op het spel staat. Het lichaam doet ertoe in Gods heilsplan. In de herschepping laat Hij Zijn schepping niet los. Hij is trouw aan wat Zijn hand begon, en Hij heeft de mens geschapen met een lichaam.

Er zijn verschillende argumenten die pleiten voor de plausibiliteit van de lichamelijke opstanding van Jezus Christus. Ik noem er enkele.

  • De overgang van de totale ontreddering van de leerlingen op Goede Vrijdag naar hun vreugde van de Paasmorgen geeft te denken. Wat kan in zo korte tijd zulk enorm verdriet zo radicaal overwonnen hebben? Is het denkbaar dat de pijn en de desillusie zoals de Emmaüsgangers die verwoorden (Luk. 24:21), dat de ontzetting over Petrus’ daad van verloochening, dat de radicale ontmaskering van eigen toewijding en trouw die de leerlingen in de nacht van de gevangenneming allen hadden ondergaan, is overwonnen door een visioen, een andere manier van kijken naar het gebeurde? En dat al na zo’n 36 uur?

    Daarbij is het opvallend om te zien dat de eerste reactie op het paasgebeuren er consequent één is van ontzetting, ongeloof en verbijstering. ‘Kletspraat’ is de eerste reactie in de kring van de leerlingen (Luk. 24:11).

    Wie de verklaring zoekt in een nieuwe ervaring van de leerlingen die niet gestoeld is op de werkelijkheid van een leeg graf, een nieuwe schepping, houdt meer vragen over dan hij beantwoordt: hoe kan het dat alle leerlingen deze zelfde ervaring hadden?

  • De apostel schrijft in 2 Petrus 1:16 dat christenen niet ‘kunstig bedachte verzinsels’ volgen, maar integendeel de getuigenissen van ooggetuigen. Wie de verschillende beschrijvingen van het paasevangelie leest, ziet al snel dat men het getuigenis niet volledig heeft vlakgestreken. Er zijn ontegenzeggelijk discrepanties tussen de verschillende berichten. Deze discrepanties raken nergens de hoofdzaak: het graf is leeg, Jezus leeft. Ze bevinden zich aan de rand: hoeveel engelen, wie kwam het eerst. Zoals het gaat bij getuigen van iets groots: de details van de waarneming verschillen, de grote lijn staat buiten kijf. Was er sprake geweest van bedrog door de leerlingen, dan zou meer moeite gedaan zijn de verschillende getuigenissen te uniformeren.

    Direct hiermee samenhangend: het is bekend dat in de toenmalige cultuur weinig waarde werd gehecht aan de woorden van vrouwen. De evangelisten stemmen op dit punt echter allen overeen: de vrouwen waren de eerste getuigen. Wie zijn zaak sterk wil maken, noemt mannen als getuigen.

  • Verder gaan langs de lijn van mogelijk bedrog door de leerlingen brengt ons bij het volgende punt: in de Griekse wereld heerste een zeker dualisme, dat maakte dat men het lichaam als iets inferieurs beschouwde (het lichaam is een kerker). Kijk maar naar de reacties die de preek van de apostel op de Areopagus losmaakt (Hand. 17:32). Vanuit missionair oogpunt zou het in zekere zin eenvoudiger geweest zijn om in strikt geestelijke termen over de verlossing te spreken – zie alleen maar de discussie die de apostel voert in de eerste brief aan de Korintiërs. Een boodschap waarin het lichaam achterwege werd gelaten, zou een heleboel moeilijke vragen hebben voorkomen. In de geschiedenis van de kerk is herhaaldelijk gebleken dat de verleiding van een
    spiritualisering ook bij een orthodoxe boodschap niet denkbeeldig was. (Zie ook CD, p. 399 vv.)

  • J. Jeremias heeft gewezen op het feit dat in het Jeruzalem van het begin van onze jaartelling verschillende profeten- en heiligengraven gecultiveerd werden. Bij zo’n graf wist men zich dicht bij de gestorvene, en de vermeende aanwezigheid van diens geest bood mogelijkheden bij het bidden: op grond van de verdienste van de gestorvene kon men tot God gaan. Zo werden bijvoorbeeld de graven van David, Jesaja en de profetes Hulda druk bezocht. Wanneer de leerlingen dus na het sterven van Jezus verder wilden met de ‘zaak van Jezus’, had een graf in een tuin uitstekende mogelijkheden geboden om aan te knopen bij bekende gebruiken; het concept lag klaar. En dat had goed verbonden kunnen worden met de onder 1. genoemde gedachte van een opstanding bij God, een visionaire ervaring, die het lichaam van de gestorven Jezus verder buiten beschouwing liet.

  • Het geeft te denken dat de tegenstanders van de eerste gemeente het graf van Jezus niet als argument gebruiken. Dat zou een erg eenvoudige manier zijn om de boodschap van de jonge kerk onderuit te halen. De spotters op de Pinkstermorgen, die honend meenden dat de leerlingen dronken waren, hadden toch eenvoudig de preek van Petrus onderuit kunnen halen door de toehoorders mee te nemen naar het graf van Jezus. Dat dit niet gebeurt, is weliswaar een negatieve aanwijzing, maar wel opvallend als zodanig.

    Tegen deze argumenten is het nodige in te brengen. Het is verstandig dat vanaf de preekstoel ook te zeggen en dan nogmaals te wijzen op het feit dat onze vraag zó niet voorkomt in het Nieuwe Testament en de HC. En dat is niet omdat de voorstelbaarheid van de opstanding toen zo veel groter was dan vandaag de dag. We komen zo in zekere zin op het gegeven dat we eerder al noemden: het lege graf als zodanig brengt niet tot geloof. Het zoeken naar argumenten kan gemakkelijk iets krijgen van het zoeken van de Levende bij de doden (Luk. 24:5). Het Nieuwe Testament verkondigt de uitstorting van de Geest, door Wie wij vandaag in woord en sacrament verbonden worden met de levende Here. Hij ontmoet ons vandaag. Hij leeft.

Relevantie van het thema

Wij typeren onze tijd graag als een postmoderne tijd, en het kenmerkende daarvan zoeken we in het gegeven dat ieder zijn eigen mening mag hebben. Het fel bestrijden van het getuigenis van de kerk heeft dan ook plaatsgemaakt voor minzame desinteresse.

In onze samenleving die doortrokken is van relativisme, is het goed om te benadrukken dat het christelijk geloof niet uitgaat van een aantal tijdloze inzichten of meningen waarvan ieder zelf maar vindt wat hem goeddunkt, maar dat het gegrond is in Gods handelen in onze geschiedenis. Er zijn gebeurtenissen in onze wereld die om een verklaring vragen, en één van die gebeurtenissen is het ontstaan van de christelijke gemeente na het debacle van Jezus’ kruisiging. Dat is een vraag waar niet schouderophalend aan voorbijgegaan kan worden. Het uiteenzetten van verschillende aanwijzingen voor Christus’ lichamelijke opstanding kan de gemeente helpen om te midden van alle cynisme van vandaag te weten dat het geloof verankerd is in onze geschiedenis, en dat de God van de Bijbel werkt in deze wereld.

Met het oog op de tieners

Tieners krijgen in hun schooltijd geregeld de opdracht om vraagstukken te bewijzen in bijvoorbeeld vakken als natuurkunde, scheikunde, wiskunde. Ze zien veel (politie)series waarin de vraag naar bewijs een grote rol speelt. Er is een goede kans dat ze vrienden hebben die het geloof van de kerk juist op het punt van het bewijs bekritiseren. Voor hen is het van belang om te ontdekken dat de lichamelijke opstanding van Christus met goede argumenten zeer aannemelijk gemaakt kan worden. De boodschap van de kerk kan best tegen kritische vragen! Juist voor tieners is het belangrijk om de vragen te benoemen en goede antwoorden aan te reiken om zo te laten zien dat het christelijk geloof ertegen kan wanneer het kritisch ondervraagd wordt. Zie ook wat hieronder geschreven is met het oog op de kinderen.

Met het oog op de kinderen

Het is goed om kinderen van jongs af te laten proeven wat geloven in Christus betekent. Geloofservaringen van ouderen zullen daarin een rol hebben. Zeker in onze tijd is het ook belangrijk om kinderen te leren beseffen dat wij geloven omdat het (ook objectief) waar is wat over Christus geschreven staat.

Relevante bijbelgedeelten

1 Korinthe 15:1-22, Handelingen 10:34-43, Johannes 20:1-18, Lukas 24:13-35, Handelingen 17:30-34.

Aanwijzingen voor de leerdienst

Doelstelling

De gemeente weet na deze leerdienst over de werkelijkheid van de opstanding, dat het heil verankerd ligt in onze geschiedenis, en dat ze niet beschaamd hoeft te denken dat ze eigenlijk gelooft in een achterhaalde boodschap. Daarbij is duidelijk geworden dat het heil dat in het Evangelie wordt beloofd, héél de schepping aangaat – en dus ook ons lichaam.

Homiletische aanwijzingen

Omdat er geen HC-tekst voorhanden is, ligt het – nog meer dan bij andere leerdiensten – voor de hand om voor deze dienst een bijbeltekst als uitgangspunt te nemen. Indien dat niet wordt gedaan, zal de preek gemakkelijk uitlopen op een apologetisch betoog. Daarvoor is een volwassenencatechese of gesprekskring een betere vorm. In deze schets gaan we uit van de toespraak van Petrus in Handelingen 10.

Petrus is bij Cornelius. Hij moest daar door de Here God heen gestuurd worden, want de Here heeft Cornelius iets te zeggen. Wat heeft de Here God hem dan te zeggen – deze heiden die meeviert met de synagoge, die trouw is in het geven, die een goed leven leeft, zoals wij dat zouden zeggen? Jezus Christus – dat is heel in het kort wat de Here God deze hoofdman te zeggen heeft. Deze hoofdman, die vroom is en de Here zoekt, moet horen over Jezus Christus en Zijn werk. En bij het horen van dat Evangelie komt de Geest van Christus Zelf ook. Hij heeft ons veel te zeggen. Dit is de kern van de zaak, dit moeten mensen weten – óók mensen van wie het leven prima op orde lijkt en die goede daden doen. De Here staat niet in een verhouding van werk en loon tot deze wereld, maar Hij schenkt genadig wat Hij vraagt in Zijn Zoon. De goede werken van Cornelius worden niet weggemoffeld, maar hier wordt duidelijk gemaakt dat ook voor hem de weg via de Here Jezus Christus loopt en dat hij juist door Hem volledig deel kan uitmaken van het volk van de Here God.

Petrus vertelt heel in het kort het Evangelie. Alles staat erin, maar heel geconcentreerd. Jezus van Nazareth, gedoopt door Johannes. Rondgegaan door het land, weldoende en genezende allen die door de duivel overweldigd waren. En Petrus was er samen met anderen getuige van. Jezus is aan het hout gehangen. En als Petrus het zo zegt, dan denkt hij daarbij aan de woorden uit Deuteronomium 21, woorden die Paulus later ook aanhaalt: vervloekt is een ieder die aan het hout gehangen is.

Hem heeft God ten derden dage opgewekt. Deze Jezus, die door de mensen verworpen was, Híj is opgewekt. Op Zijn leven heeft de Vader ‘ja’ gezegd, door Hem uit het graf te roepen in een nieuw leven. Door een nieuwe gemeenschap te vestigen rondom Hem. Maar dat niet alleen: God heeft gegeven dat Hij verscheen. De verschijningen worden hier genoemd als een extra daad van de Here. Denk eens na over de mogelijkheid dat Hij niet verschenen was, dat er enkel een leeg graf en wat windsels gevonden waren door de vrouwen… Was er dan ooit een gemeente ontstaan? Vermoedelijk niet. De tekenen zijn slechts negatieve tekenen, die ons zeggen wat de engel zegt: ‘Hij is hier niet.’ Maar de helderheid van het Paasfeest ontstaat pas op het moment dat Jezus Zelf verschijnt aan Zijn leerlingen.

Maar dan is er wel een probleem: God heeft gegeven dat Hij verscheen, maar Hij is verschenen, niet aan het gehele volk, doch aan de getuigen, die door God van tevoren gekozen waren… Waarom? Het zou toch veel overtuigender zijn geweest als Hij aan Pilatus verschenen was om met hem af te rekenen? Of voor de Joodse raad? Of publiekelijk op het Tempelplein? Vanwaar deze beperking? Omdat Zijn opstanding niet zomaar een wonder is, een indrukwekkend gebeuren, maar juist een bevestiging door de Vader van Zijn leven. En daarom verschijnt Hij aan degenen die met Hem meegegaan zijn, degenen die Zijn woorden gehoord en Zijn genezingen gezien hebben. Zíj weten namelijk bij uitstek wat het betekent dat Hij leeft. Dat betekent dat God Hem niet heeft losgelaten, dat betekent dat Zijn leven dat zij kennen door de Here is beaamd. Juist in die kring heeft men het ‘gereedschap’ om te begrijpen wat de opstanding betekent. Om ook te beseffen dat het gehangen zijn aan het hout en het dragen van de vloek, deel uitmaken van Zijn weldoen en Zijn strijd tegen de duivel. Om de opstanding te begrijpen, moet je weten Wie het is die is opgewekt en waar het in Zijn leven om gaat.

Nu kan de gedachte opkomen van een zwaktebod. Zo van: Jezus is alleen maar gezien door mensen die Hem al kenden, niet door objectieve buitenstaanders – is het dan wel echt gebeurd? Was het graf leeg? Er zijn verschillende argumenten te noemen die duidelijk maken dat er op die Paasmorgen iets overrompelends, iets totaal nieuws gebeurd is. En de beste verklaring is het getuigenis van de evangelisten en apostelen: Hij is opgestaan, Zijn graf is leeg! Op dit punt kunnen de bovengenoemde argumenten kort worden besproken.

Maar vervolgens blijft het niet in de kring van de discipelen. Het woord van Zijn opstanding zal de wereld in gaan. Dat is overigens niet op initiatief van de discipelen. Nee, Jezus Zelf heeft geboden dat er gepreekt moet worden, dat de boodschap van Zijn opstanding betuigd moet worden, met daarbij de toevoeging dat Hij is aangesteld als Rechter over levenden en doden. Zoals ook Petrus door God gestuurd is. Dat is iets wat we ons iedere keer dat we naar de kerk komen, mogen realiseren. Dat is iets wat op gang gebracht is door de Here Zelf… Híj wilde en wil nog altijd dat deze boodschap zou klinken in deze wereld. De kerk mag de mond vol hebben van wat Jezus Christus heeft gedaan. En dan moet Petrus ook vertellen dat Jezus met hen aan tafel heeft gezeten – een van de meest intieme vormen van gemeenschap tussen mensen. Na Zijn opstanding heeft Hij gegeten met deze mensen die Hem verraden hadden en daarna de nacht in gevlucht waren. Mensen dus die het met hun vroomheid niet hebben gered. Petrus vertelt het aan Cornelius, opdat ook hij zou weten hoe de dingen ervoor staan tussen de Here en ons.

Deze Jezus is aangesteld als Rechter over levenden en doden. In Zijn handen heeft de Vader het eindoordeel over deze wereld gelegd. Wat is het goed om dat te weten. Op die dag verschijnt Jezus Christus, die aan het hout gehangen heeft, die weldoende rondging en streed tegen het rijk van de duivel. Hij gaat over mijn leven. En Petrus zegt er nog iets bij: wie in Hem gelooft, ontvangt vergeving van zonden door Zijn naam. Deze Rechter spreekt in Zijn oordeel de Zijnen vrij, omdat Hij voor hen de vloek heeft gedragen.

Dít moest Cornelius weten. De Here is ons in Zijn Zoon Zelf komen opzoeken om zo ons leven, dat aan vruchteloosheid was onderworpen, te bevrijden. En Hij wil met ons niet in een verhouding van loon en werk, maar van genade en dankbaarheid staan. Dit woord moet de wereld horen, niet eens zozeer omdat wij dat vinden, maar omdat de Opgestane Zelf er opdracht toe gegeven heeft. Dat woord wil de Here gebruiken om mensen tot geloof in Christus te brengen, en zo tot het leven.

Met het oog op de tieners

‘Waarom laat de Here God niet meer van Zichzelf zien?’ Dat is een vraag die onder jongeren leeft. Wij hebben een achterstand ten opzichte van de eerste gemeente, want de mensen van toen hebben het allemaal zien gebeuren! Juist ook als het gaat om de opstanding van Jezus komt deze gedachte veelvuldig op. ‘Had ik net als Petrus de Here Jezus maar meegemaakt na Zijn dood en opstanding.’ Bemoedig hen dan met de belofte van Jezus: zalig allen die niet zien en toch geloven.

Ook is het goed om tieners uit te dagen minstens één sterk argument vóór Jezus’ opstanding in zich op te nemen en uit het hoofd te leren. Bijvoorbeeld in deze vorm:

– Het is niet logisch dat elf mensen ongeveer gelijktijdig bereid zijn hun leven te geven voor eenzelfde bewering, waarvan ze allemaal weten dat het een volslagen leugen is.

– De discipelen van het eerste uur (Petrus, Johannes, enzovoort) hebben hun leven willen geven voor de bewering dat Jezus werkelijk is opgestaan.

– De beste verklaring daarvoor is dus dat die bewering inderdaad waar is en geen leugen.

Met het oog op de kinderen

Zie bij ‘Helpende vormen’.

Pastorale aanwijzingen

De lichamelijke opstanding van Jezus heeft een aantal aspecten die in pastorale zin van belang zijn. Allereerst kan met een meer apologetisch getoonzette dienst een bepaalde vorm van twijfel en aanvechting serieus genomen worden. Door te wijzen op de verankering in onze geschiedenis kan troost gevonden worden: het gaat in de kerk immers om een werkelijkheid.

Een tweede punt: ons lichaam doet ertoe voor de Here. Hij heeft het ons gegeven, en Hij laat dat niet los. Bij het ouder worden, bij een lichaam dat dienst weigert, geeft het uitzicht om te weten dat wanneer de Here Zijn oordeel spreekt, de lichamen van de Zijnen vernieuwd zullen worden.

Met het oog op de tieners

Veel jongeren lopen met grote vragen rond over de waarheid van het christelijk geloof. De predikant doet er verstandig aan die vragen eerlijk te benoemen, en dan te laten zien dat de boodschap van de Bijbel wel tegen scherpe vragen kan. Jongeren kunnen zo bemoedigd worden bij het zoeken van hun weg in het geloof.

Met het oog op de kinderen

Kinderen hebben van tijd tot tijd hun stortvloed aan vragen. Dan gaat het bijna de hele dag door. ‘Mama, waarom…?’ In hun ontdekkingstocht komen de vragen als vanzelf naar boven. Daarbij komen ze ook met vragen die met het geloof te maken hebben, vragen over leven en dood. Dit zal zeker gebeuren als ze op de een of andere manier in aanraking zijn gekomen met de dood. Het ‘wonderlijke’ is dat een kind ook weer snel tevreden is met een antwoord. Echt kritische vragen kennen ze in die zin nog niet.

Liturgische aanwijzingen

  • Psalm 16, 30, 116, 118, 124.

  • Liedboek voor de kerken Gezang 205, 215, 218, 221.

Helpende vormen

De predikant kan een graankorrel en een graanhalm meenemen en zo – aansluitend bij de woorden van Jezus in Johannes 12 en van Paulus in 1 Korinthe 15 – wijzen op de continuïteit tussen korrel en halm, maar ook op wat er nieuw en anders is: de korrel is in de aarde gegaan en gestorven, en zo is de halm gegroeid.

Met het oog op de tieners

Via e-mail, Facebook enzovoort, kunt u een aantal tieners uit de gemeente deze vraag aanreiken, met de toezegging dat u er in de preek op terug zult komen om met hen naar een antwoord te zoeken, en dat u daarbij (anoniem) gebruik zult maken van hun antwoorden: ‘Stel je voor dat één van jullie vrienden net zo denkt als Thomas. Hij heeft daarom besloten om niet meer naar de kerk te gaan. Maar jullie als vrienden hebben met elkaar afgesproken dat jullie hem niet zullen loslaten. Iedereen stuurt daarom een e-mail aan hem. Wat zou jij in dat mailtje schrijven?’

Met het oog op de kinderen

Ook voor kinderen is het belangrijk dat zij het grote verschil beseffen tussen Jezus’ opstanding en bijvoorbeeld die van Lazarus. Aan de hand van onderstaande tekening (via de beamer of op de samenvatting van de preek) kunt u uitleggen dat Lazarus na zijn opwekking weer terugkwam in dit leven, en dat Jezus na Zijn dood in het eeuwige leven (‘in de hemel’) is opgestaan.

Opwekking van Lazarus: terug uit de dood in dit leven

DIT LEVEN DE DOOD

Opstanding van Jezus: door de dood heen

DIT LEVEN DE DOOD HET EEUWIGE LEVEN

Literatuur

  • J.H. van de Bank e.a. (red.), Kennen en vertrouwen. Handreiking bij de prediking van de Heidelbergse Catechismus. Zoetermeer, 1993, p. 151-158.

  • A. van de Beek, Wonderen en wonderverhalen. Nijkerk, 1991, met name p. 259-268.

  • H. Berkhof, ‘Het nieuws en het nieuwe van Jezus opstanding’, in: F.O. van Gennep e.a., Waarlijk opgestaan! Een discussie over de opstanding van Jezus Christus. Baarn, 1989, p. 51-62.

  • G. van den Brink en C. van der Kooi, Christelijke dogmatiek. Een inleiding. Zoetermeer, 2012, p. 396-403. (CD)

  • J. Jeremias, Heiligengräber in Jesu Umwelt (Mt. 23,29; Lk. 11,47). Eine Untersuchung zur Volksreligion der Zeit Jesu. Göttingen, 1958, met name p. 126-143.

  • Tim Keller, In alle redelijkheid. Christelijk geloof voor welwillende sceptici. Franeker, 2008, p. 211-222 (‘De realiteit van de opstanding’).

  • W. Markus, Grond onder je voeten. Omdat jouw geloof niet in de lucht hangt. Zoetermeer, 2012, met name hoofdstuk 3 en 4.

  • W. Pannenberg, Systematische Theologie. Band 2. Göttingen, 1991, met name p. 385-405.

  • P. Stuhlmacher, Biblische Theologie des Neuen Testaments. Band I: Grundlegung. Von Jesus zu Paulus. 2. durchgesehene Auflage. Göttingen, 1997, p. 162-179.

  • B. van de Toren, Moeilijke vragen over God en Jezus. Een hulp bij gesprekken over geloven vandaag. Amersfoort, 2002.

  • N.T. Wright, The Resurrection of the Son of God. Bath, 2003, met name p. 608-615 en 710-718

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken