Menu

Premium

Aardse rijkdom en Gods Koninkrijk

7e zondag van de zomer (Prediker 2,1-11, Psalm 49,1-13 en Lucas 12,13-21)

Bijbelwetenschappen

De teksten voor deze zondag cirkelen rond de waarde van aardse bezittingen. Het meest illusieloos lijkt de kenschetsing ervan in Prediker 2. Het Hebreeuwse woord waarmee de waarde ervan wordt aangeduid is hèbhèl. De stam van dit woord hbhl heeft de betekenis van: lucht, adem, iets wat vervliegt. In het Hebreeuwse deel van de Bijbel komt deze stam 86 keer voor, waarvan 81 maal als zelfstandig naamwoord, en daarvan 38 keer in het boek Prediker. Prediker 2,1-11 wordt er in de verzen 1 en 11 als het ware door omlijst.

Wanneer we vanuit de spreekwoordelijke wijsheid en rijkdom de associatie in het boek volgen van koning Salomo als auteur, en we nemen daarbij de kenschetsing van het koningschap van Salomo uit 1 Koningen 10,14-11,6 voor ogen, dan levert dat een dramatisch beeld op. Daar wordt namelijk beschreven hoe Salomo de koningswet (Deut. 17,14-20) overtreedt met het verzamelen van veel: goud en zilver, paarden en wagens (militair materieel) en vreemde vrouwen. Het laatste heeft vooral de betekenis van het aangaan van verbintenissen met rondom liggende volkeren, waaronder de aartsvijanden Egypte en Ammon. Aan het einde van dit gedeelte, in 1 Koningen 11,6, klinkt het dreigend: ‘Hij deed wat slecht is in de ogen van de Heer.’

Wijsheid die leidt tot ‘heibel’

Salomo heeft zijn koningschap met wijsheid uitgeoefend, in de betekenis van een staaltje vakmanschap en verstandig beleid dat een vorst naar wereldse maatstaven doet gloriëren. Het heeft hem dan ook geen windeieren opgeleverd in termen van een machtig en weelderig koninkrijk, maar erop terugkijkend moet hij onder ogen zien dat het ‘najagen van wind’ is geweest.

Precies die blik als de blik van iemand over wie is uitgesproken ‘hij deed wat slecht is in de ogen van de Heer’ maakt dit gedeelte extra indringend. De lezer en hoorder wordt de ik-figuur als het ware ingezogen. We krijgen deel aan de zelfkwelling die hij aan een ander deel van zijn wijsheid te danken lijkt te hebben.

Dat de ik-figuur in staat is om zo nuchter het resultaat van zijn koningschap onder ogen te zien, is bijzonder en intrigerend. Er is iets wat hem doet ontkomen aan de betovering van de weelde en rijkdom van zijn koningschap. Dat ‘iets’ wordt hier niet benoemd in Prediker, en dat lijkt juist de aanwezigheid ervan te versterken zonder dat we de vinger er precies op kunnen leggen. Er is iets luchtigs en ongrijpbaars in dit boek aanwezig dat – om het met een Jiddisch en van de stam hbhl afgeleid woord aan te duiden – ‘heibel’ veroorzaakt in het waarnemen van de vanzelfsprekendheden van deze wereld.

Illusie

De ik-figuur in Prediker 2, die zijn eigen rijkdom doorziet, is het tegendeel van ‘de rijke’ die bezongen wordt in de rijke manblues van Psalm 49. Hier leeft de rijke in de illusie die zijn rijkdom hem voorspiegelt. Hij vertrouwt erop, pronkt ermee (49,7) en leeft daarmee voorbij aan het gegeven dat hem ondanks zijn rijkdom de dood te wachten staat. De verzen 14-15 suggereren zelfs dat de dood hem dankzij zijn vertrouwen op zijn rijkdom te wachten staat. De rijke uit vers 13a is daarmee letterlijk ‘een mens verloren in kostbaarheid’. De psalmist leidt zijn lied in als een raadselspreuk (49,5). Naast Lucas 12,13-15 klinkt het als een prelude op de parabel van ‘een rijke man’ (Luc. 12,16-21).

Bezorgdheid

De aanleiding voor deze parabel is een erfeniskwestie. Jezus gaat niet in op de casuïstiek van de vraag. In het direct voorafgaande gedeelte spreekt Jezus over de instanties die rechtspreken over het volk. Opvallend is dat Jezus zich met een retorische vraag distantieert van die instanties met de woorden ‘Wie heeft Mij als rechter of bemiddelaar over jullie aangesteld?’ (Luc. 12,14). In plaats van ‘recht te spreken’ en in te gaan op de erfeniskwestie, kaart Jezus de onderliggende kwestie aan van het verlangen naar aardse bezittingen. Jezus wekt het inzicht van de menigte door de raadselspreuk te vertellen van de rijke man die een dwaas blijkt omdat hij zijn vertrouwen stelt op aardse schatten.

De kern van de raadselspreuk lijkt te klinken in vers 19b, waar de rijke man tegen zichzelf zegt dat hij op grond van zijn grote rijkdom nu rust kan nemen omdat hij ruimschoots en voor vele jaren in zijn behoeften heeft voorzien. De rijke man leeft in de illusie dat hij met zijn rijkdom beschikt over zijn tijd van leven. Hij heeft de bezorgdheid over zijn levensbehoeften weliswaar bezworen met zijn bezittingen, maar zijn tijd van leven ziet hij door zijn bezittingen juist over het hoofd.

Rijk zijn bij God

Vanaf Lucas 12,22 wordt op de bezorgdheid over levensbehoeften doorgegaan, en op de onmogelijkheid om daarmee tijd van leven te kopen (vgl. Ps. 49,9). In 12,27 wordt de spreekwoordelijke pracht van Salomo in de geest van Prediker met de nodige relativering in herinnering geroepen. In Lucas 12 wordt het gedeelte over de bezorgdheid afgesloten met de oproep om het Koninkrijk van God te zoeken; daarbij klinkt het intrigerend: ‘En die andere dingen zullen je erbij gegeven worden’ (12,31).

Wellicht omdat ze volgen uit het zoeken van dit Koninkrijk, waarin het gaat om de gerechtigheid van God. Daarmee wordt immers de zorg over de levensbehoeften opgeheven bij het individu vandaan en getild op het niveau van de gemeenschap. Het ‘wij’ daarvan staat haaks op de ‘ik’-gerichte benadering van de rijke man en zijn plan om schuren voor ‘zijn’ voorraden te bouwen.

Levensbehoeften worden door Jezus niet gebagatelliseerd, maar de zorg ervoor staat in het teken van het zoeken van het Koninkrijk van God en de gerechtigheid die het belang van de minsten vooropstelt: het rijk zijn bij God!

Deze exegese is opgesteld door Trinus Hoekstra.

Wellicht ook interessant

None

Goed zijn in een kwade wereld

In de lezing voor deze zondag gaat het over ‘goed zijn in een kwade wereld’. Gelovigen vertegenwoordigen een wereld van vrede en goedheid die in veel gevallen in sterk contrast staat met de dagelijkse realiteit. De auteur vraagt hun om in die ándere wereld thuis te zijn en zich in de harde werkelijkheid als ‘vreemdelingen en gastbewoners’ te beschouwen – maar er dan wel met volle, stralende inzet te zijn, als waardige ambassadeurs van een hemels vaderland.

Premium

De bruiloft van God en zijn volk

Hoop, verbond, belofte, schepping, vreugde, geboorte, vernieuwing: de lezingen voor deze zondag bieden een overvloed aan thema’s met een rijkdom aan mogelijke ingangen, dwarsverbanden en toepassingen. Waar te beginnen? Misschien maar bij het begin, de eerste dag, bij God de Schepper die hemel en aarde uit de chaos tevoorschijn roept, verlangend naar een partner, een tegenover om mee te delen. En na dat eerste begin, de geschiedenis van de relatie van God met de schepping en haar schepselen.

Nieuwe boeken