Menu

None

After interpretation en de preek

Lezing tijdens de Areopagus studiedag ‘Verlossende woorden spreken’ (31 oktober 2018)

Vooraf:

Ik ben niet een vertwijfeld mens. Ik ben ook geen vertwijfelde gelovige. Ik geloof en ik geloof ook de kerk als de ene heilige katholieke christelijke kerk. Ik ben niet uit op een paradigmashift. Ik heb geen programma, wil zeker niet komen met een ‘de kerk moet dit of dat’. Ik voel wel een soort urgentie, al kan ik daar soms de diepste grond niet van peilen. Ik ben ook wel geneigd om het woord crisis te gebruiken als het om onze kerk gaat, onze kerken, ons deel van de christenheid, maar ik geloof dat een kerk-crisis uiteindelijk met God te maken heeft. Daarom gaat het uiteindelijk om een crisis die ik niet op moet lossen. Het is bovendien niet de eerste crisis van de kerk, het zal niet de laatste zijn en als het erom gaat ligt het woord crisis ook wel aan het hart van het geloof. Tegelijk blijf ik geloven in de opstanding uit de dood omdat Christus de levende Heer is. Dat hoeft niet bewezen te worden, dat ligt niet in onze handen, Hij is de levende die zichzelf openbaart. Daar blijkt gelukkig ook van. Er is geloof, er is een gelovende gemeenschap, Christus betoont zich in brood en wijn, in woord en gebed. Er zijn oude en jonge gelovigen, die hun hart aan de Heer hebben gegeven en het leven in het geloof leven, in de alledaagsheid van het gewone leven. Er zijn priesters en dominees die het hart op de goede plek hebben en ook al zullen ze weinig van de oogst zien, ze zaaien in eenvoud en geloof.

1 Een eerste aanzet: subjectivisme, substantieverlies en verstrooiing

In mijn artikel in Wapenveld tastte ik misschien in een soort duister, maar goed, waar tastte ik naar? De subtitel is After lnterpretation. Er is niets tegen interpretatie, hoe komt God anders binnen? We weten van de linguistic turn, dat alles taal is en dat er zonder taal niets bestaat dat bestaat. We zijn talige wezens en God zelf is het Woord. We staan niet voor God als een stok voor een blok. We nemen deel aan het leven van God op geestelijke wijze en hoe kan dat anders dan ’talig’. En als het talig is, dan kan het toch niet anders dan dat er verstaanbaarheid is, en dat kan toch niet zonder interpretatie? En daarom leggen we de Schrift uit, daarom leggen we ook het leven van nu uit en we hopen dat in the middle de twee bij elkaar komen.

En toch neem ik waar dat er zo’n fixatie is op de interpretatie dat we de Tekst en datgene waar de Tekst of vooral Diegene van wie de tekst getuigt kwijt dreigen te raken. Er zijn zo wel een aantal factoren die voor het oprapen liggen die dat duidelijk maken. En dan gaat het om interpretatie in de kerk, in de theologie, in de preek.

Allereerst is er het subjectivisme. Dat zit zo diep ingebakken dat een gemakkelijke filippica ertegen wel erg goedkoop is. En een stuk objectivisme dat even uit de kast gehaald wordt, helpt niet. In religionis leidt subjectivisme ertoe dat wij aan God doen, terwijl centraal in het christendom is dat God aan ons doet. In het protestantisme leidt dit gemakkelijk tot: ik maak zelf wel uit hoe ik de Bijbel uitleg …

Vervolgens is er substantieverlies. Wij interpreteren, duiden, raden en vermoeden maar de uitkomst valt wel tegen. We komen tot wel aardige gedachten, misschien zelfs wel scherp, we hebben het idee dat de dingen eens even bij de naam genoemd zijn en toch lijkt het alsof er een ijlheid is ontstaan, alsof we een vaste grond missen, alsof we ronddraaien in onze eigen woorden, gedachten en overwegingen. Waar gaat het nu helemaal om? In welk geheim groeien we in? Daar komt bij dat er een zeker voorbehoud is tegen simplisme, tegen grote woorden, tegen waarheden (allemaal heel begrijpelijk), waardoor we ons liever begeven op het pad van de overweging, het symbool, de min of meer dichterlijke escapade of gewoon algemeenheden, ook en juist als we concrete voorbeelden gebruiken.

In de derde plaats, en hiermee verbonden, is er een gevoel van versplinterd en gefragmenteerd te raken. Het is waar, de Schrift wijst vele wegen, en het is interessant om dan weer deze, dan weer die tekst te horen, maar waar leidt dit alles naar toe? Het interessante kan in plaats van het urgente komen. Nu draaien we al weer snel onze rondjes en berijden we onze stokpaardjes, dus enige samenhang is er wel, maar daarmee komen we al snel weer in het substantieverlies. Het moet gevarieerd zijn, en inderdaad: niets is vervelender dan de monotone herhaling van waarheden, maar krijgt de verkondiging nog een toespitsing op het unum necessarium?

In de vierde plaats: interpretatie is vooral woorden, al zijn er natuurlijk ook andersoortige interpretaties. Maar daar komen dan vaak ook weer woorden aan te pas. Woorden zijn machtig, in den beginne was het Woord, woorden kunnen beïnvloeden, raken, ontroeren, maar woorden kunnen ook gewoon woorden zijn. We kunnen ons zo gemakkelijk vergissen: door het te zeggen is de zaak geklaard. Maar wat is er dan geklaard? Woorden zijn geduldig en in een bepaald opzicht ook het horen ervan. Ware woorden zijn verbonden aan een zaak’, ze brengen een waarheid te binnen die werkt en doet, pijnigt en troost, maar woorden kunnen dat ook niet doen en dan ‘verlossen’ ze niet. Soms voelen we dat: allemaal woorden, allemaal waar, maar zijn we nu ook één stap verder gekomen in het dragen van het kruis van Christus, in de gelijkvormigheid aan Christus? Kunnen woorden niet juist verhinderen dat te doen? We beelden ons in dat met de woorden ook de zaak is geschied, en toch voelen we wel aan dat dit niet zo is. Dus gebruiken we nog meer woorden, tot ze als de bijen in het gedicht van Nijhoff naar beneden dwarrelen en uitdoven.

2 Typisch protestants?

Nu kan gezegd worden: dit is allemaal typisch protestantisme. Daar gaat het om woorden en door de woorden moet het gebeuren. De Bijbel centraal, de uitleg van de Bijbel, de prediking, die toch ook interpretatie is, ja: verkondiging, maar op de wijze van de interpretatie. Dat is waar. We moeten daar ook niet meteen over klagen want er is een grandeur van het protestantisme. Luther is een spraakfenomeen. Je voet, alles gaat hier stromen. De pastorale toon, de indringendheid, de directheid van het woord, het moet een sensatie geweest zijn. In plaats van de rituelen die voor velen betekenisloos waren of die op collectivistische wijze werden ondergaan stond hier de enkeling weer voor God.

De protestantse preek-cultuur is een bijzonder fenomeen. Het heeft natuurlijk wel precedenten, maar het kwam als een warme golfstroom over Europa. Mensen werden aangesproken op hun hart maar ook op hun wil. De intimiteit en de radicaliteit van het evangelie klonk weer als nieuw. Het samengeklonterde kerkelijk leven werd doorbroken, hier was God, in het Woord, en daar was jij, er was weer afstand maar die afstand was er om op een nieuwe manier overbrugd te worden.

Belangrijk is dat luthers preek en zijn boeken het niet moesten hebben van de originele vertolking op zich. Luther baseerde zich op de Schrift maar dan toch de Schrift zoals deze gelezen werd tot op Christus. Hij maakte onderdeel uit van een christenheid waarin er zoiets als een objectief bestel was. Luther veronderstelde het credo. Het sola van de Scriptura was niet zo sola. In de Confessio Augustana wordt het geloof van de kerk beleden. De retorica functioneert in deze context. Het is dus de Schrift die gelezen wordt met de Kerk en op grond van de geloofsregel van de Kerk. Maar juist de zo gelezen Schrift blijkt van een directheid te zijn die zich regelrecht betrekt op het leven van de gelovige. Voor Luther is naast het Woord het sacrament van wezenlijke betekenis. Verder valt de Kerk bij hem weg. Wat overblijft is de gemeente. Er is geen leergezag van de kerk. De doctor die de Schrift uitlegt komt in plaats van de paus en de bisschoppen. Dat is natuurlijk spelen met vuur. De Reformatie is er dan ook als de kippen bij geweest om geloofsbelijdenissen voort te brengen, maar het gezag ervan is altijd ambivalent geweest. Dat hoeft ons nu echter niet bezig te houden.

Wat je in de verdere geschiedenis van het protestantisme ziet, is, dat het Sola Scriptura alleen komt te staan en dat het dan altijd ‘iedereen zijn eigen Bijbel’ dreigt te worden. Dat geldt dan ook voor de prediker. Dat lijkt een voordeel, want zo schep je ruimte voor een interpretatie, waarin de persoonlijkheid van de vertolker en de noden en behoefte van de hoorder maximaal ruimte krijgt. Er ontstaat zo een persoonlijke en pluriforme verkondiging. En tegelijk sluipt er het gevaar van substantieverlies in, waar ik eerder over sprak. Bovendien: het sacramentele leven gedijt in een Protestantse context niet zo goed. Dan moet alles door de prediking. Dat kan een zodanige ‘verbijzondering’ geven, dat het objectieve en algemene wegvalt. In een Rooms Katholieke eredienst waarin het om de eucharistie draait, is dat objectieve er wel. Bovendien is er daar altijd de concentratie op het unum necessarium, Christus de Heer.

Het wordt allemaal nog wat lastiger als er een nieuwe regel schuift onder de prediking, niet langer die van het credo, niet langer die van de drie-ene God en zijn werken naar buiten, maar van de tijdgeest. Als alles over de band van de woorden gaat en de persoonlijke vertolking, is de resistentie tegen de tijdgeest dubieus. De culturele nabijheid en het meer persoonlijke, de grandeur van de preek, kan dan ook de misère zijn. Dit zijn natuurlijk sjablonen, en omdat de Geest van God met haar kerk meegaat, mogen we geloven dat diezelfde Geest de prediking heeft gebruikt en gezegend. En dat er bloei is van mensen en gemeenten onder de verkondiging. Maar dat er een sterke open zijde naar de invloed van de tijdgeest is, valt niet te ontkennen. Dat kan een rationalistische kant opgaan, het kan een sentimentele kant opgaan. Het bijzondere van het christelijke geloof, de bijzondere daden van God, die gedoopt zijn in het wonder, dreigen altijd weer te veralgemeniseren.

3 Hoofd en beleving

Ik kom na dit uitstapje protestantisme terug op het thema ‘interpretatie’. Het is duidelijk dat dit zich richt tot het begrip. Interpretatie veronderstelt dat er niet zomaar toegang is tot de zaak. De interpretatie is urgenter naarmate de afstand tussen Bijbel en cultuur groter is en naarmate de vragen waar we voor staan nieuw zijn. Het is dan maar gelukkig dat er interpretatie is. We kopen niets voor simplisme. We willen weten hoe het zit. Dat betreft ethische thema’s. Hoe te denken over homoseksualiteit en vrouw in het ambt? Dat vraagt om een genuanceerde hermeneuse. Maar ook centrale geloofswaarheden als vergeving van zonden en de opstanding van het lichaam kunnen niet zomaar als losse zwerfstenen in de groep worden gegooid. We moeten ze uitleggen, aftasten, afkloppen. We zijn niet gebaat bij een simplistisch geloof. We nemen de hoorder en trouwens ook onszelf voor vol. We ervaren een verstaansprobleem. Het is onbarmhartig dat niet te erkennen en te laten terugkeren in onze verkondiging. Het alternatief is een soort twee-werelden-filosofie.

Enerzijds ons leven hier dat geheel door de moderniteit wordt bepaald en anderzijds een fundamentalistisch geloof. Dus doen we ons best. Er zit zelfs een intrinsieke weetgierigheid in het protestantisme. We willen weten hoe het zit. Dat is onvermijdelijk als God zich door middel van het woord tot ons richt. We zien dit bijvoorbeeld in de Dordtse leerregels. Dat behoort allemaal tot de grandeur van het protestantisme.

Tegelijk: het gaat wel om het hoofd. We moeten het weten, begrijpen, uitgelegd krijgen. Dat kan hypertrofische vormen aannemen. We stapelen uitleg op uitleg. De vragen groeien en dus moet de uitleg navenant groeien. De markt wordt overstroomd door boeken en boekjes die redding moeten bieden. Veel speelt zich daarbij af tussen de oren.

Zou het kunnen zijn dat dit overbelasting geeft? Het is geen nieuws als ik constateer dat onze cultuur op beleving staat. De woordcultuur heeft het moeilijk. We blijven ze wel spreken maar we zoeken de eigenlijke ervaringen aan de woorden voorbij. Het zou wel eens zo kunnen zijn dat dit in het verleden ook het geval is. Hoe werkte de protestantse dienst tot in de meest orthodoxe vormen toe? Was het niet het vertrouwde ritueel, lamplicht, de optocht van de mannenbroeders, orgelklanken, banken met deurtjes, families, een klein kind dat tegen de schouder van vader of moeder leunt, zeg niet dat dit geen beleving is geweest.

Maar goed, we kunnen niet ontkennen dat een kerkdienst soms trekken van een gehoorzaal krijgt, nog meer bij het vrijzinnige protestantisme dan bij de orthodoxen trouwens. De mensen komen echter nu naar de festivalhal om een kick te krijgen. In plaats van Hermes is het Dionysius van wie we het moeten hebben.

Schelden op de belevingscultuur is niet de weg. Het is blaffen tegen de maan. We zouden in ieder geval kunnen erkennen dat de protestantse eredienst er toch vaak een is van gezeten op een stoel een prediking beluisteren. Het lijf lijkt afwezig en het lijfelijke marginaal. lntussen brokkelt de bourgeois-cultuur die lees en gehoor-cultuur is, af. De remedies daartegen zijn inderdaad dubieus. Ik zie bijvoorbeeld hoe de vertolking sentimentaliseert en op het gevoel gericht is. Denken dat je met een paar liturgische bijstellingen het lek boven hebt, is naïef. Die liturgische vernieuwingen zijn te vaak elite-dingetjes die niet werken.

Intussen zijn er plekken waar de protestantse jeugd naartoe stroomt. Daar is de dienst een event en geeft de mix van muziek, lied en gesproken woord een maximale beleving. Denk verder ook aan belevingsconferenties zoals Opwekking en de EO-Jongerendag, maar op een heel andere manier ook Taizé. De grote bemoeienis met de hermeneutische vragen kon wel eens een overschatten van de impact van interpretatie zijn, wat aan veel gelovigen al lang niet meer besteed is. In ieder geval vraagt dit wel doordenking. Zeker, een geloof dat leeft van event en evenement is gauw klaar – en de wijze waarop een wissel getrokken wordt op de emoties die vaak ter plekke worden opgeklopt kan moeilijk als de toekomst van het christendom worden gezien .. Tegelijk is de vraag actueel welke rol emotie, lijfelijkheid, zintuigelijkheid een rol speelt in de wijze waarop het christelijk geloof wordt aanvaard en geleefd.

4. De preek

Ik wil nu nog wat explicieter inzoemen op de preek. Op ons als predikers. We hebben er vermoedelijk allemaal wel eens last van: het gevoel van het luchtledige. Daar sta je op de kansel, het orgel zwijgt, de woorden worden gesproken, de oren horen, de banken zijn goed gevuld en daar bekruipt je het gevoel dat God er niet is. Of: het was een mooie dienst, je was op dreef, maar in de consistoriekamer ging het nergens over. Of de zondag was een feest, het goede gevoel duurde wel twee dagen en daarna leek alles weg. Het is ons lot als predikers. We mogen er niet over klagen. Het is van alle tijden. En toch: is er ook niet iets vooral van onze tijd, iets dat ons hindert en waar het zo moeilijk de vinger achter te krijgen is?

Als protestanten, zeker van gereformeerde huize, achten we de preek hoog. Ik sprak er net al over. We zijn er intensief mee bezig. Het is als het erop aankomt toch het medium dat God gebruikt om zijn wil bekend te maken, om het heil te laten geschieden, om de gemeente te gronden. We hebben een respectabele preekcultuur ontwikkeld. We zijn er erfgenamen van. De preek is wel doorontwikkeld, we preken anders dan een eeuw geleden, maar we preken nog steeds. Hopelijk blijven we dat ook doen, al moeten we misschien het effect van de preek niet overschatten. We besteden er veel aandacht aan, en ook dat is terecht, maar hoeveel mensen zijn er onder de preek tot geloof gekomen? En hoeveel mensen zijn gevorderd in heiligheid door de preek?

5. Substantie

Na al deze inleidende opmerkingen, die bedoeld zijn om een probleembewustzijn op te wekken, is het tijd om uit te zien naar de positieve zijde. Ik wil dat doen door de vraag te stellen: wat verkondigen we? Ja, we verkondigen de boodschap van de tekst, we verkondigen ‘de volle raad Gods’, maar dat is in beide gevallen te algemeen. Wat preken we? Wat is de dragende grond? Wat is het doel? Het kon wel zijn dat hier in onze kerk een verlegenheid is ontstaan.

Er is een tendens om in de preek geen grote woorden te gebruiken. Die slaan dicht. Die hebben geen zeggingskracht meer. We preken niet het grote verhaal van schepping en verlossing, van zonde en genade, van dood en opstanding, want dat is een te groot verhaal dat over de hoofden heen gaat. Het is wellicht een verhaal dat we niet meer geloven. En de grote woorden zeggen ons zelf niet veel meer. Dus preken we iets anders. We preken dat het ‘goed’ is, dat het ‘het leven waard is, dat we ermee door moeten gaan, dat de wereld toekomst heeft, dat er leefbaarheid is, en dat ondanks alles wat er mis is, en wat we dan ook benoemen, vooral als het gaat om onrecht of onmacht. Het gaat kortom over alles, maar weinig over al die dingen die in het credo worden genoemd. Is het credo dan alleen een waakhond, een achtenswaardige regel waar we toch verder niet zoveel last van hebben?

Wat is het thema van de Bijbel? Augustinus plaatst aan het begin van zijn hermeneutiek of homiletiek (de doctrina christiana) een hoofdstuk over de realiteiten. Want zonder een begrip van de realiteiten hangt de hermeneutiek in de lucht. Voor Augustinus is het duidelijk dat God de realiteit is, en dat we ons daarom geheel op God moeten richten. We worden opgeroepen Hem dan ook boven alles lief te hebben. De weg tot God is Jezus Christus, het Woord dat vlees is geworden.

Ik citeer:
Omdat wij dus moeten genieten van de waarheid die onveranderlijk leeft, en omdat in die waarheid God, de Drie-eenheid, oorsprong en schepper van het al, zorgt voor hetgeen Hij geschapen heeft, moeten we onze geest reinigen, opdat deze bij machte is dat licht te zien en zich daaraan blijvend te verbinden. Laten we dat reinigingsproces maar beschouwen als een reis over land of zee, naar het vaderland. Uiteraard bewegen we ons niet in plaatselijke zin naar Hem die overal aanwezig is, maar via goede inzet en goede levenswandel. 1, X, 10 (22).

Zoals een kuur de weg naar de gezondheid is, zo heeft deze kuur zich tot taak gesteld zondaars te genezen en weer gezond te maken. Medici verbinden wonden niet op een slordige manier maar professioneel, zodat met het nut van het verband ook een zekere schoonheid gepaard gaat. Net zo is de medische behandeling door de wijsheid zich aan onze wonden aangepast doordat ze een menselijke gedaante heeft aangenomen (IXV, 13, 27).

De plaats waar dat gebeurt is de kerk, waarvan geldt: iedereen die niet geloof dat in de Kerk van Christus zijn zonden hem vergeven zijn, geen vergeving krijgt, maar wie het wel gelooft, en zich hersteld van zijn zonden afwendt, op zijn plaats in de schoot van de Kerk genezen wordt door het geloof en door dat herstel (XVIII, 17, 35).

Hier wordt een thema gesteld en daar gaat het dus om in het christelijk geloof. Ook in de hermeneutiek. Ook in de prediking. Nu kan dit natuurlijk betwist worden. Vanuit de Bijbelse theologie kunnen andere thema’s worden aangedragen. Koninkrijk van God is dan een favoriet. Ook de dogmatiek zal hier een woord moeten meespreken.

Je kan menen dat het aanwijzen van een realiteit de boel wel op slot te gooien. We krijgen dan preken die altijd over hetzelfde gaan. Altijd over ‘hoe God een mens bekeert’, of altijd over ‘hoe we moeten leven volgens de wetten van het Koninkrijk’. Ja, dat valt niet te ontkennen, maar is dat erg? Misschien moeten we om te beginnen wel de vraag stellen welk thema het diepst reikt en het vruchtbaarst is. In de preken van Augustinus heerst zeker geen monotonie. Hetzelfde kun je trouwens zeggen over de preken van Luther. Ik houd het staande dat preken die gebaseerd zijn op de realiteiten zoals Augustinus ze formuleert, en waarin incarnatie, God als hoogste goed en de weg van de genezing, zich tonend in de liefde tot God en de naaste, de meest vruchtbare bodem is voor de prediking. Dat daarbuiten de preek moralistisch wordt, of ijl, of niet bindend.

Realiteiten. We geloven in een realiteit. We geloven niet in woorden maar in een werkelijkheid. God is de werkelijkheid. God is werkelijker dan alles wat zich als werkelijkheid aandient. Hij is ens realissimus. En Jezus Christus is de opgestane Heer, die leeft en zich present stelt in zijn lichaam, de kerk, in brood en wijn, in het levende woord. En de heilige Geest werkt en doet wat Hij wil, werkt, verandert ons, is een macht die ons te machtig is.

6 Preek en sacrament

Het thema kan ook nog anders worden aangevlogen. Hoe dicht zit de prediking in de buurt van het sacrament? Catechese is vanouds toeleiding naar de doop geweest en de doop weer naar het avondmaal. De preek die losraakt van de sacramenten zal leiden tot devaluatie van deze sacramenten. In het avondmaal wordt brood en wijn voertuig van de genade van Christus, en worden we door geloof verbonden met zijn lichaam en bloed. De doop schenkt, in geloof bediend en ontvangen, met het water ook de genade van de wedergeboorte. In het sacrament gaat het om realiteiten, om die van dood en opstanding. Wanneer prediking tussen doop en avondmaal geplaatst wordt, kan het van die werkelijkheid nooit te ver af geraken, ook al erken ik dat er ruimte is voor het vrije woord in een vrije ruimte, de evangelisatietoespraak, het vertoog, waarin de band losser is.

7 Protestantse preek en de andere tradities

In het protestantisme zijn het Bijbel en preek die bemiddelend zijn. Daarin wijkt protestantisme af van de andere tradities. In de Rooms Katholiek kerk is het de eucharistie. In de Oosters-Orthodoxe kerk de hemelse liturgie. In de Pentecostale kerke: de gaven van de Geest, of: krachtenveld van de Geest. Hier is hermeneutiek niet zo hot. Wie heeft nu het beste deel? Een onvruchtbare vraag maar het gevaar van de protestantse eredienst en preek is dat er geen ‘heden van genade’ is, maar een bemiddeling van een historische realiteit. De interpretatie schuift tussen God en de ziel, God en het heden. In RK mag je Christus ontvangen met de hostie, in 00 wordt je deelgenoot van de hemelse liturgie, in Pentecostaal grijpt de Geest je nu aan en spreek je in tongen. Door zo te nadruk te leggen op de preek en het verstaan kan juist afstand ontstaan (dus juist precies de omgekeerde beweging als we zagen bij Luther, waar het woord een nieuwe intimiteit en directheid gaf) … Juist zo kan het verlossings-karakter van het christelijk geloof vager worden. Verlossing heeft te maken met God die nu werkt, die nu vergeeft, die nu zich present stelt, die nu mij trekt in het krachtenveld van de Geest, die aan mij handelt, die aan mij doet, die in mij geloof hoop en liefde wekt die in aanraking brengen met de verlossings-kracht die van God uitgaat. Dit stelt wel indringende vragen of het niet tijd wordt de rijkdom van de preektraditie in te brengen in de catholica? Wie zich bezighoudt met de vraag naar de prediking en daarbij exclusief protestants denkt, kon er wel eens des te vaster in lopen. Hermeneutiek en homiletiek zijn oecumenische vragen en laten zich niet op een exclusief protestants veld beslechten.

8 Horen en doen

Een religie is niet boterzacht maar heeft een vorm, een leer, een organisatievorm. Christelijk geloof is ook een doen. Het is een praktijk. Het realiseert zich in gebeden, in tijden, in vasten (?). Het toont zich in een dagelijkse levenspraktijk die gepaard gaat met afzien van bepaalde dingen en het doen van andere dingen. Het betoont zich in kuisheid, in eerlijkheid, in offer, in geduld.

Dit zijn zaken die niet via de preek kunnen worden geregeld. Maar staan preken er geheel los van? Misschien kunnen preken toch ook weer te sacramenteel worden opgevat: ze zijn voertuig van verlossing, we worden in de ruimte gezet, etc. Dat is zeker wezenlijk, prediking is aanzeggen van het heil. Gevolg is wel dat we bij de wet vandaan blijven. En bij de discipline. Die vragen kun je overigens ook stellen bij de andere tradities. Het is een Is dat een goed idee? Preek mag niet moraliseren. Is waar. Maar is de preek zonder moraal?

Moeten preken niet ‘strenger’? Op een of andere manier is het zoeken naar een goed samengaan tussen enerzijds het actuele nu ontvangen van het heil en de lange weg van het genezingsproces, dat niet kan zonder praktijken, zonder bidden en vasten, zonder de dagelijkse praktijk. Het is zoeken naar een evenwicht tussen enerzijds sacramenteel omvangen te zijn, of liever: door God omvangen te zijn en ver weg te blijven van getob over het heil en draaien om jezelf, en anderzijds om strengere discipline, om het langzame genezingsproces waarin elke dag een stapje in de richting van het doel wordt gezet. Het is het evenwicht tussen katholiciteit en radicaliteit, tussen kosmisch heil en het streven op de vierkante meter van het dagelijkse leven.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken