‘Als de nood hoger wordt, versnelt de dynamiek’
Zowel de katholieke als de protestantse kerk hebben met krimp te maken. Kunnen de werkers in de kerk van elkaar leren als het gaat om samenwerking en teamvorming?
Nog niet eerder ontmoetten ze elkaar. Marianne van Tricht is voorzitter van de rooms-katholieke Vereniging voor Pastoraal Werkenden (VPW). Ds. Roel Knijff is de recent aangetreden directeur van de Bond van Nederlandse Predikanten (BNP). Dat ze elkaar nog niet kennen, is niet vreemd, vindt Roel: ‘Contacten lopen altijd via de kerkelijk werkers of via het CNV. Maar leuk om elkaar zo te ontmoeten.’
We zitten in een restaurantje op station Amersfoort. Buiten regent het pijpenstelen, binnen praten we over samenwerken, teamvorming en wat dat vraagt van de kerken en de opleidingen. Hoewel beide kerkelijke omgevingen totaal verschillend georganiseerd zijn, is er toch veel herkenning.
De gevolgen van de terugloop, het afstoten van kerkgebouwen en de krimp in het personeelsbestand zullen een rode draad vormen in het gesprek. Maar wie denkt dat er sombere mensen aan tafel zitten, vergist zich.
Gezusterlijk
Nadat Van Tricht onder andere zestien jaar in Amersfoort heeft gewerkt – waar ze prettige contacten onderhield met protestantse collega’s – is ze sinds 2016 pastoraal werker voor beleid en organisatie in twee parochies in West-Betuwe en de Kromme-Rijnstreek. Dat zijn samenvoegingen van bij elkaar wel vijftien geloofsgemeenschappen. Een complex verhaal over fusies, kerksluitingen en herverdeling van werkers.
Ideaal als je een mix kunt aanbieden van praktisch én reflexief ingestelde mensen
Knijff herkent er veel in. Als predikant stond hij in drie verschillende bisdommen: in Breda, Engelen bij ’s Hertogenbosch en in Maastricht, en volgde op de voet wat er bij de buren gebeurde. Nu is hij inwoner van Geldermalsen:
‘Als buurman zie je met enige pijn hoe beslissingen bij de ander genomen worden en afschaling plaatsvindt. Dat dit proces verschraling heeft versneld, vind ik het meest pijnlijke. Maar onze gemeenschap krimpt natuurlijk ook, en dat wordt ook lastig. Zo kunnen we gezusterlijk naast elkaar problematiseren.’
Van Tricht: ‘In Culemborg is reeds lang geleden besloten de kerk te verkopen, toen stonden er mensen op die de kar nog wel wilden trekken. Ze geloven in een revitalisering. Al zijn ze inmiddels in de zeventig, ze hebben ambities, dat is toch mooi. En er zijn goede oecumenische contacten opgebouwd.’
Knijff: ‘Ik heb altijd met erg veel liefde en plezier samengewerkt met priesters die dat wilden, en eigenlijk wilden ze altijd wel. Daardoor was de persoonlijke verhouding altijd erg goed. In Maastricht kwam ik na de tijd van bisschop Gijsen, er speelde van alles in katholiek Limburg. Ik moest een beetje aftasten hoe ik me in het veld kon bewegen. Mijn grote voorrecht was dat ik voor niemand bedreigend was.’
Waardering van het ambt
Als directeur van de BNP is Knijff verantwoordelijk voor de dagelijkse zaken en bereidt hij de gesprekken voor die de Bond voert met andere partijen. ‘Nu is het bijvoorbeeld relevant om in het gesprek over het ambt in de Protestantse Kerk Nederland samen op te trekken met de kerkelijk werkers. We laten het niet gebeuren dat de dynamiek op een synode ertoe leidt dat we tegen elkaar worden uitgespeeld. Dat is in ons beider belang.
Hoe gaat de kerk om met haar eigen werkers? Is er voldoende duidelijkheid over de onderlinge posities? Als een synode zegt: ga maar in teams samenwerken, dan heeft ze doorgaans geen idee wat dat vraagt en hoe dat werkt. Wij willen elkaar daarin vasthouden, wij zijn degenen die het moeten doen.
Doordat ik in het zuiden heb gewerkt, heb ik de verschillen tussen de kerken gezien. Een priester doet in grote mate hetzelfde werk als een predikant, maar met zijn wijding wordt hij onderdeel van die kerk. Qua inkomen en arbeidspositie is het allemaal lastig vergelijkbaar. En predikanten mogen met een partner samenleven.’
Van Tricht: ‘Priesters krijgen geen echt salaris maar een persoonlijke vergoeding. Er wordt wel veel voor hen geregeld en betaald, ze krijgen kost en inwoning maar het bedrag waar ze zelf over kunnen beschikken, is beperkt. Pastoraal werkers in de Rooms-Katholieke Kerk hebben wel salarisschalen op een maatschappelijk normaal niveau. De priester wordt ambtelijk hoger gewaardeerd, maar qua inkomen lager.’
Roel: ‘Met hoe het nu in de Protestantse Kerk besloten is – of het ook zo ingevoerd gaat worden is een tweede – wordt eigenlijk gecorrigeerd dat de kerkelijk werker nooit ambtelijk gewaardeerd is. Daardoor is er op grond van wat zij doen, het gevoel ontstaan dat ze minder gewaardeerd worden. Dat speelt al dertig jaar. Bij jullie is daarentegen de beweging dat pastoraal werkers steeds minder gewaardeerd worden.’
Marianne van Tricht: ‘Je bent weer met meer, je kunt het werk beter verdelen’
Marianne: ‘Als beroepsgroep verdwijnen wij eigenlijk steeds meer. Het argument is dat parochies ons niet meer kunnen betalen, wat in veel gevallen ook steeds moeilijker wordt. Maar de visie van de kerkleiding die eronder ligt, is dat onze aanwezigheid vertroebelt dat vooral het gewijde ambt centraal moet staan.
Het grappige is dat pastoraal werkers academisch opgeleid zijn voor het pastorale werk in parochies, en priesters niet altijd. Dat kan in teams scheve verhoudingen geven, als bijvoorbeeld het gevoel ontstaat dat de werker de priester overvleugelt. Er worden in sommige bisdommen ook geen werkers meer aangenomen en er wordt vrijwel niemand meer opgeleid. Hoe het in het pastoraat verder moet gaan, we hebben geen idee.’
Krimp en teamvorming
Knijff: ‘In de Protestantse Kerk zullen binnen zeven jaar de helft van de predikanten met emeritaat gaan, 750 van de 1500. In beide kerken gaat de krimp van het aantal werkers vooraf aan de teruggang in kerkbezoek. De discussie over het ambt is daarom ook wat wonderlijk tegenstrijdig: wat prachtig doordacht hooggehouden wordt, verhoudt zich niet meer tot wat er in de praktijk nodig is.
We lopen achter de feiten aan. Het lijkt ook alsof de urgentie niet doordringt. En tegelijkertijd hebben zich ineens veel meer studenten aangemeld voor de studie theologie. Daar zit iets dat we nog moeilijk kunnen duiden.
We hebben in Nederland besloten dat hbo’ers en academici gelijkwaardig zijn en dat willen we ook honoreren qua inkomen. Een hbo’er is meer praktisch ingesteld, van academisch opgeleiden mag je een meer reflectieve insteek verwachten. Als het gaat om teamvorming, zou het ideaal zijn als je overal een passende mix kunt aanbieden.’
Van Tricht: ‘Wij werken allang met teams, in één parochie, want er waren al verschillende werkers: een pastoor en bijvoorbeeld een pastoraal werker voor catechese en diaconie.
De priester staat altijd aan het hoofd, als herder van de kudde. Bij fusies vormen mensen van verschillende parochies samen een team. Dat heb ik in de praktijk goed zien werken. Je bent dan weer met meer, je kunt het werk beter verdelen. Maar veel hangt af van de opstelling van de pastoor, en hoe de andere teamleden erin zitten.’
Knijff: ‘Protestantse gemeenten zijn zelfstandig, die moeten onderling tot de overtuiging komen dat samenwerking meerwaarde heeft. De protestantse cultuur verhoudt zich moeizaam tot het idee van teamvorming. Als de nood hoger wordt, kan de dynamiek zich wel versnellen.’
Die samenwerking stelt andere eisen, een andere persoonlijkheid wellicht ook?
Marianne: ‘Ja, als je denkt, ik ben hier de predikant of de pastoor, ik bepaal wat er gebeurt, dan wordt samenwerken wel moeilijk. Je hebt mensen nodig die het ook samen willen doen, en echt zoeken naar hoe ze dat varkentje samen het beste kunnen wassen.’
Knijff: ‘De kerkelijk werker is bij ons niet in de structuur verankerd. Dan kan het gebeuren dat je als werker bij een vacature vrijwel alle taken van de predikant doet, en als er weer een “echte” is, je een stap terug mag doen.
Toen ik zelf net predikant was, functioneerde de kerkenraad nog als team. Ik deed wat ik met mijn opleiding kon toevoegen, de rest deed de rest. Nu we meer moeite hebben een kerkenraad te vormen, maakt dat de positie van de predikant ook anders.
Roel Knijff: ‘De protestantse cultuur verhoudt zich moeizaam tot het idee van teamvorming’
Het betekent al snel dat van de predikant kwaliteiten verwacht kunnen worden die niet goed in de opleiding vervat zijn, of niet aansluiten bij haar of zijn karakter. Dat is een enorme verandering, en de reflectie daarop loopt erachteraan. Op de vraag wat je van een predikant mag verwachten, kun je enorm diverse antwoorden krijgen, afhankelijk van waar je bent, of wie je bent…’
Van Tricht: ‘Schaalvergrotingen en fusies hebben ervoor gezorgd dat voor pastoors dezelfde ontwikkeling zich voordeed. Hun rol is enorm veranderd, en leidinggevende en bestuurlijke taken liggen hun niet altijd. Dat heeft ook gevolgen voor het functioneren van het team.’
Wat zou jullie advies zijn aan de opleidingen?
Roel: ‘Daarin wil ik vanuit mijn positie voorzichtig zijn omdat er veel in beweging is. Ik wens dat we collectief beter zien dat er toerusting moet plaatsvinden op het functioneren in de kerk als organisatie, naast de noodzakelijke academische vorming. Of dat in de opleiding zelf wordt opgenomen, of daarnaast wordt gerealiseerd, is een tweede.
Je kunt exegetisch heel vaardig zijn, in de praktijk zal blijken of je ook de organisatie kunt leiden, of je bezielend bezig kunt zijn. Als je niet geleerd hebt om in teamverband te werken, dan kun je je werkomgeving als onveilig ervaren. Dat werkt vereenzaming in de hand. Het voordeel van een protestant is wel dat je een levenspartner naast je mag hebben.’
Marianne: ‘Dat geldt voor onze priesters inderdaad niet. Ik mag hopen dat zij toch gelukkig zijn met de keuze die zij gemaakt hebben. Opmerkelijk is wel dat sommigen op den duur kiezen voor het kloosterleven.’
Bij het afscheid zegt Van Tricht nog: ‘Laten we niet vergeten dat er op het grondvlak in de kerk heel veel goeds en moois gebeurt.’
Knijff: ‘Dat herken ik, we staan daar weinig bij stil.’
Arie Kok is schrijver, journalist en actief lid van de Protestantse Gemeente De Inham te Hoogland.