Menu

Basis

De droom van Monnica, over een wending in Augustinus’ leven

Augustinus beschrijft een droom van zijn moeder Monnica die over zijn toekomst gaat. Dat was in een periode waarin zijn moeder en hij het grondig oneens waren over het geloof. Hoe zat dat precies?

In deBelijdenissen vertelt Augustinus (354-430) over een droom van zijn moeder Monnica (331-387), waarin een wending wordt aangekondigd in zijn leven. Niet Augustinus heeft deze droom, maar zijn moeder. Aan haar wordt zijn levensweg onthuld. Hij geeft haar droom een belangrijke functie in zijn leven.

Zijn moeder ontving deze droom als een geschenk van God. Voor Augustinus is een droom die van God afstamt een drager van een goddelijk boodschap. Het kan een kantelpunt in het leven betekenen. Voor hem was dat zijn bekering tot het christelijke geloof, waarbij hij afstand deed van het manicheïsme. Haar droom beschouwt hij als een legitimatie van deze wending.

Monnica’s droom

Monnica ontving een droom toen haar zoon zich aangesloten had bij het manicheïsme, een gnostische stroming waarin Christus centraal stond, maar die het Oude Testament negeerde. Augustinus had zich afgekeerd van het katholieke geloof tot groot verdriet van zijn moeder. Zij wil niet meer methem onder één dak wonen, omdat ze hem ziet als ‘ketter’. Het leek een onoplosbaar conflict, maar toen kwam God Monnica tegemoet met een droom als een voertuig van goddelijke troost. Deze troost lag in de wending die volgens de droom zou plaatsvinden in het leven van haar zoon. Voordat hij haar droom beschrijft, vertelt Augustinus drie keer dat God haar verhoord heeft. Zij had zich in haar verdriet tot God gewend nadat ze haar zoon gezien had als een geestelijke dode vanuit de Geest die haar geschonken was.

Droomvertelling

‘Vanuit de hoogte hebt u uw hand uitgestoken en mijn ziel uit deze diepe duisternis weggetrokken, omdat mijn moeder, uw getrouwe, tot u huilde voor mij, meer dan moeders huilen over de lichamelijke dood. In het geloof en in de geest, die ze van u had ontvangen, zag ze mijn dood. U hebt haar verhoord, Heer. U hebt haar verhoord en hebt niet neergekeken op haar tranen, wanneer die overvloedig stroomden en de aarde onder haar ogen bevloeiden op alle plaatsen van haar gebed.

U hebt haar verhoord. Want van wie anders kwam die droom, waardoor u haar getroost hebt, zodat zij erin toestemde met mij te wonen en in huis de-zelfde tafel te delen? Want dat had ze in eerste instantie niet gewild in haar afkeer en weerzin tegen de godslasteringen van mijn dwaling.

In die droom zag zij zichzelf op een of andere houten meetlat staan. Er kwam een stralende opgewekte jongeman naar haar toe. Hij lachte haar toe, terwijl zij zelf diep bedroefd was en werd verteerd door droefenis. Hij vroeg haar naar de oorzaken van haar droefheid en haar tranen, die elke dag op-nieuw stroomden. Zoals gewoonlijk was zijn vraag bedoeld om haar te leren, geen vraag om informatie, maar om haar de weg te wijzen. Zij antwoordde dat ze rouwde om mijn ondergang. Vervolgens gebood hij haar geen zorgen te maken en opmerkzaam te zij, opdat zij haar aandacht zou vestigen en zien dat waar zij was, ik ook zou zijn. Terwijl ze er goed naar keek, zag ze mij vlak bij zich staan op dezelfde richtlat.

Dit kon alleen maar gebeuren, omdat uw oren bij haar hart waren. Oh, goede en almachtige, die voor ieder van ons zorgt, alsof hij de enige was en u zorgt voor ons allen samen als voor ieder afzonderlijk.’ (Conf. 3.11.19)

Beschrijving van de droom

De droom van Monnica (zie de be-schrijving hierboven) bestaat uit drie scènes. In de eerste scène bevindt Monnica zich op een houten meetlat. De tweede scène toont een stralende jongeman aan wie zij haar klacht uit. In de derde scène ontvangt zij onder-richt van hem.

De houten meetlat

In de eerste scène ziet Monnica zichzelf op een houten meetlat staan. Met behulp van Paulus kunnen we dit beeld verstaan. In zijn brieven verwijst de meetlat naar de maatstaf die God de mens heeft toebedeeld om naar te leven (2 Kor. 10, 13). Wie volgens dit richtsnoer leeft, zal vrede en barmartigheid ontvangen (Gal. 6, 16). De meetlat verwijst ook naar de weg van de navolging van Christus (Filip. 3, 16). Opmerkelijk is dat de meetlat van hout is en niet van metaal. Hout brengt Augustinus vaak in verband met het kruis van Jezus Christus. Daarmee verwijst de houten meetlat naar de weg van Jezus die Monnica ging.

De stralende jongeman

In de tweede scène komt er een jongeman Monnica’s leefwereld binnen. Zijn heldere licht contrasteert met de geestelijk dode Augustinus. Zijnopgewektheid contrasteert met haar verdriet. Zijn vraag naar haar verdriet sluit aan op wat innerlijk in haar leefde: haar rouw om de ondergang van haar zoon, die het gevolg was van zijn keuze voor het manicheïsme. Zijn vraag was niet bedoeld om de oorzaken van haar verdriet te weten te komen. Het gaat niet om het waarom, maar om het waartoe. Zijn onderricht is gericht op het toekomstige leven van Augustinus.

Het onderricht

De derde scène beschrijft het onderricht van de jongeman, waarin hij Monnica een perspectief aanreikt. Met dit onderricht roept hij haar op te vertrouwen en daardoor wordt ze gerust gesteld; ze hoeft niet meer te vrezen voor het onheil van haar zoon. Daarbij maakt hij haar opmerkzaam op een teken dat voor haar bestemd is. Door dit onderricht kon zij haar aandacht vestigen op dit teken en het gaan zien. Het teken was een belofte die God haar deed: Augustinus zal naast haar op dezelfde meetlat staan.

Augustinus zal naast haar op dezelfde meetlat staan

Discussie over de droom

In de Belijdenissen beschrijft Augustinus dat er een verschil van interpre-tatie ontstond over deze droom (Conf. 3.12.20). Hij legde de droom zo uit dat Monnica erop moest vertrouwen ooit nog eens zover te komen als wat hij was: manicheeër. Hij verdraaide de woorden van de jongeman in de droom: ‘waar hij is, zult u ook zijn’. Hij benaderde haar dus als iemand die een verkeerde opvatting toegedaan was; ze was geen manicheeër.

Zij liet zich echter niet van haar stukbrengen. Ze had gezien wat ze moest zien: ‘waar u bent, daar hij ook’. Zij twijfelde niet aan wat ze gezien had. Haar antwoord maakte veel indruk op Augustinus: hij werd ‘dieper getroffen door haar antwoord dan door de droom zelf’.

De profetische opdracht van Monnica

In de droom werd Monnica een perspectief gegeven vanuit de goddelijke werkelijkheid op de toekomst van Augustinus en op die van haarzelf. Daarin ontwaarde zij een verborgen plan dat betrekking had op zijn leven. Dit aspect wijst op de profetische functie van de droom. Ze moest haar droom dan wel leren verstaan vanuit Gods perspectief. Dit leerproces had op het moment dat ze de droom kreeg nog niet plaatsgevonden. Het verstaan van de droom vanuit Gods perspectief houdt een spanning in tussen reeds en nog niet. Hoewel God haar de belofte reeds kenbaar had gemaakt in de droom, had hij de betekenis van deze belofte nog niet aan haar onthuld. Dat zou pas negen (!) jaar later gebeuren, bij de bekering van Augustinus.

Toch verstond Monnica de droom op een symbolische wijze. Ze begreep dat de houten meetlat een verwijzing isnaar het christelijk geloof. Dit bevestigde haar verlangen, dat Augustinus ooit een katholiek christen zou worden. Dit verstaan versterkte haar hoop en vertrouwen op God.

Monnica verstond de droom ook op een morele wijze. Ze realiseerde zich dat ze de verbroken banden met Augustinus moest herstellen. Ze nam hem – met zijn gezin – op in haar huis, ondanks haar weerstand tegen het manicheïsme. De droom hielp haar zijn keuze voor het manicheïsme te aanvaarden als een voorlopige keuze. Ze overwon haar weerzin door de hoop die haar in deze droom gegeven werd. Dat gaf haar de moed om de verbroken banden met hem te herstellen.

In de Belijdenissen vertelt Augustinus hoe Monnica meewerkt aan de realisering van de belofte van God aan haar, maar ook dat ze de vervul-ling ervan moet overlaten aan God die handelt op zijn eigen wijze. De droom wordt werkelijkheid als Augustinus zich overgeeft aan God en een licht zijn hart binnenstroomt. Dan onthult zich het teken van de meetlat, die een ontmoetingplaats is geworden tussen God, Monnica en Augustinus:

‘U had mij bekeerd tot u (…) en nu stond ik op de meetlat van het geloof waarop u me zoveel jaren eerder aan haar had laten zien’ (Conf. 8.12.30).

Literatuur

Aurelius Augustinus, Belijdenissen, vertaald en ingeleid door Gerard Wijdeveld, Baarn 1988. Zie ook de vertaling van Wim Sleddens, Budel 2009.

Kitty Bouwman, Mater Sapientia, de mysta-gogische functie van het goddelijke moe-derschap en het geestelijke moederschap bij Augustinus, Skandalon 2015.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken