Menu

Basis

De inspiratie van de martelaressen Perpetua en Felicitas

Perpetua-cyclus op een anoniem 14e-eeuws Catalaanse altaarfront.
Perpetua-cyclus op een anoniem 14e-eeuws Catalaanse altaarfront.

De verhalen over de martelaressen Perpetua en Felicitas worden nog steeds verteld. Door ze te blijven herinneren, raken de luisteraars innerlijk bezield door de bezieling van deze twee vrouwen. Hun geschiedenis en hun visioenen inspireren nog altijd, ruim 1.800 jaar na hun marteldood.

Perpetua en Felicitas, twee jonge vrouwen van iets over de twintig, werden gearresteerd samen met nog vier andere christenen. De een was moeder van een zoontje, de ander hoogzwanger. Omwille van hun christelijk geloof werden zij ter dood gebracht, op 7 maart in 203, in de arena van Carthago. Wie waren Perpetua en Felicitas? Wat was de aanleiding van hun arrestatie? Waarom stierven ze de marteldood? Wat bezielde deze twee jonge vrouwen?

Het is hartverscheurend wat deze jonge vrouwen overkwam. Maar hun getuigenis heeft vele christenen door de eeuwen heen geïnspireerd. De vroegchristelijke schrijvers Tertullianus en Augustinus schreven over hen. Ze werden herdacht in de liturgie door de eeuwen heen. Waarin schuilt het geheim van hun inspiratie?

Hun getuigenis heeft vele christenen door de eeuwen heen geïnspireerd

Mijn bijdrage begint met de korte biografie van Perpetua en Felicitas en vervolgt met het martelaarschap in de jonge kerk. Het tweede deel gaat over het dagboek, de passio, dat Perpetua schreef gedurende haar verblijf in de gevangenis.

Perpetua, Felicitas en hun medegevangenen

Vibia Perpetua (181-203) was een vrouw van hoge afkomst en had een goede opleiding genoten. Haar naam (perpetua) betekent eeuwig, voor altijd. Ze was getrouwd met een man van goede afkomst en ze hadden een zoontje. Zij had ervoor gekozen om christen te worden. Haar moeder en haar broer waren ook overgegaan naar het christendom. Haar vader was geen christen. Hij was zijn dochter welgezind, maar hij begreep haar keuze voor het christendom niet. Zeker niet toen zij slachtoffer werd van de christenvervolging die ingesteld was door Septimis Severus, keizer van Rome van 193 tot 211. Hij smeekte haar het geloof af te zweren om zo haar leven te redden, maar Perpetua liet zich niet ompraten.

Perpetua gaf haar kind nog borstvoeding, toen zij in de gevangenis terecht kwam. Tijdens haar gevangenschap was haar zoontje bij haar. Omdat hij er slecht aan toe was, vroeg Perpetua aan haar moeder en broer of zij voor hem wilden zorgen. Op deze wijze raakte haar zoontje ontwend van haar borstvoeding.

Felicitas was de dienares (slavin) van Perpetua. De naam Felicitas betekent: geluk. Over haar is weinig bekend. We weten dat ze hoogzwanger was toen ze gevangen genomen werd. Ze was is de achtste maand. Vanwege haar toestand leek het erop, dat haar terdoodbrenging uitgesteld zou worden. Het was namelijk verboden dat zwangere vrouwen deze straf ondergingen. Het maakt Felicitas angstig dat ze niet samen met haar metgezellen haar bloed zou vergieten. Dit bracht hen tot gebed, en daarna zette de weeën in. In de gevangenis vond de bevalling plaats. Felicitas schonk het leven aan een meisje, dat geadopteerd werd door een vrouw die tot de christengemeenschap behoorde.

Perpetua liet zich niet ompraten

Samen met de twee vrouwen werden drie mannen gevangen genomen: de slaaf Revocatus en de twee vrije mannen Saturninus en Secundulus. Deze vijf gevangenen waren catechumeen, dat wil zeggen: ze hadden ervoor gekozen over te gaan tot het christendom, maar ze waren nog niet gedoopt. Na hun gevangenneming werd een zekere Saturus opgepakt, een gedoopt christen en catecheet. Hij had de zorg voor het onderricht in het geloof van de vijf catechumenen. Tijdens hun verblijf in de gevangenis werden ze gedoopt. Saturus werd hun metgezel; samen met hen zou hij de marteldood sterven.

Hun marteldood vond plaats op 7 maart in 203. De vijf christenen werden naar de arena gebracht en voor de wilde beesten geworpen. De mannen moesten vechten tegen een wildzwijn, een beer en een luipaard; de vrouwen tegen een wilde koe. De dieren slaagden er echter niet in hen te doden: uiteindelijk werden Perpetua en Felicitas en hun metgezellen met het zwaard om het leven gebracht. Perpetua en Felicitas werden begraven in Carthago. Op de plaats van het graf werd later een basiliek opgericht. Beide martelaressen worden afgebeeld met een kind op schoot en naast hen staat vaak een koe.

Het catechumenaat

In de tweede en derde eeuw vereiste het moed om christen te worden. Het christendom werd in die tijd door de Romeinse keizer nog niet erkend als godsdienst. Christenen leefden in een klein hecht verband van geloofsgenoten aan de rand van de samenleving, en de stap om christen te worden was groot. Daarom spande de kerk zich in om de geloofsleerlingen (catechumenen) goed toe te rusten, opdat ze overtuigd, daadkrachtig en moedig werden. De kerk had het catechumenaat ingesteld, dat diende om mensen daarop voor te bereiden. Deze voorbereiding bestond uit onderricht over de Bijbel en de praxis van het geloof zoals gebed, vasten en boetedoening, en leidde tot de doop in de paasnacht.

Hun martelaarschap in de vroege kerk

Perpetua en Felicitas worden door de katholieke kerk als martelaressen vereerd. Om te begrijpen hoe deze jonge vrouwen martelaressen zijn geworden, geef ik een schets van deze ontwikkeling in de jonge kerk.

In de eerste twee eeuwen van het christendom waren er spanningen tussen de christenen en niet-christenen. Deze spanningen hadden te maken met het anders-zijn van christenen. Zij onderscheidden zich van hun tijdgenoten door hun ingetogen levenswandel. Ze hadden een afkeer van uiterlijk vermaak. Ze namen niet deel aan schouwspelen in het amfitheater, waar gladiatoren vochten op leven en dood met elkaar en met wilde dieren. Hun afkeer van dergelijke vermaken werd niet altijd goed begrepen door hun niet-christelijke tijdgenoten. Dit anders-zijn leidde tot argwaan en spot. Christenen kregen al gauw de schuld van tegenslag die de Romeinse samenleving trof.

Daarover schreef een tijdgenoot van Perpetua en Felicitas, de Noord-Afrikaanse schrijver Tertullianus van Cartago (197 – ca. 220), rond 200: ‘Als de Tiber overstroomt of de Nijl niet buiten zijn oevers treedt om de velden te bevloeien, als de hemel zich niet roert of als de aarde beeft, als er een hongersnood of een epidemie heerst, meteen schreeuwt men: de christenen voor de leeuwen.’

Hun anders-zijn leidde tot argwaan en spot

Deze uitspraak typeert het wantrouwen tegen de christenen. Als iemand christen was, was dat voldoende reden om hem of haar te vervolgen, waarbij opgemerkt moet worden dat de overheid hen niet actief opspoorde. Ze werden vervolgd als ze weigerden deel te nemen aan offerdiensten voor de heidense goden en voor de keizer. Als ze werden gearresteerd, moesten ze Christus verloochenen. Deden ze dat niet, dan werden ze streng gestraft.

Wie trouw bleef aan het geloof en tot het uiterste daarvan getuigenis aflegde, werd een martelaar genoemd. Zij bezegelden hun getuigenis met de dood. Het woord martelaar is afgeleid van het Griekse werkwoord marturein dat ‘getuigen van of voor iemand’ betekent. Martelaars in het vroege christendom getuigden van de waarheid: Jezus Christus. In het openbaar beleden zij hun geloof en daarmee lieten ze zien dat ze Jezus Christus navolgden. In deze betekenis is hun martelaarschap een imitatio Christi: de uitbeelding van Jezus Christus. Zij beeldden zijn leven uit door zijn volgeling te zijn, dat bracht grote risico’s met zich mee en had grote gevolgen. Daarvan getuigt Perpetua in haar dagboek.

De passio van Perpetua

Perpetua schreef een dagboek over de periode die zij en de andere christenen doorbrachten in de gevangenis van Carthago: Passio Sanctarum Perpetuae et Felicitatis (de heilige passie van Perpetua en Felicitas). Daarin beschrijft ze haar belevenissen in de gevangenis en haar visioenen.

Perpetua ontving verschillende visioenen gedurende haar verblijf in de gevangenis. Ze werpen een licht op haar persoonlijke situatie en tonen haar een perspectief. Perpetua schrijft haar visioenen toe aan God. Ook de redacteur van haar dagboek die de inleiding heeft geschreven, gaat ervanuit dat de visioenen door God geschonken waren. Hij vermeldt uitdrukkelijk dat Perpetua en Felicitas getuigen waren van de Geest die in hen werkzaam was.

Een man met witte haren was schapen aan het melken

Over de werking van de goddelijke Geest vertelt Perpetua, toen ze in voorarrest zat: ‘Tijdens die paar dagen zijn we gedoopt. De Geest gaf mij in dat ik niets anders als vrucht van de doop moest vragen dan lichamelijke draagkracht.’ In dit fragment beschrijft ze hoe de Geest op haar was betrokken.

Afbeelding van Perpetua, Felicitas, Revocatus, Saturninus en Secundulus in de Menologion van Basileus II (manuscript van rond het jaar 1000).

Visioen over de ladder naar de hemel

In de gevangenis bad ze tot God. Tijdens haar gebed kreeg ze een visioen. In dit visioen werd haar getoond wat voor haar was weggelegd: passie of vrijlating. Toen ze aan God vroeg wat haar te wachten stond, werd haar het volgende getoond:

Een bronzen ladder, een enorme hoge, die tot de hemel reikte. Hij was smal (er kon maar één persoon tegelijk omhoog) en aan de zijkanten van de ladder zaten allerlei soorten ijzeren wapens vast. Er hingen zwaarden, lansen, haken, sabels en werpspiesen. Als je achteloos of zonder op te kijken omhoog ging zou je verscheurd worden en zou je vlees aan de wapens blijven haken. En onder de ladder lag een slang, een enorme grote, die het had gemunt op degenen die omhoog gingen; hij probeerde ze af te schrikken zodat ze niet omhoog zouden gaan.

Eerst ging Saturus omhoog. (…) Hij kwam aan de top van de ladder, draaide zich om en zei tegen mij: ‘Perpetua, ik wacht op je. Maar kijk uit dat die slang je niet bijt.’ Daarop zei ik: ‘Hij zal mij niet bijten, in de naam van Jezus Christus!’ Langzaam stak hij van onder de ladder zijn kop uit, het leek of hij bang voor mij was, en net alsof ik op de eerste sport stapte, stapte ik op zijn kop en ging omhoog.

En ik zag een enorme ruimte, een tuin, waar in het midden een man met witte haren zat. Hij zag eruit als een herder, een forse man, en hij was schapen aan het melken. Om hem heen stonden duizenden mensen die in het wit waren gekleed. Hij hief het hoofd op, keek mij aan en zei: ‘Welkom, mijn kind!’ En hij riep me bij zich en gaf mij iets als een hapje van de kaas die hij aan het maken was. Ik nam het met gevouwen handen aan en at het op, en alle omstanders zeiden ‘amen’.

Uitleg van het ladder-visioen

Dit visioen is antwoord op het gebed van Perpetua. Daarin laat God zien dat hij naar haar omziet, maar ook dat haar de marteldood te wachten staat.

Gods betrokkenheid is verbeeld met een ladder die de verbinding tussen hemel en aarde symboliseert. De wapens duiden op de strijd van de keizer en zijn handlangers. Ook verschijnt Satan, de tegenstander van God die verbeeld is als de slang en de herinnering oproept aan het paradijs. In deze droom ziet Perpetua zichzelf de ladder beklimmen. Ze legt een getuigenis af van Jezus Christus waardoor ze in staat is de kop van de slang te vertrappen.

Dankzij haar overgave ontvangt ze ‘kaas’ als hemelse voeding

De ladder omhoog leidt naar een hemelse tuin waar Jezus Christus als een herder zijn schapen weidt. Als een gastheer heet hij haar welkom met een stukje kaas. Kaas is gestolde melk. Melk symboliseert het voedsel van de beginnende gelovigen in de vroege kerk. Daarmee werd hun geloof gevoed (1 Korintiërs 3:2). In dit hemelse paradijs is Perpetua geen beginneling meer op de geloofsweg. Ze heeft de volmaaktheid bereikt door als martelares de weg van de Navolging te gaan, en zich over te geven aan Gods liefde. Dankzij haar overgave ontvangt ze ‘kaas’ als hemelse voeding.

Mozaïek van Perpetua, Kroatië.

Visioen over de transformatie van Perpetua tot man

In een ander visioen ziet Perpetua een omkering: als vrouw krijgt ze de gedaante van een man. In deze tijd zouden we dat zien als een transitie van een transgender. Maar bij Perpetua is er iets anders aan de hand. Voordat Perpetua ziet dat ze getransformeerd wordt in een man, beschrijft ze de strijd met een Egyptenaar. Dit roept de herinnering aan Farao op die de Joden achtervolgde. Laten we luisteren naar haar visioen:

Daags voordat wij zouden strijden, zie ik in een droomgezicht het volgende. Diaken Pomponius kwam bij de deur van de gevangenis en klopte dringend aan. Ik ging naar hem toe en deed voor hem open. ‘Perpetua’, zei hij tegen mij, ‘we wachten op je, kom!’ En hij pakte mij bij de hand en we sloegen een lastige bochtige weg in.

Met veel moeite kwamen we ten slotte buiten adem bij het amfitheater aan. Hij voerde mij naar het midden van de arena (…). Er kwam een Egyptische man naar buiten, die op mij afliep om met mij te strijden. Hij zag er afschuwelijk uit en hij had helpers bij zich. Er kwamen ook mensen bij mij, knappe jongens, mijn helpers en medestanders.

Hij kleedde mij uit en ik werd een man. Mijn medestanders begonnen mij met olie in te wrijven, zoals gebruikelijk is voor een gevecht, en ik zie de Egyptenaar tegenover mij in het stof rollen.

Er kwam een reusachtige grote kerel naar buiten, die zelfs uitstak boven het dak van het amfitheater. (…). In zijn handen had hij een zweep en een groene tak met gouden appels eraan. Hij vroeg om stilte en zei: ‘Als deze Egyptenaar wint van haar, mag hij haar doden met het zwaard. En als zij wint van hem, krijgt zij die tak.’ Daarna ging hij weg.

Het vervolg van het visioen gaat over de strijd tussen de Egyptenaar en Perpetua, die Perpetua wint. Het publiek en haar medestanders gaan psalmen zingen. De kampvechter geeft haar een kus en wenst haar vrede toe. Dan loopt Perpetua naar de ‘Poort van het Geredde Leven’. Als ze wakker wordt, begrijpt ze dat ze niet tegen de wilde dieren moet vechten, maar tegen de duivel. Dan beseft ze dat ze zal zegevieren.

Uitleg van het transformatie-visioen

Perpetua transformeert in een man, waardoor ze de Egyptenaar kan uitschakelen. Hij vertegenwoordigt de hele afgodenwinkel van de Farao, waarmee de keizer met zijn afgodendienst worden aangeduid. Ze overwint deze strijd en ontvangt een palmtak als symbool van de overwinning. Deze palmtak verwijst naar het rijk van God. Gods rijk staat tegenover de machten die dit rijk ontkennen.

De Egyptenaar vertegenwoordigt de hele afgodenwinkel van de Farao

Om ten strijde te trekken, moest Perpetua transformeren van een vrouw in een man. Ze moest haar cultuurgebonden vrouwelijkheid (gender) overstijgen (vrouwelijke zwakheid). Alleen met behulp van de mannelijke kracht kon ze zegevieren. Daarvoor moest ze een ‘man’ worden.

Hun bezieling voor de gemeenschap van gelovigen

Op de dag van hun marteldood worden Perpetua en Felicitas herdacht in de katholieke kerk. Zij worden vermeld op de kerkelijke kalender en herdacht in de liturgie van 7 maart. Op deze dag wordt hun lijdensverhaal verteld, opdat hun getuigenis levend wordt gehouden in de gemeenschap van gelovigen. Door hun verhalen te blijven herinneren, raken wij innerlijk bezield door de bezieling van deze twee martelaressen.

Kitty Bouwman is geestelijk begeleider en werkt aan een onderzoek naar de kernbegrippen caritas (goddelijke liefde) en sapientia (wijsheid) bij Hildegard van Bingen. Ze is hoofdredacteur van Herademing. Haar website: www.matersapientia.

Literatuur

Eeuwig geluk, de passie van de vroegchristelijke martelaressen Perpetua en Felicitas & drie preken van Augustinus. Bezorgd en vertaald door Vincent Hunink, Elisabeth Verschuur en Arie Akkermans. Ingeleid door Toon Bastiaensen, Zoetermeer, 2004.


Wellicht ook interessant

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

De Levende belichaamt onze verwondingen

Wie niet in de gelegenheid was om op de avond van de eerste dag van de week, nu acht dagen geleden, in de vesper het evangelie van die avond te horen (Johannes 20:19-23), zal het op de achtste dag, vandaag, nog wel willen betrekken bij de lezing van het evangelie. We weten niet of het hetzelfde moment was als een week eerder, dat Jezus in het midden van zijn leerlingen, inclusief Tomas, verscheen. Wel waren de deuren opnieuw gesloten. Misschien niet meer uit vrees voor de joden, maar omdat het hart van een van hen, Tomas, nog geopend moest worden.

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

‘Opdat ook jullie doen wat Ik jullie heb gedaan’

Volgens de inmiddels overleden opperrabbijn Jonathan Sacks zijn voor een gemeenschap deze drie zaken het belangrijkst: ouders, leraren en gedenken. Ouders en leraren moeten kinderen vertellen over het verleden, om wat toen fout ging in de toekomst te voorkomen en het goede te doen. De onderwerpen in de lezingen van vandaag bevestigen dat belang. Het vertrek uit de slavendienst in Egypte en de voetwassing door Jezus worden nog steeds verteld en herdacht.

Nieuwe boeken