Menu

Basis

‘Ik geloof in God de Schepper’. Over evolutietheorie, genesis 1 en geloven in God als schepper

In veel kerken klinkt op zondag de Apostolische Geloofsbelijdenis. Met deze belijdenis wordt onder andere het geloof in God als Schepper van hemel en aarde uitgesproken. Gelovigen kunnen daar vragen bij hebben. Op school leren onze kinderen dat de aarde minstens vierenhalf miljard jaar oud is, dat de mens (homo sapiens) zeer laat, zo’n 200 duizend jaar geleden, op het wereldtoneel is verschenen en uit een primaat is ontstaan. In musea bewonderen we skeletten van dinosaurussen die miljoenen jaren geleden de aarde bevolkten. Op televisie zien we documentaires die de Big Bang proberen uit te leggen en het ontstaan van het heelal. Gelovigen lijken daarmee in twee werkelijkheden te leven, namelijk in een religieuze waarin God wordt beleden als Schepper van hemel en aarde, en een alledaagse waarin de evolutietheorie wordt aanvaard als verklaring voor het ontstaan van al het leven op aarde.

In 2017 verscheen het boek van Gijsbert van den Brink, En de aarde bracht voort.1 In dit boek onderzoekt hij wat de mogelijke gevolgen zijn als gelovigen de evolutietheorie accepteren. Hoe lezen we dan de Bijbel met zijn scheppingsverhalen? Hoe zit het met de eerste mens en de zondeval? Sluiten toevallige mutaties de voorzienigheid van God uit? Dat Van den Brink een heikel punt aansnijdt, blijkt uit de enorme respons die het boek in orthodox-protestantse kring oproept. Er werden naar aanleiding van zijn boek studiedagen belegd die honderden deelnemers trokken. Ook verschenen er in korte tijd verschillende herdrukken. Het motto voorin het boek is een citaat van A.A. van Ruler: ‘Ik wil graag een beetje botsing tussen geloof en wetenschap overhouden omdat ik het gevoel heb dat wij het in het geloof over precies dezelfde dingen hebben als waar de wetenschap het over heeft, namelijk over deze ene concrete werkelijkheid: wie wij zijn en waarin wij leven.’2 Het gaat Van den Brink om deze ene werkelijkheid; hij probeert de religieuze en de alledaagse werkelijkheid zodanig theoretisch te integreren dat je als gelovige de evolutietheorie kunt accepteren en tegelijkertijd in een historische zondeval kunt blijven geloven.

Zoveel respons het boek van Van den Brink bij orthodoxe gelovigen oproept, zo stil is het op dit punt bij liberale gelovigen. Het valt mij op dat schepping of God als Schepper nauwelijks in die kring wordt gethematiseerd. In het boek Liberaal christendom is er bijvoorbeeld geen afzonderlijk hoofdstuk aan gewijd.3 Jan Offringa vond het geen onderwerp voor gesprek getuige zijn boek God is niet te vangen.4 Ook in de Doornse Catechismus is Gods als Schepper van hemel en aarde geen thema.5 Het lijkt erop dat de evolutietheorie in liberale kring niet alleen breed is geaccepteerd maar ook de enige werkelijkheid vertegenwoordigt. De vraag is dan wat men in die kring met de scheppingsverhalen uit de Bijbel doet of wat men bedoelt als men zegt dat God Schepper is. Zijn het enkel literaire rudimenten uit vervlogen tijden? Mooie verhalen of een vrome geloofsuitspraak, maar niet langer houdbaar voor zogenaamd moderne mensen?

Ik pleit voor een andere benadering, namelijk dat geloof en natuurwetenschap beide op hun eigen wijze iets te zeggen hebben over onze ene concrete werkelijkheid.6 Ik sluit me bij Van den Brink aan in zoverre hij teksten uit de Bijbel serieus neemt. Ik zal de waarheid echter niet achter de teksten zoeken in historische gebeurtenissen, maar in de teksten zelf. De betekenis van Bijbelteksten hoeft mijns inziens geen verband te houden met de historische gebeurtenissen waarnaar ze verwijzen. Daarnaast ga ik ervan uit dat de evolutietheorie op dit moment de meest adequate verklaring biedt voor het ontstaan van de verscheidenheid aan soorten op aarde.

Mijn punt is dat de evolutietheorie een natuurwetenschappelijke theorie is en niets meer dan dat. De scheppingsverhalen aan het begin van de Bijbel zijn letterlijk verhalen en niet iets anders. God als de Schepper van hemel en aarde belijden is een uiting van geloof. Dit zijn volgens mij drie ongelijksoortige zaken die men niet rechtstreeks tot elkaar mag herleiden, ondanks dat ze alle drie wel wat over onze ene concrete werkelijkheid te zeggen hebben. In wat volgt zal ik uiteenzetten wat een theorie is en wat de evolutietheorie ons niet kan bieden. Hierna kijk ik naar verhalen en hun functies. Ik spits dit toe op het scheppingsverhaal in Genesis 1. Vervolgens ga ik na wat geloof is, en wat dit betekent voor het geloven in God als Schepper.

Evolutietheorie

De evolutietheorie is naar haar aard een theorie zoals elke andere theorie. Nu heeft het woord ‘theorie’ verschillende betekenissen, maar ik richt mij op één die stelt dat een theorie een samenhangend systeem is van wetten of hypothesen met een verklarend vermogen.7 Uit deze omschrijving blijkt dat een theorie geen beschrijving is van de werkelijkheid zoals wij die waarnemen. Een theorie probeert verschijnselen te verklaren door middel van door inductie vastgestelde wetten of met behulp van hypothesen. Deze hypothesen worden vervolgens getoetst aan waarnemingen of aan resultaten van experimenten. Of een theorie adequaat is, is afhankelijk van de mate waarin zij in staat is een acceptabele verklaring te geven voor het onderzochte verschijnsel.

Natuurwetenschappelijke theorieën proberen natuurverschijnselen te verklaren. Verklaringen binnen de natuurwetenschappen zijn altijd causaal van aard: een waargenomen gebeurtenis vindt plaats als gevolg van andere gebeurtenissen die hieraan vooraf gaan. Dat geldt ook voor de evolutietheorie. Zij beschrijft het proces waarbij erfelijke eigenschappen van organismen in de loop van de generaties veranderen als gevolg van toevallige mutaties in het genoom en natuurlijke selectie van de ontstane variëteit. Op deze wijze geeft zij een oorzakelijke verklaring voor de verscheidenheid van levende wezens op aarde.

Natuurwetenschappelijke theorieën kennen echter ook hun beperkingen. Ze zijn opgesteld om een natuurverschijnsel causaal te verklaren. Daarbuiten hebben ze geen enkel verklarend vermogen. Ze kunnen dus geen zin of betekenis aan het leven geven of richtlijnen voor een goed leven, of een moreel oordeel vellen. Ook zijn ze niet ‘waar’ (niet in de wijsgerige betekenis, maar in de alledaagse betekenis van ‘werkelijk zo gebeurd’), niet alleen omdat ze slechts het gezichtspunt zijn waaronder wij naar de werkelijkheid kijken maar ook omdat theorieën niet waar kúnnen zijn. Thomas Kuhn heeft laten zien dat wanneer een algemeen geaccepteerde theorie concurrentie krijgt van een nieuwere theorie met een groter verklarend vermogen, de oude theorie het op den duur zal afleggen tegen de nieuwe theorie.8 Kortom, als er aanleiding voor is, zijn theorieën inwisselbaar en dus kunnen ze niet zonder meer ‘waar’ zijn. Uiteindelijk is een theorie niets meer dan een samenhangend systeem van wetten of hypothesen dat nu werkt maar in de toekomst mogelijk achterhaald kan worden. Dat geldt ook voor de evolutietheorie. Iedereen die beweert dat de evolutietheorie ‘waar’ is, heeft niet begrepen wat een theorie is en waarvoor die dient.

Het scheppingsverhaal (Genesis 1)

De Bijbel is voor christenen heilige Schrift, maar tegelijkertijd is de Bijbel ook een literair document uit het verleden. Hij is een verzameling van geschriften die in verschillende tijdperiodes zijn ontstaan en later soms weer zijn bewerkt. De Bijbel kent vele genres: wetsteksten, liederen, spreuken, profetieën, wijsheid, openbaringen, brieven, maar ook verhalen. Mensen, zowel binnen als buiten de kerk, zijn met name bekend met de Bijbelse verhalen die vaak worden gepresenteerd alsof zij geschiedenissen zijn. Dat geldt ook voor het scheppingsverhaal in Genesis 1. Dit verhaal staat aan het begin van de Bijbel en wekt daarmee de suggestie dat de geschiedenis van hemel en aarde zo is begonnen.9 Verhalen zijn een eigensoortig genre. Mensen vertellen elkaar graag wat er is gebeurd, wat ze plan zijn en waar ze over dromen.

Verhalen geven ons leven waarde want ze maken ons tot wie we zijn. Dat geldt niet alleen voor persoonlijke verhalen maar ook voor de grote, culturele verhalen. ‘De behoefte aan verhalen mag van alle tijden zijn, in perioden van verandering doet deze zich extra gelden: om te begrijpen wat er gaande is en welke kant het uit gaat, om greep te krijgen op de verwarring.’10 Dit lijkt ook op te gaan voor de Bijbel. Veel verhalen in het Oude Testament zijn gedurende of vlak na de Babylonische ballingschap op schrift gesteld of kregen toen hun definitieve eindgestalte. Ook de nieuwtestamentische evangeliën als antieke biografieën11 zijn niet vlak na de kruisiging en opstanding van Jezus geschreven, maar drie of vier decennia later, vlak na de Joodse Oorlog én met het uitsterven van de ooggetuigen. In verwarrende tijden bieden verhalen mensen oriëntatie en identiteit. Dat zijn dan ook tegelijk de belangrijkste functies van verhalen, voor zowel een persoon als voor een gemeenschap.12 Het gaat dan om storytelling, omdat geschiedenis niet statisch is maar herinnerd verleden. Het is ons verhaal voor een tijd.

Wat voor verhalen in het algemeen geldt, geldt ook voor verhalen in de Bijbel. Ik wil eerst een voorbeeld geven. In Nederland is er discussie gaande over de canon van de Nederlandse geschiedenis. Deze canon bestaat uit 50 zogenoemde vensters. Een venster is een verhaal over een bepaald onderwerp dat representatief wordt geacht voor onze geschiedenis. De 50 vensters tezamen vormen het verhaal wie we als Nederlanders zijn. Volgens sommigen moet het verhaal van het Nederlandse slavernijverleden worden opgenomen in de nieuw samen te stellen canon. Vijftig jaar geleden was dat verhaal voor de meeste Nederlanders niet representatief voor onze geschiedenis. Nederland was toen een overwegend wit land. Met de komst van gastarbeiders en later andere immigranten verkleurde Nederland. De nieuwe canon moet deze etnische diversiteit weerspiegelen door verhalen op te nemen die daaraan refereren, zoals het verhaal van de Nederlandse slavenhandel. De verschillende verhalen van de nieuwe canon zullen Nederland een ietwat andere identiteit verlenen nu niet meer alleen het verhaal van de roemruchte zeehelden wordt verteld maar ook dat van de slavenhandelaren. Het gaat in onze weergave van de Nederlandse geschiedenis dus om storytelling. Geschiedenis wordt als een verhaal gepresenteerd, en wel een verhaal voor een tijd, een generatie.

De belangrijkste functies van verhalen zijn dus het bieden van oriëntatie en identiteit. Dat geldt ook wanneer ze als een geschiedenis worden gepresenteerd. Bij het verhaal van de verbondssluiting op de berg Sinaï is dat wel duidelijk (Ex. 19-23). Bedoeling van dit verhaal is dat de hoorders van het verhaal zich ook zelf aan de geboden gaan houden, en niet dat ze de gave van de geboden als een historisch feit beschouwen. Het verhaal van de verbondssluiting biedt hoorders oriëntatie doordat het vertelt hoe God wil dat zijn volk leeft. Verhalen kunnen ook identiteit verschaffen. Hoewel Isaak niet de oudste zoon van Abraham is, is hij wel het kind van de belofte want alleen hij én zijn nakomelingen zullen gelden als het nageslacht van Abraham. Met het verhaal over Isaak en Ismaël in de hand (Gen. 21:1-21) kan Israël bepalen wie er wel en wie er niet van de nakomelingen van Abraham tot het volk van Gods belofte behoren. Het verhaal stelt het criterium en verschaft de Israëlieten uit latere eeuwen daarmee hun eigen identiteit.

Aan het begin van Genesis staan twee scheppingsverhalen. Eerst is er een verhaal over de schepping van hemel en aarde (Gen. 1:1-2:4a) waarna er een tweede verhaal volgt over de schepping van de mens en de tuin van Eden (Gen. 2:4b-25). Volgens de oudtestamentische wetenschap behoren deze verhalen tot verschillende tekstcorpora. Het eerste verhaal zou tot de Priestercodex hebben behoord, terwijl het tweede scheppingsverhaal van de hand van de Jahwist zou zijn. Op enig moment zijn beide verhalen in de zich vormende canon terecht gekomen. Blijkbaar heeft zich er toen niemand aan gestoord dat de twee scheppingsverhalen niet naadloos op elkaar aansluiten. Volgens het eerste scheppingsverhaal wordt de mens bijvoorbeeld als laatste geschapen en is hij het sluitstuk van de schepping, terwijl in het tweede scheppingsverhaal de schepping van de mens voorafgaat aan het aanleggen van de tuin. Dit gegeven zou ons al moeten doen beseffen dat we uit de verhalen geen feitelijke informatie kunnen afleiden alsof de schepping van hemel en aarde zo is verlopen als in Genesis 1 beschreven staat.

Daar komt nog iets anders bij. In zijn artikel ‘The Sensus Literalis of Scripture: An Ancient and Modern Problem’ stelt Brevard S. Childs dat aan het einde van de 18de en zeker in de 19de eeuw de interpretatie van Bijbelteksten verandert. Niet langer is de letterlijke, grammaticale, betekenis (sensus literalis) leidend voor de interpretatie van Bijbelteksten, maar de geconstrueerde oorspronkelijke betekenis (sensus originalis).

In the new approach the identity of the terms was also continued, but the historical sense now determined its content. The historical sense of the text was construed as being the original meaning of the text as it emerged in its pristine situation. Therefore, the aim of the interpreter was to reconstruct the original occasion of the historical reference on the basis of which the truth of the biblical tekst could be determined. In sum, the sensus literalis had become sensus originalis.13

Anders gezegd: de waarheid van de Bijbeltekst wordt achter de tekst gezocht. Het gaat er nu om of de Bijbeltekst in overeenstemming is met onze reconstructie van de historische situatie waarnaar de tekst verwijst. Volgens mij vloeien hier veel problemen voor gelovigen uit voort doordat sommige Bijbelteksten niet in overeenstemming kunnen worden gebracht met ons moderne wereldbeeld, zoals een tekst waarin wordt gezegd dat de zon en de maan stil staan (Joz. 10:13). Mensen voelen zich dan gedwongen om iets voor waar aan te nemen, wat ze met hun ‘gezonde verstand’ moeilijk kunnen aanvaarden. Of men beschouwt gebeurtenissen zoals die in de Bijbel worden beschreven als ongeloofwaardig, door natuurwetenschappen achterhaald en niet meer relevant voor het eigen leven. Bij een sensus originalis zijn er namelijk twee instanties – de Bijbeltekst en het heersende wereldbeeld – die om de voorrang strijden wie de meeste zeggingskracht heeft. In mijn opinie is het debat tussen evolutionisten en creationisten daarvan hét voorbeeld.

Aan het slot van bovengenoemd artikel doet Childs een aantal suggesties. De eerste is dat het object van bijbelse exegese zowel de tekst zelf is als ook het onderwerp waarover de tekst spreekt.14 Het onderwerp van de tekst ligt in de tekst zelf besloten en moet niet middels een historische reconstructie achter de tekst worden gezocht. Daarnaast zou ik in het geval van verhalende teksten ook willen wijzen op de belangrijkste functies van verhalen: oriëntatie en identiteit.

Het eerste scheppingsverhaal (Gen. 1:1-2:4a) is naar zijn vorm een verhaal.15 Over de literaire vormgeving is door oudtestamentici veel geschreven. Maar minstens zo interessant is de vraag waarom de Israëlieten elkaar dit verhaal vertelden. Wat beoogden zij ermee? In Nederland zijn recent twee voorstellen gedaan hoe wij het scheppingsverhaal zouden kunnen verstaan. Volgens de astrofysicus Peter Barthel is het scheppingsverhaal in Genesis 1 geen natuurwetenschappelijke ‘reportage’, maar een bevrijdingsverhaal. Het verhaal vertelt mensen waartoe God heelal, aarde, het leven en de mens heeft geschapen. Een belangrijk element in het verhaal is de oproep om de aarde en alle leven daarop te beschermen.16 De theoloog Maarten den Dulk ziet het anders. Volgens hem verleidt het scheppingsverhaal luisteraars om naar hun eigen situatie te kijken vanuit het gezichtspunt van God. De mens kan als het ware met God mee kijken naar de situatie waarin de mens zich bevindt. ‘Het [scheppingsverhaal] geeft zicht op onze werkweek. Wat God in deze zeven dagen doet, is de agenda voor onze werkweek, hier en nu. Het is het antwoord op de vraag: waarvoor sta ik ’s morgens op?’ Wij worden middels het verhaal aangespoord om zes dagen van de week ons in te zetten om deze wereld te transformeren tot ‘een duurzame woning voor mensen en dieren’. En als dat lukt, mogen we met een goed geweten rust nemen.17

Hoewel beide voorstellen oriëntatie in het leven bieden, heb ik zo mijn bedenkingen. Ik zie niet in waarom het scheppingsverhaal eigenlijk een bevrijdingsverhaal is. Barthel stelt dat zonder zich nader te verklaren. Datzelfde geldt ook voor de oproep om de aarde en alle leven daarop te beschermen. Beschermen veronderstelt dreiging, en daarvan is in het scheppingsverhaal geen sprake. Misschien noemt Barthel dit, omdat het verhaal zegt dat God zag dat zijn schepping zeer goed was. En wat goed is, moet bewaard blijven. Naar mijn idee is zijn voorstel met name ingegeven door de huidige bedreigingen van onze natuurlijke leefwereld. Hetzelfde geldt in zekere zin ook voor het voorstel van Den Dulk. Hij ziet de zin van het leven vooral in het samenleven van mensen die oog voor elkaar hebben. Ons wordt opgedragen aan zo’n samenleving te werken, zoals ook God zes dagen met zijn schepping bezig was. Dit voorstel is naar mijn idee vooral ingegeven door de humanitaire crises die in onze wereld plaatsvinden (‘… met een zee waarin mensen niet zomaar verdrinken zonder dat iemand het ziet’).

Ik wil een ander voorstel doen. Het scheppingsverhaal is mijns inziens niet geschreven om een causale verklaring te geven hoe onze wereld tot stand is gekomen. Toch wordt van God gezegd dat hij het licht schiep, het water en het hemelgewelf, het land met planten en bomen, zon, maan en sterren, vissen en vogels, landdieren en mensen. Als we dat tot ons laten doordringen, is alles wat wij mensen waarnemen schepping van God. Dit was in de tijd dat het scheppingsverhaal ontstond een revolutionaire gedachte. Alle omliggende volkeren hadden pantheons waarbij de goden in zichtbare gestalten werden aanbeden. Zo was de zon voor de Egyptenaren de god Ra en kon bij de Kanaänieten de stier model staan voor de god Baäl. Er waren heilige bergen en waterbronnen. Met het scheppingsverhaal wordt de zichtbare werkelijkheid voor Israël ontgoddelijkt: alles wat het ziet, is door God geschapen. Hemel en aarde zijn dan niet-God, hebben geen goddelijke eigenschappen of trekken, en mogen daarom niet worden aanbeden. Volgens mij is dit essentieel voor het verstaan van het eerste scheppingsverhaal. Ik zie het verhaal dan ook als een ontvouwing van het gebod: ‘Vereer naast mij geen andere goden. Maak geen godenbeelden, geen enkele afbeelding van iets dat in de hemel hier boven is of van iets beneden op de aarde of in het water onder de aarde. Kniel voor zulke beelden niet neer, vereer ze niet, want ik, de Heer, uw God, duld geen andere goden naast mij.’ (Ex. 20:3-5a)18 Wat Israël in het gebod wordt opgelegd, wordt aan de hand van het scheppingsverhaal duidelijk gemaakt. Er is maar één God op wie alles teruggaat. En alles wat we zien is evenzeer schepping als de mensen zelf. In dat opzicht onderscheiden mensen zich dus niet wezenlijk van de rest van de schepping en is het aanbidden van wat we waarnemen verwerpelijk omdat dat niet-God is. Mensen onderscheiden zich wél van de rest van de schepping doordat zij naar Gods beeld zijn geschapen, gezegend zijn19 en opdracht hebben gekregen om de aarde te onderwerpen. Daarin zijn zij uniek.

Als we het scheppingsverhaal in Genesis 1 op deze wijze verstaan, biedt het ons oriëntatie in het leven. Het verhaal vertelt hoe mensen in het leven dienen te staan, in plaats van dat het ons vertelt hoe de wereld tot stand is gekomen. Want ook vandaag de dag worden zaken uit de zichtbare werkelijkheid als afgoden aanbeden, zoals autonomie, vitaliteit, consumptie, nationalisme en allerlei zaken van materiële aard. Dit verstaan hoeft bovendien niet op gespannen voet te staan met het accepteren van de evolutietheorie of welke theorie over het ontstaan van de wereld dan ook.

Geloof in God als Schepper

In God geloven is niet het voor waar houden van een aantal proposities aangaande God en zijn relatie tot de wereld. Wanneer dat wel het geval zou zijn, hoeft het geloof in God geen existentiële betekenis in het leven van gelovigen te hebben. Geloven is mijns inziens vooral een levensvorm die geconstitueerd wordt door geloofsovertuigingen. Een levensvorm geeft zin aan het bestaan en heeft daarmee existentiële betekenis. Eén van de overtuigingen die aan de christelijke levensvorm ten grondslag ligt, is dat God Schepper is van hemel en aarde.

Dat God Schepper is, is een belangrijke notie in het christelijke geloof. Zowel de Geloofsbelijdenis van Nicea-Constantinopel als de Apostolische Geloofsbelijdenis stellen vrijwel aan het begin dat God Schepper van hemel en aarde is (en van alle zichtbare en onzichtbare dingen – NC). Het woord Schepper duidt op de asymmetrische verhouding die er tussen God en zijn schepping bestaat. Hemel en aarde zouden er niet zijn geweest als er geen Schepper was. Het gaat hier dus om een afhankelijkheidsrelatie. ‘Schepping’ is daarmee een relatiebegrip geworden! In die zin is schepping iets anders dan wat wij natuur noemen. Het geloof in God als Schepper leert ons hoe wij onszelf mogen zien, namelijk als van God afhankelijke wezens.

Wanneer we ‘schepping’ als aanduiding van een relatie beschouwen, dan verdwijnen vragen rondom historiciteit naar de achtergrond.20 ‘Schepping’ duidt op een relatie, zoals ‘zoon’ of ‘dochter’ dat ook doen. Als een door God geschapen mens hoef ik me bijvoorbeeld niet af te vragen wanneer in mijn leven de zondeval heeft plaatsgevonden. Als we de begrippen ‘Schepper’, ‘schepping’ en ‘schepsel’ zo verstaan dan kan ik volmondig belijden dat God Schepper van hemel en aarde is zonder dat ik me bezig hoef te houden met de vraag of het scheppingsverhaal in Genesis 1 een verklaring biedt voor het tot stand komen van hemel en aarde. Dat God Schepper is, zegt alleen maar dat wij van Hem afhankelijk zijn voor onze levensmogelijkheden. Het spreken over God als Schepper krijgt daarmee ook een evocerend element. Het wil ook dankbaarheid oproepen jegens God, de bron van het leven (Ps. 36:10).

Tot besluit

Onlangs is de Gewone Catechismus verschenen, een kerkelijk leerboek uit orthodox-protestantse hoek.21 En net als bij het verschijnen van het boek van Van den Brink ontstond er in behoudende kringen binnen protestantse kerken onrust over de manier waarop er over God als Schepper wordt gesproken.22 Mensen, waaronder ook gelovigen, vinden het blijkbaar moeilijk om in te zien dat een natuurwetenschappelijke theorie iets anders behelst dan een verhaal waarin wordt gezegd dat God in zes dagen de hemel en de aarde schiep en op de zevende dag rustte. Dat God Schepper van hemel en aarde is, wordt dan al gauw tot object van reflectie gemaakt in plaats van dat men door het scheppingsverhaal persoonlijk wordt aangesproken.

De Bijbel is als heilige Schrift een geloofsboek met verhalen dat zich tot mensen richt. Het wil mensen helpen zichzelf te verstaan ten overstaan van God, of taal verschaffen hoe zij over zichzelf kunnen spreken in relatie tot God. Om die reden moeten Bijbelse verhalen blijven worden verteld, ook als ze strijdig lijken met heersende theorieën in onze wereld.23

1 Gijsbert van den Brink, En de aarde bracht voort. Christelijke geloof en evolutie, Zoetermeer: Boekencentrum 2017.

2 o.c., 2.

3 Rick Benjamins e.a., Liberaal christendom. Ervaren, doen, denken, Vught: Skandalon 2016.

4 Jan Offringa, God is niet te vangen. Onorthodoxe gesprekken over veranderend geloof, Vught: Skandalon 2014.

5 Aarnoud van der Deijl, Stephan de Jong en Anne Marijke Spijkerboer (red.), Doornse Catechismus. Oude vragen, nieuwe antwoorden, Kampen: Kok 2010. Enkel in het antwoord op vraag 9 ‘Is de schepping hetzelfde als de natuur?’ wordt God tweemaal Schepper genoemd, namelijk als Schepper die in het materiaal van de natuur een onderscheid maakt tussen goed en kwaad én dat we God niet alleen als Schepper hoog boven de natuur moeten denken, maar ook als aanwezig in de natuur.

6 Ik bepleit niet een zogenoemde boedelscheiding tussen geloof en wetenschap, waarbij elk zijn eigen territorium heeft waarover het wat te zeggen heeft zonder dat er overlap is tussen die territoria. Het gaat mij om de ene concrete werkelijkheid die vanuit verschillende perspectieven kan worden benaderd. Die perspectieven worden grotendeels bepaald door het doel waarmee wij onze vragen stellen: wat wil je weten?

7 A.R. Lacey, Een woordenboek van de filosofie. Begrippen, stromingen, denkers, Amsterdam: Bert Bakker 1989, 294.

8 Thomas Kuhn, The Structure of Scientific Revolutions, Chicago: The University of Chicago Press 1962.

9 Dit wordt mede in de hand gewerkt doordat het Hebreeuwse woord תולדות in Genesis 2:4 in de NBV met ‘geschiedenis’ wordt vertaald.

10 Christien Brinkgreve, Vertel. Over de kracht van verhalen, Amsterdam/Antwerpen: Atlas Contact 2014, 150.

11 C.H. Talbert, ‘Biography, ancient’, The Anchor Bible Dictionary, New York: Doubleday 1992, Vol. I, 745-749; Richard A. Burridge, What are the Gospels? A Comparison with Greco-Roman Biography, Grand Rapids: Eerdmans 2004.

12 Brinkgreve, Vertel , 160.

13 Brevard Childs, ‘The Sensus Literalis of Scripture: An Ancient and Modern Problem’, Beiträge zur Alttestamentlichetn Theologie. Festschrift für Walther Zimmerli zum 70. Geburtstag, Hrsg. von Herbert Donner, Robert Hanhart und Rudolf Smend, Göttingen: Vandenhoeck & Ruprecht 1977, 89.

14 o.c., 92.

15 Claus Westermann, Genesis (BK I/1), Neukirchen-Vluyn: Neukirchener Verlag 1974, 111: ‘Gn 1 1-2 4a ist eine Erzählung. Auch wenn diese Bestimmung noch erheblich zu modifizieren ist, muß von dieser Grundbestimmung ausgegangen werden.’ Ik vermoed dat Westermann met deze openingszin-nen van het commentaar bij de perikoop reageert op sommige oudtestamentici voor hem die in het scheppingsverhaal een hymne zagen, of de prozaïsche weergave daarvan, die met het Nieuwjaars-feest werd gezongen. Cf. P. Humbert, ‘La relation de Genèse 1 et du Psaume 104 avec la liturgie du Nouvel-An israélite’, Revue d’histoire et de philosophie religieuses XV (1935), 1-27.

16 Peter Barthel, Professor, bestaat God?, Amsterdam: Amsterdam University Press 2017, 36.

17 Maarten den Dulk, Voor een nieuw begin. De agenda van Genesis, Middelburg: Skandalon 2017, 14-16.

18 In de joodse traditie vormt het volgende één gebod (of eigenlijk: het tweede woord).

19 Naast mensen worden ook vissen en vogels, en de zevende dag door God gezegend (Gen. 1:22; 2:3).

20 Vgl. Bert Hoedemaker, Ik bid dus ik ben. Pleidooi voor de christelijke traditie, Middelburg: Skandalon 2018, 216v.: ‘Verzoening, voltooiing en schepping zijn grensbegrippen. Zij verwijzen niet naar gebeurtenissen die ooit zullen plaatsvinden of ooit hebben plaatsgehad binnen de tijdruimtelijke werkelijkheid. Maar zij kwalificeren die werkelijkheid zoals waargenomen door het geloof.’

21 Theo Pleizier, Arnold Huijgen en Dolf te Velde, Gewone Catechismus. Christelijk geloof in 100 vragen en antwoorden, Utrecht: KokBoekencentrum 2019.

22 25 – Vraag: Wat bedoel je als je zegt dat God de wereld heeft gemaakt – de evolutietheorie zegt toch dat alles spontaan ontwikkeld is? Antwoord: Ik geloof dat alles wat bestaat, is voortgekomen uit een idee van God, dat alle variatie tussen planten, dieren en mensen door Hem is bedacht. Of het nu kort of lang heeft geduurd, of alle soorten apart zijn gemaakt of dat ze uit elkaar zijn voortgekomen, dat doet niets af van de liefdevolle bedoeling waarmee God deze wereld, maar ook mij, tot zijn eer gemaakt heeft.

23 Ik dank Luco van den Brom, Heleen Maat en Liuwe Westra voor hun commentaar op de conceptversie van dit artikel.


Boekentip: En de aarde bracht voort

Cover van En de aarde bracht voort, geschreven door Gijsbert van den Brink

Stel dat de standaard-evolutietheorie klopt. Wat betekent dat dan voor het christelijk geloof? Voor mijn geloof? In dit boek onderzoekt dr. Gijsbert van den Brink de mogelijke gevolgen van acceptatie van de evolutietheorie voor vragen als: Hoe kijken we naar de Bijbel? Hoe zit het met lijden en dood, met Adam en Eva, met de zondeval – en hoe is de mens dan beeld van God? Sluiten bovendien toevallige mutaties de voorzienigheid van God niet uit? Van den Brink wil christenen met dit boek helpen ontdekken of en hoe orthodox geloven en evolutie kunnen samengaan.

Bestel jouw exemplaar voor € 26,99 met gratis verzending bij boekenwereld.com


Lees ook deze artikelen:

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken