Menu

None

Johannes van het Kruis over de ontwikkeling van het geestelijk leven

Persoonlijke transitie

Dit artikel is een gratis introductie op het themanummer van Herademing over persoonlijke transitie (2021, nr. 1). Onderaan het artikel vind je de andere bijdragen uit het nummer. Ben je benieuwd naar andere nummers van Herademing? Bekijk dan alle artikelen.

Spenen als symbool voor de transitie van meditatie naar contemplatie

Zoals kinderen vroeger gespeend werden (tot hun derde ontwenden ze stap voor stap de moederborst), zo worden gelovigen in fases volwassener in hun omgang met God. Johannes van het Kruis beschrijft met deze metafoor hoe God beginnende gelovigen omhoog wil trekken naar een hogere graad van liefde.

Al lezende in de mystieke werken van de Spaanse mysticus Johannes van het Kruis (1542-1591), die eigenlijk Juan de Yepes heet, werd ik geboeid door de moederlijke beelden van God. Johannes van het Kruis gebruikt moederlijke beelden om zijn relatie met God uit te drukken. Hij schrijft over een God die de ziel zoogt en speent. Deze beeldspraak past hij toe op het geestelijke leven. De moederlijke God voedt degenen die aan het begin staan van het geestelijke leven met ‘melk’ en als zij enigszins een geestelijke groei hebben doorgemaakt, begint ze te ‘spenen’. Ze ontwent hen van de geestelijke genoegens, en daarmee zet ze een transitie in gang waarbij zij op een andere wijze met God leren omgaan.

Geboeid door deze vrouwelijke trekken van God ben ik op zoek gegaan, en ik ontdekte dat de moederlijke God een pedagoge is, die de mens opvoedt tot geestelijke zelfstandigheid. Door de mens te ‘spenen’ zet zij een transitie in gang van meditatie naar contemplatie. Voordat ik op deze transitie inga, vertel ik eerst wat het begrip ‘spenen’ inhoudt en hoe het in de Bijbel voorkomt.

Proces van zelfwording

Het spenen is in onze westerse cultuur nagenoeg verdwenen, maar in het Spanje van de 16e eeuw werd er volop gespeend. Het spenen begint wanneer een baby ongeveer drie à vier maanden oud is en toe is aan andere voeding dan alleen borstvoeding. In deze fase krijgt het kind eerst zacht voedsel en leert het geleidelijk brood met korstjes eten, wat niet vanzelfsprekend is.

Het kind stapt over naar gezin, familie, huis, tempel en onderwijs

Daarnaast krijgt het af en toe nog borstvoeding totdat het ongeveer drie jaar oud is. Dan is haar kind gespeend en eet het met de gezinspot mee. Tijdens het proces van het spenen vindt er een ontwikkeling van het kind plaats in relatie tot de moeder. Doordat de moeder lacht, zingt en lieve woordjes zegt, ontdekt het kind dat de moeder niet dezelfde is als de moederborst. In het stillen kan er een openheid ontstaan ten opzichte van de moeder. Zij wordt de thuisbasis van waaruit het kind de wereld gaat ontdekken: het begint te kruipen, leert op eigen benen staan en gaat lopen. Binnen oogbereik van de moeder overstijgt het grenzen en opent het zich voor de grote wereld. Tegelijkertijd zoekt het troost in de moederschoot als het tegen grenzen is aangelopen, om vervolgens weer op pad te gaan. Gedurende het proces van spenen vindt er in relatie met de moeder een proces van zelfwording plaats.

De handeling ‘spenen’ is in onze samenleving niet meer gebruikelijk. Vanuit de huidige inzichten van de psychologie wordt uitgegaan van het ‘oedipuscomplex’, waarbij de vader het kind uit de eenheidsrelatie met de moeder haalt. Hij brengt een scheiding teweeg in de affectieve band tussen moeder en kind, opdat het kind autonoom kan worden. Daarmee is zowel de moeder uit het vizier als ook de transitie van het kind, waar de moeder in het centrum staat.

Johannes van het Kruis kende het spenen vanuit de cultuur waarin hij leefde, en vermoedelijk ook vanuit zijn eigen ervaring. Het is bekend dat hij een intense band had met zijn eigen moeder, Catalina Alvarez. Deze band werd versterkt doordat zijn vader overleed toen hij nog maar drie jaar oud was. Deze band zou de aanleiding geweest kunnen zijn voor de moederlijke beelden in de Donkere nacht, die hij aan God toeschrijft.

Van nabijheid naar afstand

We weten dat Johannes van het Kruis veel waarde hechtte aan de Bijbel. Daarin wordt verteld dat kinderen gezoogd en gespeend werden. Sara zoogde haar zoon Isaak en nadat hij gegroeid was, werd hij van de borst genomen en gespeend. Dit moment werd gevierd: Abraham bereidde een groot feestmaal (Genesis 21:8). Vanaf die dag telde hij mee in het huis van zijn vader. Ook over Hanna wordt verteld dat zij haar zoon Samuël zoogde. Nadat hij door haar gespeend was, verliet hij de beschermde wereld van zijn moeder en werd hij naar Silo gebracht ‘zo jong als hij was naar het heiligdom van de HEER’ (1 Samuël 1:23-24). Op dit moment is hij geen baby meer maar een peuter. In het Nabije Oosten werd een kind tot ongeveer drie jaar gezoogd (2 Makkabeeën 7:27). Dit betekende echter niet dat het enkel borstvoeding kreeg. Het kind werd geleidelijk ontwend van de moederborst en leerde vast voedsel eten.

Uit deze bijbelteksten over het spenen komt naar voren dat het moment van gespeend worden de afsluiting markeerde van een belangrijke fase. Vóór dit moment vertoefde het kind in de nabijheid van de moeder en maakte het een persoonlijke transitie door van zelfwording en groei in relatie tot de moeder. Na dit moment trad het binnen in het gezin, de familie, het huis, de tempel en was het rijp voor onderwijs.

Het gevaar is dat het genot een doel op zich wordt

Ook in Psalm 131 wordt verteld over een gespeend kind bij zijn moeder (vers 2). In de huidige bijbelvertalingen is het begrip ‘spenen’ weg-vertaald. De Nieuwe Bijbelvertaling spreekt over een kind op de arm van zijn moeder. De vertaling van Gerhard en Van der Zeyde laat een kind zien dat geborgen is bij zijn moeder. Deze beelden doen geen recht aan het Hebreeuwse gamul, dat spenen betekent.

Liefdevolle moeder

Johannes van het Kruis opent zijn Donkere nacht met de moederlijke God die de beginnelingen in het geestelijke leven voedt met haar genade. Aan het begin van het geestelijke leven heeft een omslag plaatsgevonden, waardoor zij daarvoor openstaan. In deze tekst beschrijft hij een goddelijke pedagogiek aan de hand van het beeld van een moeder die haar kind eerst zoogt en daarna begint te spenen.

Men dient te weten dat God de ziel die zich vastberaden tot zijn dienst bekeert, geestelijk zal voeden en met geschenken overladen, zoals een liefhebbende moeder doet met een klein kindje: ze verwarmt het aan haar borst, laat het genieten van de lekkere melk en zacht en zoet voedsel, draagt het op de arm en streelt het. Maar naarmate het groter wordt, laat de moeder deze geschenken achterwege. En terwijl zij haar tere liefde verbergt, bestrijkt zij haar liefelijke borst met bitter aloësap. Zij neemt het kind van haar arm af, zet het neer en laat het zelf lopen, opdat het de eigenschappen van een kind verliest en zich aan grotere en waardevollere dingen wijdt. (Donkere nacht I 1,2)

De beeldspraak van een zogende moeder verwijst naar moeder Wijsheid in het boek Wijsheid van Jezus Sirach. In de Vulgaat, de bijbelvertaling die Johannes van het Kruis las, wordt verteld over moeder Wijsheid in wie genade is (Sirach 24:24-25, Vulgaat). Genade wordt symbolisch uitgedrukt als ‘melk’.

Op dezelfde wijze handelt de liefdevolle moeder van Gods genade met de ziel, zodra zij haar opnieuw geboren doet worden door nieuwe gloed en vuur om God te dienen. Want zij zorgt ervoor dat de ziel in alle dingen van God de geestelijke melk zoet en smakelijk vindt zonder enige inspanning van haar kant. En ook dat zij veel genoegen vindt in de geestelijke oefeningen: God geeft haar immers de borst van zijn tedere liefde, als was zij een klein kind. (Donkere nacht I 1,2)

In de beginfase van het geestelijke leven wordt de ziel gevoed door het doen van geestelijke oefeningen: het bidden van de getijden, de meditatie van bijbelteksten, deelname aan de eucharistie, de lezing van spirituele bronnen uit de christelijke traditie. Het doen van deze spirituele praktijken geeft voldoening, troost en smaak in het geestelijke leven. Deze ervaring wordt verkregen via de zintuigen, en Johannes duidt die aan als ‘melk’. Deze voeding bewerkt een zekere inkeer van het streefvermogen. Van deze voeding worden ze ontwend, als de moederlijke God begint te spenen. Dat gebeurt als deze beginnelingen in de donkere nacht geplaatst worden. Deze ervaring kunnen ze niet op eigen kracht bewerkstelligen, maar overkomt hen doordat God hen in deze nacht plaatst:

God zal hen losmaken van de borsten van de genoegens en genietingen door pure dorheid en innerlijke – ik zeg met nadruk innerlijke – duisternis. (…) Hoe zeer de beginneling zich ook oefent om zichzelf in heel zijn doen en laten te versterven, hij kan het toch nooit geheel – zelfs niet grotendeels – voordat God het op passieve wijze in hem doet door de loutering van de genoemde nacht. (Donkere nacht I 7,5)

Streven naar genoegens

De versterving die gaat plaatsvinden, wijst op de zuivering van het streefvermogen waarmee de beginnelingen genoegens verkrijgen in de religieuze praktijken. Aan deze praktijken komt een einde, doordat de moederlijke God haar ‘moederborst’ verbergt. Deze praktijken zijn niet verkeerd, zolang ze een middel zijn om met God in contact te treden. Het gevaar is dat deze praktijken een doel worden om naar te streven vanwege het genot dat daarin wordt verkregen. God verlangt ernaar om met hen op een andere wijze in contact te treden, maar hun gedrag is ‘aards en nadert heel dicht de eigenliefde en de eigen smaak’:

Hij wil hen vanuit die aardse manier van liefhebben omhoogtrekken naar een hogere graad van liefde tot God. Hij wil hen bevrijden uit de aardse praktijk van de zintuiglijkheid en het redeneren, waardoor zij zo kleinzielig en met zoveel hindernissen naar God zoeken. Hij wil hen plaatsen in de praktijk van de geest, waardoor zij overvloediger en meer bevrijd van onvolmaaktheden met God in verbinding kunnen komen. (Donkere nacht I, 8,3)

Het streven naar genoegens loopt uit op een hoogtepunt en tegelijk is dit hoogtepunt het einde van de weg. De moederlijke God verdwijnt uit beeld, waardoor deze beginnelingen in het donker worden gezet.

Op de beste tijd, wanneer zij in deze geestelijke oefeningen het meest smaak en genoegens vinden, en wanneer zij de indruk hebben, dat de zon van de goddelijke gunsten hen het helderst omstraalt, dan verduistert God voor hen al dat licht en sluit de poort en de bron van het zoete, geestelijke water, dat zij in God genoten, zo vaak en zo lang als zijzelf wilden. Want omdat zij zwak en teer waren, was er geen poort voor hen gesloten (Openbaringen 3:8). (Donkere nacht I, 8,3)

Crisis

God wordt een ervaring van duisternis en dorheid. Deze crisis is te vergelijken met de leerlingen die na de kruisdood van Jezus alleen achterbleven. Alle hoop die ze gesteld hadden op Jezus viel weg. De weg die ze tot nu toe gegaan waren, liep dood. Deze weg lijkt op die van de beginnelingen die in het donker gezet zijn. In deze duisternis raken ze de weg kwijt. Ze kunnen niet meer mediteren met behulp van hun verbeeldingskracht, zoals ze gewend waren. Al het vertrouwde verdwijnt en uiterlijke zekerheden vallen weg. Ze kunnen alleen nog maar vertrouwen op wat ze innerlijk ervaren. Op deze wijze ontwent God hen van het genot dat ze verkregen in deze spirituele praktijken. Deze goddelijke handelswijze vergelijkt Johannes van het Kruis met een moeder die haar kind speent en op eigen benen zet:

Omdat God vindt dat zij al een beetje gegroeid zijn, neemt hij hen van de zoete borst af, zodat zij geestkrachtig worden en geen wikkelkinderen blijven. Hij neemt hen van zijn armen af en zet hen op de grond en doet hen op eigen benen staan. Dit geeft hun een nieuwe ervaring, omdat voor hen alles is veranderd. (Donkere nacht I 8,3)

Deze ervaring veroorzaakt in eerste instantie een breuk in het vertrouwen op de moederlijke God. De affectieve relatie maakt plaats voor duisternis, bitterheid, dorheid. God is een ervaring van afstand en afwezigheid. Deze kloof roept angst op en wordt als verlies ervaren:

Ze vinden geen genoegen en troost meer in de zaken van God. (…) Ze denken met kommer en pijnlijke zorg aan God. Ze menen dat ze God niet dienen, maar dat ze achteruit gaan, omdat ze onbehagen vinden in de dingen van God. (…) Ze kunnen niet meer mediteren of overwegen met de verbeeldingskracht zoals ze gewend waren. (Donkere nacht I 9)

De donkere nacht is een ervaring van benauwenis maar ook van een ruimte van hemelse weidsheid. Vanuit deze ruimte schenkt God het hemelse voedsel van de beschouwing. Dit is geen tastbare voeding, en toch stilt het de behoefte en brengt rust:

Deze voeding betekent voor de zintuiglijkheid het begin van de donkere en dorre beschouwing. Deze beschouwing is verborgen en geheimvol voor de persoon zelf die ze ontvangt. Samen met de dorheid en de leegheid die ze bewerkt in de zintuiglijkheid, geeft zij de ziel gewoonlijk een neiging en drang om stil in de eenzaamheid te verblijven zonder over iets bepaalds te kunnen nadenken. (Donkere nacht I 9,6)

Hemels brood

De voeding van de beschouwing bewerkt een zuivering van het streefvermogen, waardoor er verlangen gewekt kan worden naar God die in het verborgene is. Dit verlangen breekt door de oppervlakte van ons bestaan heen, en baant zich een weg door het duister van de nacht. Dit verlangen geeft richting en zet ons ertoe aan het risico van de nacht te nemen, weg te trekken en door de leegte heen te gaan.

In de duisternis raken ze de weg kwijt

Zoals Jezus over de grens van zijn dood het geloof van zijn leerlingen voedde, zo versterkt dit verlangen het vertrouwen in God die voedsel geeft om niet. In deze nacht voert dit verlangen voorbij de troostrijke herinneringen naar een ruimte waarin God werkzaam is. De loutering in deze nacht maakt dat de ziel ontvankelijk is voor de beschouwing. Dit illustreert Johannes van het Kruis met het beeld van het kind dat gespeend is, waardoor er in de hemel vreugde is.

Deze nacht en zuivering van het streefvermogen, zo gelukkig voor de ziel, brengt haar veel weldaden en voordelen. (…) Zoals Abraham een groot feest gaf toen zijn zoon Isaak van de borst werd genomen (Gen. 21:8), zo is men in de hemel verheugd als God deze ziel van de windselen bevrijd, uit zijn armen neerzet en op eigen benen laat staan, haar van de borstvoeding haalt en het zachte en zoete voedsel afneemt en het brood met korst laat eten. De ziel begint het voedsel van de sterken te smaken, dat in deze dorheid en duisternis van de zintuiglijkheid wordt gegeven aan de geest, die leeg en dor is van de sappen van de zintuiglijkheid. Dit is de ingegoten beschouwing, zoals we gezegd hebben. (Donkere nacht I 12,1)

De ziel is van de windselen bevrijd

Met de symboliek van het spenen beschrijft Johannes van het Kruis een transitie waarin de mediterende beginnelingen omgevormd worden tot gevorderden. Zij hebben de overweging achtergelaten en ervaren Gods liefde in de contemplatie. Deze transitie heeft betrekking op de voeding voor de ziel, die Johannes van het Kruis symbolisch aanduidt als ‘melk’ en ‘brood’. Deze transitie wordt bewerkstelligd door de moederlijke God, die de ziel van de beginneling eerst voedt met haar genade, waardoor ze een groeiproces kan doormaken. Door haar te spenen raakt ze ontwend van deze gaven, en wordt ze ontvankelijk voor Christus die haar het hemelse brood van de beschouwing schenkt.

Kitty Bouwman is geestelijk begeleider, docente spiritualiteit en mystiek aan verschillende opleidingen, hoofdredacteur van Herademing. Ze werkt aan een postdoctoraal onderzoek naar de spiritualiteit van Hildegard van Bingen.

Literatuur

Joannes van het Kruis, Mystieke werken, uit het Spaans vertaald volgens de kritische uitgaven en van inleidingen voorzien door Jan Peters en J.A. Jacobs, Gent, 2008 (5e druk).

Kitty Bouwman, Gespeend tot aan de dood voorbij, over het moederschap van God en het spenen bij Johannes van het Kruis, Amsterdam, 1991.

Lees meer uit dit nummer van Herademing

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken