Menu

Premium

Nier

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

lever, vet

In onze taal bestaan tal van uitdrukkingen en gezegden met als kern een inwendig menselijk orgaan. Uit de bedoeling van zo’n gezegde kunnen we opmaken, welke figuurlijke betekenis het betreffende orgaan heeft. Duidelijk zien we dat bij nier en lever. ‘De nieren proeven’ betekent iemands innigste gedachten onderzoeken; en als iemand iets ‘in hart en nieren’ is, dan is hij dat met heel zijn wezen, voor 100%. De uitdrukking ‘Hij spreekt vrij van de lever’ wil zeggen, dat iemand krachtig voor zijn mening uitkomt; ‘Het was of hem een luis over de lever liep’ bedoelt, dat die persoon driftig werd.

Dit figuurlijke gebruik van de inwendige organen is oeroud. Ook de bijbel getuigt daarvan. Volgens het bijbelse denken vormen de inwendige organen een zekere eenheid. Hart, nieren, lever, galblaas, ingewanden en moederschoot zitten niet alleen letterlijk vlakbij elkaar, maar evenzeer figuurlijk.

Grondtekst

Het plurale kelajot, ‘nieren’, komt 31x voor in het Oude Testament. In de helft van de teksten verwijst het, samen met de ‘lever’ (zie onder) en ‘vet’ (chelèv, 90x) , naar de nieren van offerdieren (Ex. 29:13; Lev. 7:4). De overige teksten spreken van de nieren van de mens, vaak samen met het ‘hart’, in de zin van het innerlijk; vooral in Jeremia (11:20; 12:2; 17:10; 20:12) en het Psalter (7:10; 16:7; 26:2; 73:21; 139:13). In het Nieuwe Testament treffen we nefroi, ‘nieren’ (Op. 2:23). Het Hebreeuwse woord voor ‘lever’ luidt kaved; 13x betreft het de lever van een dier (rund, schaap, geit, hert), meestal in verbinding met jotèrèt, ‘aanhangsel’, wat doelt op een stukje van de lever (Lev. 3:4). Tweemaal gaat het om de lever van de mens (Spr. 7:23; Klaagl. 2:11). Mogelijk is er een verband met de stam kbd, ‘zwaar, gewichtig zijn’. Over enkele teksten met kavod, ‘eer, glorie, heerlijkheid’, bestaat enige onzekerheid (Ps. 7:6; 16:9; 30:13; 57:9; 108:2); de Septuaginta en sommige handschriften suggereren hier wel kaved, ‘lever’. De lever als inwendig orgaan is sterk verwant aan ‘hart’ en ‘ziel’; alle drie duiden het innerlijk. Sommige vertalingen geven kaved dan ook weer met ‘hart’ of ‘ziel’ (Ps. 7:6: vertaling NBG-1951 ‘ziel’, Statenvertaling ‘eer’, Willibrord ‘glorie’, Groot Nieuws verbergt het in ‘mij’; Ps. 108:2: NBG-1951 ‘van harte’, Statenvertaling ‘eer’, Willibrord ‘hart’, Groot Nieuws verbergt het in ‘ik’). In het Nieuwe Testament ontbreekt de lever.

Letterlijk en concreet

a.In letterlijke betekenis treffen we de nieren,het vet en de lever voornamelijk aan bij de offerpraktijk. Van het offerdier laat de priester het vet, de nieren en het aanhangsel van de lever opstijgen als een offer (o.a. Ex. 29:13,22; Lev. 7:4). Het gaat om delen van het dier die in de ogen van de toenmalige mens bijzondere betekenis hebben; dat bijzondere wordt de Heer aangeboden. En datgene wat Hem toebehoort, mag de mens niet eten (Lev. 3:16).

b.Bij de oude volken, met name de Babyloniërs, speelde de lever een belangrijke rol in de waarzeggerij. Uit de vorm en lijnen van de lever van geslachte dieren, doorgaans schapen, voorspelde men toekomstige gebeurtenissen en ontwikkelingen. Hoewel deze techniek van voorspelling in Israël bekend is (Ez. 21:26[21]), verbiedt de Tora de Israëlieten nadrukkelijk zich met dergelijke praktijken bezig te houden; hun toekomst ligt in de handen van de Heer, hun bevrijder (vgl. Deut. 18:9-22).

c.Voor de Israëlieten geldt het vet van dieren als een delicatesse. De mens wiens lenden omhuld is door vet, getuigt van gezondheid (vgl. Job 21:24).

Beeldspraak en symboliek

a.Het latere jodendom schrijft aan hart, lever en gal van de vis, in combinatie met rituele handelingen, een genezende werking toe (Tobit 6:710; 11:8-12). Of die werking symbolisch moet worden opgevat als verwijzing naar God uit wie alle leven voortkomt, is niet duidelijk. Meer dan eens loopt de letterlijke en overdrachtelijke zin van een woord in elkaar over; ook valt niet altijd aan de tekst af te lezen of het om de ene dan wel de andere betekenis gaat. We zullen daar voortdurend rekening mee dienen te houden. Als het echter over de inwendige organen gaat, overheerst veelal de niet-letterlijke betekenis.

b.De nieren zijn voor de oud-oosterse mens de zetel van de emoties, van het gevoel. Zij vertegenwoordigen het binnenste, het innerlijk van de mens. Wanneer de nieren geraakt worden, ondergaat de mens iets heel ingrijpends. Neem nu Job, die tweemaal over de nieren spreekt. Bij hem zijn de geraakte nieren beeld van diep menselijk lijden en vurig verlangen naar heelheid (16:13; 19:27). ‘God heeft mijn nieren doorboord!’, roept Job uit. Hij bedoelt dat God hem met schichten of pijlen in zijn kern heeft bezeerd, en dat vindt hij meedogenloos, niet te begrijpen en niet uit te houden. Daarom verlangt hij God te ontmoeten; hij wil weten waarom en waartoe. Bovenal verlangt hij naar recht dat leidt tot heelheid. De dichter van Klaagliederen werkt met de beeldspraak van de Heer die als een boogschutter zijn pijlen wegschiet. Deze beeldspraak, om de straffende en oordelende kant van God te schetsen, wordt vaker gebruikt. De lijdende, over wie de dichter spreekt, is er zeer ellendig aan toe. Het meest treffende beeld om dit ondraaglijke lijden te uiten is dat van de pijlen die zijn nieren doorboren (3:13).

Een tegenovergesteld gevoel is dat van intense vreugde. Die ervaring doet de wijsheidsleraar op als hij bemerkt dat zijn leerling de wijsheid verstaat. Dan jubelen zijn nieren (Spr. 23:16). Met andere woorden, zijn diepste wezen wordt positief geraakt.

c.Wat er in het binnenste van de mens omgaat, blijft voor de omstanders meestal verborgen. Mensen kunnen niet bij elkaar naar binnen kijken. Alleen wat iemand zelf naar buiten brengt, is bij anderen bekend. Daarentegen is de Heer bij machte door te dringen tot de kern van het innerlijk. Hij is immers de vormgever van dat innerlijk (Ps. 139:13). De bijbelschrijvers noemen dat het doorzoeken, doorzien en toetsen van nieren en hart. Jeremia spreekt hier graag over (11:20; 17:10; 20:12). God kent de gedachten en gevoelens van de mens, niets is voor Hem verborgen, geen geheim blijft voor Hem onbekend. Het beeld van God die nieren en hart doorzoekt, is voor de profeet een troost. Zo zal de waarheid of de leugen aan het licht komen;het recht zal zegevieren. Ook de Psalmen kennen de gedachte van het toetsen en doorzoeken van nieren en hart (7:10; 17:3; 26:2; vgl. Op. 2:23). Een van de werkwoorden voor onderzoeken of toetsen, herinnert aan de activiteit van de edelsmid, die goud en zilver keurt op hun zuiverheid. Zo is God: Hij oordeelt niet alleen op grond van de buitenkant. Nee, Hij ziet ook naar de motieven, naar wat in de mens schuilt. Zijn oordelen zijn compleet en dus rechtvaardig. Voor Jeremia is dat van belang, omdat hij worstelt met onwaarachtigheid en valsheid. Hij ziet mensen om zich heen die met de mond prachtige dingen over God zeggen, maar van binnen ver van Hem af staan (12:2). De vrome moet zich dan ook niet opwinden over de voorspoed van slechteriken; hun intenties zijn bij de Eeuwige bekend (Ps. 73:21; Wijsh. 1:6).

d.De lever is voor de bijbelse mens het centrum van het leven. ‘Als aan mijn handen,’ zo horen we de dichter van Psalm 7:6 zeggen, ‘onrecht kleeft, dan moge de vijand mijn lever neerwerpen in het stof der aarde’. Hij is zo overtuigd van zijn rechtvaardigheid, dat hij zijn lever aanbiedt als blijkt dat hij onrecht heeft gedaan. De met een pijl doorboorde lever symboliseert de ondergang van de betreffende persoon. Zo’n pijl kan de verleiding van een vreemde vrouw – mogelijk beeld voor vrouwe Dwaasheid als tegenbeeld van vrouwe Wijsheid – zijn, waarvoor de wijsheidsleraar waarschuwt (Spr. 7:23). De verscheurde lever van de klaagzanger wijst op zijn lijden, zijn diepe ellende (Klaagl. 2:11). Zijn leven is gescheurd, verscheurd, alle vitaliteit is uit hem weggestroomd.

Als centrum van het leven vormt de lever de zetel van het gevoel. Daarin nestelen zich ook boosheid en boosaardigheid. De Midrasj legt associatief een verbinding tussen de slechtheid van iemand, het werkwoord zwaar zijn en de lever (Midrasj Rabbah Ex. IX,8). Evengoed bestaat de ervaring van het vrolijke gemoed. De juichende of lovende lever staat in dat geval voor de mens die in zijn kern blij is (Ps. 16:9; 30:13; 57:9).

De oud-oosterse mens ziet de lever ook als afbeelding van de kosmos. Door nu de lever aandachtig te beschouwen, krijgt men indrukken uit de kosmos door en daaruit valt de toekomst af te lezen (vgl. Ez. 21:26[21]).

e.De nieren kunnen ook metafoor voor ‘het beste’ zijn, samen met vet zelfs ‘het allerbeste’,zoals in Deuteronomium 32:14. Dit hoofdstuk beschrijft de tragedie van Israël: God heeft dit volk na de intocht het allerbeste gegeven, maar Israël heeft zijn bevrijder niet geëerbiedigd met het navolgen van de Tora.

f.Wanneer de Hebreeuwse taal tot uitdrukking wil brengen dat iets bijzonder weldadig is voor de mens, dan gebruikt zij daar de metafoor vet voor. Jozef geeft zijn broers het vette van het land Egypte (Gen. 45:18) en God verzadigt zijn volk met het vet van de aarde, dat is met het beste wat bestaat (Ps. 81:17; 147:14). De psalmist horen we zingen, dat hij van vet wordt verzadigd (Ps. 63:6). Vet staat hier voor de vernieuwende en helende kracht van de ontmoeting met God.

g.In het kader van de strijd neemt vet een aparte plaats in. Gods strijd tegen gewelddadige machten verhaalt Jesaja met het beeld van Gods zwaard waaraan het vet van die geweldenaars blijft kleven (34:6; vgl. 1 Sam. 1:22). Zwaard en vet hebben in de legende van de bevrijder Ehud een bizarre en tegelijk humoristische plaats (Richt. 3). De Moabitische koning, vijand van Israël, wordt getekend als een zwaarlijvig man. Dat wil zeggen, het gaat hem zeer goed; de dikke mens is de mens in welstand. Ehud spietst de koning op slimme wijze aan het zwaard, waardoor het zwaard en het vet van de dikke koning als het ware samensmelten. Het vet, symbool van welzijn en voorspoed, verliest zijn waarde: de koning sterft, de vijand wordt tenietgedaan. Dit vet aan het zwaard symboliseert het einde van hun macht. Ezechiël moet in naam van de Heer tot de dieren zeggen, dat zij verzadigd zullen worden van het vet van het offer dat de Heer zal slachten (39:19). Het slachtoffer is de wrede macht Gog, wiens vernietiging nabij is. Zwaarlijvigheid gaat dikwijls gepaard met goddeloosheid, met rebellie tegen God. De dikke mens is de slechte mens. De bijbel heeft daar sterk plastische uitdrukkingen voor. Ogen die uitpuilen van vet zijn ogen die verblind zijn voor Gods bedoelingen (Ps. 73:7); en mensen met een vet hart hebben God en hun medemens niet lief (Ps. 17:10; 119:70). In die hoedanigheid hebben zij geen bestaansrecht.

Praxis

a.Liederen:

Liedboek: Psalm 26; 56; 139; Gezang 230; 328; 370; 439; 443; 463; 487; Alles III: 29; Er valt: 14; Leven: 1; Psalmschrift 7, blz. 16; Zingend III: 42; V: 77; VI: 79.

b.Poëzie:

Ida Gerhardt, Verzamelde gedichten, Amsterdam 1980, blz. 265: ‘De wellen’; 412: ‘Voor M.’; 528: ‘Voltooiing’. Van der Graft,Mythologisch, Baarn 1977, blz. 260: ‘Ten einde raad’. Jan Willem Schulte Nordholt, Verzamelde gedichten, Baarn 19962, blz. 163: ‘Mystiek’; ‘Verhuld’. M. Vasalis, Gedichten, Amsterdam 1977, blz. 71: ‘In de oudste dagen van mijn ziel…’; 119: ‘Kennen’.

c.Verwerking:

Nieren en lever leiden allereerst naar het thema binnenkant. Daarmee hangen samen thema’s als geheimenis, gevoelens en emoties. En dat brengt ons weer naar de relatie met God, die mensen kent en ziet en aanraakt in hun kern. Het woord vet roept het gedachtegoed van voorspoed contra tegenspoed, vroomheid contra goddeloosheid op.

Verwijzing

In het inleidende gedeelte – zie boven – zeiden we dat de inwendige organen van het lichaam sterk op elkaar betrokken zijn. De hier besproken woorden moeten we daarom in samenhang met de woorden ‘hart‘, ‘buik‘ en ‘gal‘ zien.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken