Menu

Premium

Ontmoeting

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Geloofstaal & cultuurtaal

In de Westerse samenleving is een ontmoeting meestal een vluchtige gebeurtenis. Als we in de Bijbel een ontmoeting tegenkomen, heeft die niet per definitie een andere betekenis dan wij vandaag eraan hechten. Mocht de beleving van een ontmoeting in de Bijbel anders zijn, dan heeft dit te maken met de cultuur van die tijd en met de personen die elkaar ontmoeten en niet met een veronderstelde bijbelse ‘diepere betekenis’.

‘Ontmoeting’ veronderstelt in ieder geval dat je degene die je ontmoet kent of herkent. Het staat voor een moment van contact met de ander. Of dat moment van contact je leven ingrijpend beïnvloedt, heeft te maken met de intensiteit van de ontmoeting, de bijzonderheid ervan en ook met de persoon die je ontmoet.

Woorden

In het Oude Testament liggen er achter de vertaling ‘ontmoeten’ verschillende werkwoorden, zoals matsa (‘vinden, treffen’, o.a. 1 Sam. 9:11; 10:2-3; 1 Kon. 11:29; 2 Kon. 4:29), pagasj (‘ontmoeten, tegemoet komen’, Gen. 32:17; 33:8; Ex. 4:27), paga’ (‘op iets of iemand stoten, aantreffen’, ook ‘slaan, overvallen’, Gen. 32:1; Ex.5:20), qara (‘ontmoeten’, Spr. 27:16 Jes. 41:2), jara (‘tonen, onderwijzen’, alleen in Gen. 46:28, waar de betekenis niet helemaal duidelijk is, vertaald als ‘ontmoeten’). Achter het woord ‘ontmoeten’ liggen in het Nieuwe Testament de woorden hupantan, apantan, svtnantan: ‘ontmoeten, tegemoet gaan, tegenkomen, treffen’ (Mat. 8:28; Luc.14:31 een militair treffen) en hupantèsis, apantèsis, ‘ontmoeting’ (Mat. 25:1.6; 1 Tess. 4:17).

Verder beschrijft de Bijbel in veel gevallen het gebeuren van een ontmoeting zonder dat dit woord zelf valt.

Betekenis in context

Oude Testament

Ontmoeting van mensen

Ontmoetingen kunnen toevallig zijn, maar ook gearrangeerd en zorgvuldig voorbereid. Een goed voorbereide ontmoeting beschrijft Genesis 32: hoe Jakob zich klaarmaakt voor de confrontatie met zijn broer Esau. Opvallend is in dit hoofdstuk hoe, vóórdat Jakob zijn boden kan uitzenden om de ontmoeting met Esau voor te bereiden, hij zelf een ontmoeting heeft met engelen/boden van God. Duidelijk is dat deze ontmoeting niet van Jakob uitgaat. Niet hij stoot op engelen, maar engelen stoten op hem. Wel kunnen we uit de reactie van Jakob (‘dit is het leger van God’) en uit de naamgeving (‘Machanaïm’ = ‘twee legers/dubbelleger’) afleiden dat hij deze ontmoeting ziet als een bemoediging. Tegenover het naderende leger van Esau staat hij toch niet helemaal alleen. Dat belet hem niet om ook zijn eigen voorzorgsmaatregelen te nemen en zijn kinderen en vee in twee groepen (‘legers’, vs. 8-9) in te delen. Vervolgens zendt hij in afdelingen complete kudden als geschenk – en dus ook als buffer – vooruit. In de nacht voor de ontmoeting met zijn broer Esau heeft Jakob eerst nog een confronterende ontmoeting met God in de worsteling bij Pniël. Treffend in dit gedeelte is hoe Jakob deontmoeting met zijn broer – voorzover hij die kan beïnvloeden – zorgvuldig arrangeert. Wie de rest van de geschiedenis gelezen heeft, zegt ook: Typisch Jakob! Maar God doorbreekt Jakobs zorgvuldige scenario meerdere malen door een ontmoeting met zijn engelen en door een ontmoeting met Hem Zelf. Wie de rest van de geschiedenis gelezen heeft, zegt ook: Typisch de Here!

In 1 Samuël 9:11 lezen we eerst over een toevallige ontmoeting. Saul en zijn knecht ontmoeten meisjes die op weg zijn om water te putten. Ze kunnen hem vertellen waar hij de ziener Samuël kan vinden. Maar op het oog toevallige ontmoetingen kunnen vervolgens ook het karakter krijgen van een teken. Samuel zalft Saul tot koning over Israël en vertelt hem dat hij bij zijn vertrek eerst twee mannen zal ontmoeten, vervolgens drie mannen en tenslotte een groep profeten (1 Sam. 10:112).

Een ontmoeting kan ook aan het denken zetten: Spreuken 22:2 zegt: ‘Rijken en armen ontmoeten elkaar, hun aller Maker is de Here’. In het dagelijkse leven komen rijke en arme mensen elkaar tegen. Ze stoten op elkaar, ze hebben met elkaar te maken. Wie niet blind is voor die verschillen tussen mensen, wordt erdoor gestimuleerd om daarover na te denken. Er zijn wel grote verschillen. Maar wie heeft al deze mensen gemaakt? Hebben zij allemaal niet dezelfde Schepper?

Elkaar ontmoeten kan in de poëzie ook overdrachtelijk gebruikt worden. Psalm 85:11 tekent het plaatje van het land waarin goedheid en trouw elkaar ontmoeten. Dat dit geen vluchtige ontmoeting is maar een ontmoeting om vervolgens samen op te trekken, blijkt wel uit het parallelle versdeel: gerechtigheid en vrede kussen elkaar. Je zou bij dit soort ontmoetingen moeten zeggen: ze hebben elkaar gevonden.

Ontmoeting met God

Ook God Zelf laat Zich in het Oude Testament herhaaldelijk ontmoeten. Niet alleen door zijn profeten, maar ook rechtstreeks, voor zover een mens dat kan en mag beleven. (Niemand kan God zien en leven: Ex. 33:20; Ri. 13:22.) Indrukwekkend is de ontmoeting met de Here die Mozes ontvangt, zie Exodus 3. Deze ontmoeting alleen al is zo vol gezag, dat het voor de farao voldoende argument moet zijn om het volk te laten gaan (Ex. 3:18; 5:3). Wanneer de farao deze gezagvolle ontmoeting door zijn optreden ontkent, zal Hij zélf ook de God van Israël ontmoeten, maar dan als een geduchte tegenstander (Ex. 9:1417). Ook Jesaja (Jes. 6) en Ezechiël (Ez. 1) hebben bij hun roeping een ontmoeting met God waarbij Hij majesteitelijk verschijnt. De ontmoeting met God kan ook heel bedreigend zijn: ‘Bereid u voor om uw God te ontmoeten’, zegt Amos tegen een volk dat zich niet wil bekeren (Am. 4:12).

Nieuwe Testament

Ontmoeting als gebeuren

Zonder dat altijd het woord ‘ontmoeten’ valt, beschrijft het Nieuwe Testament vaak het gebeuren van een ontmoeting. De meest indrukwekkende ontmoetingen zijn de ontmoetingen met Jezus Christus (Joh. 14:9: ‘Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien’).

Wanneer Jezus mensen ontmoet, is het vrijwel altijd van zijn kant een opzoeken van mensen. Hij neemt het initiatief om mensen te ontmoeten, zelfs al heeft die ontmoeting het ontspannene van een ‘toevallige’ ontmoeting. Lucas 19:1-10 beschrijft een ontmoeting van Jezus met een man die Jezus helemaal niet wilde ontmoeten. Hij wilde wél toeschouwer zijn, maar geen contact hebben. Daarvoor klimt dit verre kleinkind van Adam in een wilde vijgenboom om zichzelf achtervijgenbladeren verscholen te houden. Jezus maakt dan deze toeschouwer op afstand, Zacheüs, tot een mens dichtbij Hem. Jezus neemt het voortouw: ‘Zacheüs, kom vlug naar beneden’. Meer dan gastheer hoefde Zacheüs niet te zijn. Dat deze ontmoeting uiteindelijk veel méér bewerkt, is te danken aan de Heer die gast wilde zijn.

Een andere ontmoeting die toevallig lijkt, is beschreven in Johannes 4: het gesprek met de Samaritaanse in Sichar. Ook hier heeft Jezus de regie in handen. Hij stuurt de ontmoeting en het daaropvolgende gesprek. Ook hier heeft de ontmoeting een groots resultaat: ‘En nog veel meer werden er gelovig om zijn woord’! (Joh. 4:41-42).

Dergelijke ontmoetingen met Jezus kunnen ook zó confronterend zijn (‘Eer Abraham was, ben Ik!’, Joh. 8:58), dat mensen niet meer om Hem heen kunnen: ‘Zij namen dan stenen op om naar Hem te werpen; maar Jezus verborg Zich en verliet de tempel’ (Joh. 8:59). Verder kunnen we nog denken aan de ontmoetingen van Jezus met zijn leerlingen in de tijd tussen zijn opstanding en zijn hemelvaart (Joh. 20:19-29). Overigens krijgt degene die geen live-ontmoeting gehad heeft met Jezus een extra ‘zaligspreking’: ‘Zalig zij, die niet gezien hebben, maar toch geloven’ (Joh. 20:29).

In Handelingen 9, het verhaal van de roeping van Saulus, wordt ons verteld over een ontmoeting met Jezus nä zijn hemelvaart. Ten slotte beschrijft Johannes in Openbaring 1:1220 zijn ontmoeting met de Heiland in al zijn hemelse heerlijkheid: ‘En toen ik Hem zag, viel ik als dood voor zijn voeten’ (vs. 17).

De ontmoetingen met Jezus krijgen betekenis door het werk van de Heilige Geest. Zie daarvoor bijvoorbeeld Johannes 14:26 en 16:13 -pas door de Geest gaan mensen zien wat het werk van Jezus betekent. Zo ook bij Paulus: de ontmoeting met Jezus liet hem alleen maar zien hoe blind hij was geweest; pas de handoplegging door Ananias (Hand. 9:17) en het ontvangen van de Geest maken dat hij -niet alleen letterlijk – gaat zien wat de ontmoeting met Jezus betekent.

Ontmoeting als ‘feestelijk inhalen’

Op een paar plaatsen in het Nieuwe Testament komt ‘ontmoeting’ voor als een specifieke term voor het feestelijk inhalen van iemand. Bijvoorbeeld in Matteüs 25:1-11, de gelijkenis van de tien meisjes die uittrokken, de bruidegom tegemoet. Dat wil zeggen: ze gingen de bruidegom feestelijk inhalen. In de feestzaal wachtten ze tot de bruidegom zou aankomen. Midden in de nacht worden ze wakker geroepen: ‘De bruidegom, ga hem afhalen!’ (vs. 6).

Ontmoeting als feestelijke intocht kenmerkt ook de terugkomst van Christus (1 Tess. 4:17). Zoals Mozes Israël leidt – de Here tegemoet, naar de Sinaï (Ex. 19:17) – zo zullen gelovigen bij de terugkomst van Jezus Hem tegemoet gaan in de lucht, om Hem te verwelkomen in deze wereld. Deze ‘topontmoeting’ aan het einde van de aardse geschiedenis betekent dan meteen het begin van het eeuwige samenzijn met de Here.

Deze ontmoeting wordt beschreven met een term die in de wereld van toen gebruikt werd voor het onthaal van een hooggeplaatst persoon, bijvoorbeeld een koning of veldheer. Jezus zelf kreeg eerder zo’n bijzonder onthaal bij zijn komst naar Jeruzalem (Joh. 12:13, 18). Koning David was ooit zo binnengehaald (1 Sam. 18:6-7; 2 Sam. 19:16-17). In Handelingen 28:15 zijn het de christenen van Rome die Paulus verwelkomen. De bewoordingen die Lucas gebruikt, herinneren aan de manier waarop Romeinse keizers ingehaald werden.

Ontmoeting onder een open hemel

Ontmoetingen in de Bijbel worden bijzonderdoordat de Bijbel verhaalt over ontmoetingen onder een open hemel. God zorgt regelmatig voor verrassende ontmoetingen, die soms rechtstreeks door Hem zo gearrangeerd zijn. Lucas vertelt in Handelingen hoe Gods Geest de ontmoeting van Filippus en de kamerling uit Ethiopië regelt (Hand. 8:26-40), evenals de manier waarop Petrus en Cornelius elkaar treffen (Hand. 10). Gods leiding is te herkennen in ontmoetingen zoals van Paulus met Lydia (Hand. 16:14-15) en met Aquila en Prisca (Hand. 18:1-4). Ontmoetingen in de Bijbel kunnen dus meer zijn dan toevallig: onder een open hemel laat God mensen Hem en elkaar ontmoeten. De Bijbel eindigt met de grote ontmoeting aan het eind van de aardse geschiedenis: de ontmoeting van Gods kinderen met hun hemelse Vader: ‘en zij zullen zijn aangezicht zien’ (Op. 22:4).

Kern

Ontmoeting is in de Bijbel of de taal van het geloof vaak een geschenk. Het is een opening naar nieuwe mogelijkheden. Dat is te zien in de ontmoetingen die door God geleid worden. Heel duidelijk is dat bij de ontmoeting met God, die als de Heilige toch bij mensen wil zijn. Opvallend wanneer God in Christus mensen wil ontmoeten, is dat zijn aandacht altijd persoonlijk gericht is op de situatie van hem of haar die Hij ontmoet. De ontmoeting van mensen met God is altijd confronterend, maar die confrontatie is bedoeld als opening en niet als dichtslaan van de deur.

Verwijzing

Zie voor verwante en/of aanvullend te bestuderen woorden: hemelvaart, opstanding, wederkomst.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken