Menu

Premium

Preekschets Johannes 11:25 – 4e zondag van de veertigdagentijd

4e zondag in de veertigdagentijd

Maar Jezus zei: ‘Ik ben de opstanding en het leven. Wie in mij gelooft zal leven, ook wanneer hij sterft…’

Johannes 11:25
Schriftlezing: Johannes 11:1-44

Zie ook

Het eigene van de zondag

De tijd voor Pasen geeft de christelijke gemeente gelegenheid om zich te bezinnen op de gebeurtenissen die hebben geleid tot de kruisiging van Jezus. De ene keer zal de nadruk meer liggen op het lijden van de Heer zelf – daarvoor worden doorgaans de zeven zondagen van de lijdenstijd gereserveerd. De andere keer zal er meer aandacht zijn voor boete en inkeer van de gelovigen – overeenkomstig de veertig dagen durende periode van voorbereiding op de doop in de paasnacht.

Deze afgebakende periode leent zich goed voor een serie preken die een zekere onderlinge samenhang vertonen. Het is bijvoorbeeld mogelijk te kiezen voor de Ik-ben-uitspraken van Jezus uit het evangelie naar Johannes. Afhankelijk van de keuze om 6 of 7 zondagen aan de voorbereiding te wijden, kunnen de beide Ik-ben-uitspraken in Johannes 10 afzonderlijk of gezamenlijk besproken worden. Hier is voor de vierde zondag van de veertigdagentijd voor de vijfde uitspraak in Johannes 11 gekozen.

Uitleg

Zie de preekschets bij Johannes 8:12 voor een aantal algemene opmerkingen bij de Ik-ben-uitspraken in het evangelie naar Johannes. In hoofdstuk 11 wordt ego eimi verbonden met twee begrippen: opstanding (anastasis) en leven (zooè). Deze begrippen hangen samen met de gebeurtenis die hier omheen beschreven wordt. Opvallend is dat Jezus opstanding ter sprake brengt voorafgaand aan de opwekking van Lazarus, dus niet als toelichting achteraf. Het is bijna alsof de opwekking van Lazarus ‘slechts’ het bewijs vormt van het getuigenis van Jezus over zichzelf.

De opwekking van Lazarus is het laatste van de zeven wonderen die Johannes in zijn evangelie beschrijft. Het ultieme bewijs van zijn kracht. Na deze bijzondere overwinning op de dood is de rest van de evangelie-beschrijving gericht op de gebeurtenissen rond het sterven en de opstanding van Jezus.

Anastasis komt al een keer eerder voor in het evangelie. In Johannes 5:29 spreekt Jezus over een opstanding ten leven (anastasin zooès) tegenover een opstanding ten oordeel. Het werkwoord anistèmi (opstaan) wordt, behalve in Johannes 11, verschillende keren gebruikt in hoofdstuk 6, waar het gaat om de opstanding op de jongste dag; en in 20:9 met betrekking tot de opstanding van Jezus zelf.

Zooè is al vanaf de proloog een thema in het evangelie naar Johannes. Het wordt meer dan 30 keer gebruikt, waarvan 17 keer in combinatie met aioonios: eeuwig leven. Hoewel dit aioonios in hoofdstuk 11 ontbreekt, is het duidelijk dat Jezus ook in zijn gesprek met Marta op dit eeuwige leven doelt. Gods Zoon is al vanaf de schepping de bron van leven (1:4). Hij werd door de Vader in de wereld gezonden om deze schepping, en daarmee het leven van de mensen, te herstellen. De betekenis van ‘de opstanding en het leven’ (11:25) verschilt inhoudelijk niet van ‘de opstanding ten leven’ (5:29). Het leven dat Jezus belooft, begint met de wedergeboorte (3:5); het laat zich wellicht in slaap sussen (11:11), maar sneuvelt niet wanneer het lichaam afsterft: ‘wie in Mij gelooft, zal leven, ook al is hij gestorven’.

In de beleving van Marta hoort de opstanding van de doden bij de jongste dag – Jezus leert haar dat die toekomst in Hem heel dichtbij gekomen is. Het wordt gerealiseerd in iedereen die in Hem gelooft. Net als de andere Ik-ben-uitspraken wijst ook deze op de uniciteit van Jezus: de opstanding en het (eeuwige, of ware) leven bestaan niet buiten Hem om. Zo’n uitspraak vraagt dus om een reactie: dat maakt Jezus hier expliciet door zijn gesprek met Marta af te sluiten met de vraag naar haar geloof. Eigenlijk had deze vraag natuurlijk aan Lazarus gesteld moeten worden; nu is het alsof zijn zus de vraag plaatsvervangend beantwoordt, wat de weg vrijmaakt voor de opwekking van Lazarus.

Meer dan Lazarus is Marta de persoon die, naast Jezus, de meeste aandacht krijgt in deze geschiedenis. Net als in de geschiedenis die Lucas vertelt (Lucas 10:38-42), lijkt Marta hier kordater in haar optreden dan zus Maria (die ook hier lange tijd blijft zitten). Marta gaat op Jezus af om Hem te begroeten; ze vertelt Hem wat haar de afgelopen dagen heeft beziggehouden (‘Here, indien Gij hier geweest waart…’, vers 21; later trouwens letterlijk zo door Maria herhaald, vers 32); maar ook dat ze door zijn afwezigheid niet aan Hem is gaan twijfelen (‘Ook nu weet ik, dat God U geven zal…’, vers 22). Wat Marta op dit moment van Jezus verwacht, blijft in het midden – ze heeft zeker niet gedacht dat Jezus haar broer op dit moment tot leven zou wekken; zelfs op het laatste moment wilde ze Hem nog tegenhouden vanwege de lijklucht die in het graf zou hangen (vers 39). Haar krachtige belijdenis, die ze in zo verdrietige omstandigheden uitspreekt (vers 27), verdient aandacht.

Aanwijzingen voor de prediking

De dood is bij veel mensen een gevoelig thema – zeker als het zo dichtbij komt als in de geschiedenis van Lazarus. Ik heb al meer dan eens ervaren dat kerkgangers het een pijnlijke confrontatie vonden wanneer er heel concreet wordt gesproken over de dood, of over het graf. Men wordt herinnerd aan schrijnende ervaringen uit het eigen leven. Toch ontkomen we er niet aan – niet bij het lezen van Johannes 11, evenmin in de lijdenstijd…

Het Schriftgedeelte biedt voldoende aanknopingspunten om verschillende emoties die rondom de dood spelen, een plek te geven: het aanroepen van de Heer bij ernstige ziekte (Marta en Maria doen Jezus bericht over de ziekte van Lazarus); maar ook de teleurstelling bij het uitblijven van zijn hulp (waarom haast Jezus zich niet naar Bethanië?); er is het gevoel lamgeslagen te zijn na een overlijden waardoor je maar weinig aandacht hebt voor wat er om je heen gebeurt (Maria blijft thuis zitten wanneer Jezus arriveert); het overlijden van een dierbare roept nogal eens boosheid op over hulp die te laat gekomen is, van de dokter, van omstanders, van God, maar misschien ook wel zelfverwijt: wat als…? (Marta en Maria verwoorden beiden hun gevoel dat het heel anders was gelopen wanneer Jezus eerder was gekomen); soms kun je er als nabestaande vrede mee hebben dat iemand rust gevonden heeft (Marta wordt getroost door de gedachte dat Lazarus eens zal opstaan uit de dood); maar wanneer je dat gelooft, wordt daarmee het verdriet niet weggenomen (ook Jezus huilt wanneer Hij het verdriet van Maria ziet).

Onlangs hoorde ik van een paar mensen die in het onderwijs werkzaam zijn, dat ze bij een studiedag in aanraking kwamen met ‘omdenken’. Dat betekent dat ze met andere ogen leren kijken naar een negatieve situatie: denken in kansen in plaats van problemen. Kinderen zijn niet lastig, maar hebben veel energie. Vraag je niet af waarom een roos dorens heeft, maar verwonder je erover dat dorens rozen hebben! Dat is wat Jezus ons ook leert in dit Bijbelgedeelte: sterven is als slapen – sterven hoeft niet tot de dood te zijn, maar kan ook zijn ter verheerlijking van God – wie sterft, kan toch nog leven, enzovoort…

Zo omdenken is mooi en bevrijdend. Maar het neemt niet alle vragen weg. Je zou je kunnen afvragen: waarom werd Lazarus wel opgewekt, maar ligt mijn geliefde al zo lang in het graf…? Onze overvolle begraafplaatsen lijken eerder een bewijs van de stelling dat ‘dood is dood’. Deze hele geschiedenis leert ons natuurlijk dat Jezus zijn eigen moment kiest (vergelijk bij de bruiloft in Kana, of met betrekking tot het uur van zijn overlevering, 7:30, 8:20, 12:27); maar dat laat ons achter met de vraag waarom Hij niet eerder…?

Het is belangrijk om de vraag die Jezus aan Marta stelt, ook in de preek te stellen: ‘geloof je dat?’ Ofwel: kun je ermee leven dat Jezus op een later moment zal bewijzen dat zijn uitspraak over opstanding en leven ook voor jou geldt, en voor jouw geliefden? Kan de opwekking van Lazarus jou bemoedigen? Net als de dood en opstanding van Jezus zelf? Bij Jezus kun je nu al iets ervaren van de nieuwe schepping. Wanneer je in Hem gelooft, is die nieuwe schepping zelfs al in jou begonnen! Dat is het begin van ‘de opstanding en het leven’! Maar ook Hij moest door het lijden heen, voordat Hij de volle heerlijkheid kon genieten.

Ideeën voor kinderen en tieners

– Neem een rouwkaart mee – je hoeft alleen de enveloppe maar te laten zien: kun je zien wat dit voor brief is? Dat betekent dat er mensen zijn die verdriet hebben omdat er iemand is gestorven. Maar zullen ze alleen verdriet hebben? Ze kunnen tegelijk blij/dankbaar zijn omdat hun vader of moeder, hun opa of oma nu bij de Here God in de hemel is…

Liturgische aanwijzingen

Sommige gemeenten zijn gewend om in elke eredienst het Klein Gloria te zingen, maar laten dat achterwege tijdens de zondagen voor Pasen. In Gezang 75 (LvdK) komen de Ik-ben-uitspraken langs. Natuurlijk past ook Gezang 217 (LvdK).

Als tweede schriftlezing zou gekozen kunnen worden voor een gedeelte uit 1 Corinthiërs 15. Ook zondag 1 van de Heidelbergse Catechismus zou heel goed gelezen kunnen worden.

Het is goed om in de gebeden aandacht te hebben voor aanwezigen die rouw dragen; in het bijzonder ook voor alle onbeantwoorde vragen rondom de dood van een geliefde…

Geraadpleegde literatuur

  • Dr.P.H.R.van Houwelingen, Johannes, Het evangelie van het Woord (Commentaar op het Nieuwe Testament, derde serie), z.j. z.p.

  • Leon Morris, The Gospel According to John, Revised (The New International Commentary on the New Testament), z.j.z.p.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken