Menu

Premium

Preekschets Johannes 1:23 – Eerste Advent

Eerste adventszondag

Johannes 1:23

Hij zei: ‘Ik ben de stem die roept in de woestijn: “Maak recht de weg van de Heer,” zoals de profeet Jesaja gezegd heeft

Schriftlezingen: Johannes 1:1-18; Jesaja 40:1-11; Openbaring 3:14-21

Het eigene van de zondag

De eerste adventszondag. We moeten er met elkaar wat inkomen. Sinterklaasfeest is een duidelijke concurrent. Het is van belang hiervoor expliciet oog te hebben. De eerste adventszondag valt vóór dit bekende volksfeest. Maak van de nood een deugd. Het ligt voor de hand om vanuit het thema verwachten over te schakelen van Sinterklaas naar echt verwachten, wat heel wat meer waar d is.

We kunnen dus niet uitgaan van een gemeente die al in adventsstemming is. Door de voorbereiding is de voorganger dat al wel. In de gang van de eredienst moet met die ongelijktijdigheid gerekend worden. Dat kan door daar aandacht voor te vragen met enkele inleidende woorden aan het begin van de dienst. Ook de liederenkeus houdt daarmee rekening.

Uitleg

Advent is de tijd van hoopvol verwachten. De tekst brengt tot de meest hooggestemde verwachting, zeker tegen de achtergrond van de sinds Genesis 3:15 gespannen verwachting. Israël wordt tot in zijn hoogste leiding wakker en komt voor de vraag te staan waar Johannes de Doper voor staat. In al zijn grootheid is hij voor de persoon die komt niet meer dan een gewone huisslaaf. Johannes’ grootheid kan worden geïllustreerd vanuit Handelingen 18:25 en 19:3, waar blijkt dat hij in het verre buitenland een bekende persoon was.

Enerzijds gebruikt Johannes zelfbewust de eerste persoon singularis. Anderzijds drukt hij zichzelf weg achter de profeet Jesaja: ‘ik ben niet meer dan een stem’. Aan het Jesajawoord voegt hij ‘in de woestijn’ toe om het volk te laten nadenken over het geestelijk klimaat waarin het leeft. Ook brengt hij hen zo tot nadenken over de reden waarom Johannes het ‘kerkelijk centrum’ passeert. Het is een thema in dit evangelie: de blinde Joden tegenover de Christus. De weg voor de Christus wordt niet in Jeruzalem geplaveid. God komt naar Zijn volk vanuit de woestijn. Hij ráákt door Johannes Zijn volk wel. Deze bode kan niet worden genegeerd. Door een officiële delegatie confronteert het Jodendom zich in zijn hoogste leiding met deze bizarre figuur in de woestijn.

Het duurt wel even voor Johannes klip en klaar antwoord geeft. De discussie wordt dan ook korzelig. Johannes houdt het wat raadselachtig als hij aangeeft wie hij wel is. Hij brengt het als een ‘getuigenis’ (19). Daarmee staan de zaken op scherp (1:7, 8, 15). Dat komt nog sterker naar voren als Johannes antwoord geeft op een vraag die niet gesteld wordt. De Joden zijn tevreden als ze zouden weten wie Johannes was. Johannes laat zien dat het niet gaat om wie hij is, maar om wat hij doet en wat God door hem in het heden der genade aan het doen is.

Hier ontkent Johannes de identificatie met Elia, waar hij elders (Matteüs 11:11-15; Lukas 1:17) zonder meer Elia heet. Hij is geen Elia redivivus, maar doet wel de werken van Elia. Dat heeft het Jodendom haars ondanks opgemerkt en komt tot de confrontatie.

Aanwijzingen voor de prediking

In het begin van de verkondiging kan de aandacht van de kinderen worden getrokken door verwijzing naar het bekende ‘ik zie, ik zie, wat jij niet ziet…... Daarbij moet wel worden aangegeven dat Johannes Hem ook niet zag…. De boodschap is in al zijn kortheid ongelooflijk: God staat midden onder jullie. Verder valt nog te overwegen om het deel van de preek dat over de doop gaat uit te spreken bij het (gevulde) doopvont, om de kinderen er nog meer bij te betrekken.

Thematisch is ongetwijfeld Gods aanwezigheid op de dorre woestijnbodem in Israël: de voortgang sinds de bekendmaking van zijn Naam in Exodus 3:14. De manier waarop God deze stap voorwaarts aankondigt is enerzijds genade: een aparte bode die het volk voorbereidt. Anderzijds een beproeving. Denk je eens in hoe een kerkenraad zou reageren als de gemeente leeg zou lopen naar een onherbergzaam oord waar een ongeschoren figuur de reguliere gemeente leeg riep? Daarbij verleent deze bizarre prediker zijn volgelingen ook nog een haast sacramenteel teken dat hij eigenmachtig invult. Het lijkt op de rituele wassingen uit het Oude Testament, maar is het niet. Het is ook geen proselietendoop, al heeft het er alles van, het is toch weer wat anders.

In de prediking dient het eigene van de unieke doop van Johannes te worden uitgelegd. Het neemt elementen van bestaande wassingen/dopen in zich op, maar onderscheidt zich daarvan door het eschatologisch karakter. Dat legt een verbinding met het thema van Advent. Het tekent spreekt van vergeving van de zonden, zonder dat daarbij bloed wordt gebruikt. Zo identificeert het zichzelf als de vervulling van Gods belofte door Ezechiël (36:25).

Aandacht verdient uiteraard ook de historische context van Jesaja 11: verlang je naar Gods (terug-)komst en veeg je alles aan de kant wat tussen jou en God in staat? Het gaat om de vraag of je God kent als de God die kloppend aan de deur staat (Openbaring 3:14) en of je je je voor de houding van Laodicea hebt gehoed. Accentueer dat de God die is, een komende God is.

Als God zo getekend wordt, mag de reden waarom God moet komen niet ontbreken. In het paradijs dreigde God een vertrekkende God te worden. We naderen in adventstijd het moment waarop de basis gelegd wordt onder het feit dat God gebléven is. Voor ieder die gelooft, is Hij een komende God. Benadruk dat God de wereld schiep om van te genieten. Hij laat zich daarvan zelfs door de zonde van Adam niet weerhouden. Steeds kwam Hij weer met zijn grootste liefde. Op Kerst en op de daarop volgende feesten vieren we dat. Een verbinding kan worden gelegd met Handelingen 17 waar Paulus toont dat die liefde wereldomvattend is.

Sommige luisteraars worstelen wellicht met de vraag of God ook nog naar hem toekomt, omdat zij zichzelf als moedeloos, koud of onverschillig, twijfelend, ongelovig kennen. Dan is het van belang God te schilderen als de God die zelfs dan nog een komende God is. Hij stond in Christus zelfs in Laodicea nog op deuren te kloppen. De God die is, is blijvende liefde.

Waar dat geloofd wordt, ontstaat nieuwe ruimte in het leven. De roep klinkt nogal eens God ‘uit te nodigen’ in je leven, een gedachte die zeker bij Jesaja, die oproept allerlei obstakels weg te ruimen, past. Tegelijk is het van belang te prediken dat God niet van onze opruimingswerkzaamheden afhankelijk is. Jesaja 11 zou op zichzelf ons tot arminiaans denken kunnen brengen. Daarom is het van belang uit de rest van Schrift aan te vullen dat God ook met zijn genade komt, waar mensen Hem niet zoeken (Handelingen 17) of zich van Hem afkeren (Paulus). Johannes (Christus) komt ongevraagd. Advent is niet door een mens geïnitieerd. Hier kan mooi verbinding met de (kinder-)doop worden gelegd, waarin God nog even ongevraagd en met evenveel genade en liefde komt. De mens die Hij zo benadert, is te vergelijken met een verborgen fontein van zonden (artikel 15 Nederlandse Geloofsbelijdenis). Daarom komt God met een reinigingsbad. Farizeeërs die zich daarvoor te goed achtten kregen dat evangelie verkondigd, terwijl ze er niet naar vroegen (Romeinen 10:21).

De boden keerden terug naar Jeruzalem. Wijs er hier op dat in feite zo de parels van Gods woorden worden vertrapt, levensgevaarlijk voor jezelf (Matteüs 7:6). Troost er mee dat daarmee nog aan Gods genade geen einde is gekomen. Hij dwingt de open deur niet af, maar blijft genadig aankloppen, levenslang. Voor de God die er is, mag je zelf open doen om dan te erkennen dat ook die actie uit God was (Dordtse Leerregels I, 7).

Liturgische aanwijzingen

Een prachtig lied om de gemeente in de juiste Adventsstemming te brengen is Opwekking 268, dat ook mooi aansluit bij de verborgen aanwezigheid van Christus in de tekst. Een mooi lied dat voorkomt dat we in Advent blijven steken is het bekende Halleluja, lof zij het Lam, dat in deze weken van Advent een goede plaats in een liturgie verdient. Een mooie psalm bij het thema van de tekst is psalm 139 over Gods intensieve aanwezigheid en betrokkenheid bij Zijn kinderen. In deze psalm volgt daarop de openstelling van het diepste van het hart volmondig (vers 11).

In het gebed voor de preek kan naar voren komen

  • De lof op de God die naar mensen toekomt. Hij ontmoet dan wel de zonden. In Christus is daar vergeving voor!

  • Lof en dank aan de God die van de kerk Zijn thuis maakte, waar zijn kinderen thuis mogen zijn.

In het gebed na de preek

  • Eer aan de God die er voor alle mensen wil zijn.

  • Dank aan Hem dat Gods kinderen in het bijzonder zijn liefde mogen ontvangen.

  • Gebed voor wie opziet tegen Kerst en jaarwisseling, vanwege eenzaamheid; voor ouderen, die bang zijn voor de kou, voor de winter (zouden ze die nog overleven?)

  • Gebed om, uit te zien naar komst van Christus, open te staan voor plotselinge acties van de Here, weg te doen wat tussen God en ons in kan staan, het geloof dat God naar ons toekomt, ook nu

  • Lof aan de God die in ons leven is gekomen om Christus.

Geraadpleegde literatuur

  • P.H.R. van Houwelingen, Johannes, Het evangelie van het Woord, Kok, Kampen, 1997.

  • A. Schlatter Das Evangelium nach Johannes, Calwer Verlag, Stuttgart, 1947.

  • Voor de doop verwijs ik naar P.L. Voorberg, Doop en Kerk. De erkenning, door kerkelijke gemeenschappen, van de elders bediende doop, 2007, 313-322.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken