Menu

Premium

Preekschets voor een van de zondagen na Epifanie – bij Lucas 8:15

Het zaad in de vruchtbare grond, dat zijn zij die met een goed en eerlijk hart naar het woord hebben geluisterd, het koesteren en door standvastigheid vrucht dragen.

(Lucas 8:15)

Schriftlezing: Lucas 8:4-15

Zie ook

Preekschets voor een van de zondagen na Epifanie bij Lucas 6:24

Liturgisch kader

De periode tussen Kerst en lijdenstijd gebruiken we om stil te staan bij de verschijning (epifanie) van Christus; of eigenlijk volgen we Hem in de verhalen die steeds meer onthullen van de betekenis van zijn komst. In zijn optreden – in woord en daad – worden de contouren van zijn Koninkrijk onthuld.

Een heel specifieke vorm van onderwijs over het Koninkrijk vinden we in de gelijkenissen die Jezus vertelt. Juist door aan te sluiten bij de leefwereld van de (eerste) hoorders, blijkt hoe wereldvreemd dat Koninkrijk is. Dat geldt ook voor de zo bekende gelijkenis van de zaaier.

Een mooi lied dat bij dit schriftgedeelte geschreven is, is NLB 764 (LB 54): ‘Een zaaier ging uit om te zaaien’. NLB 313 (LB 326) moedigt ons aan om te ‘schatgraven’ in Gods Woord. En ook een kinderlied als ‘Lees je Bijbel’ (EvLB 459) wijst op eenvoudige wijze op het verband tussen bijbel lezen en groeien in geloof.

Uitleg

De activiteit die in de gelijkenis van de zaaier beschreven wordt, is het zaaien / verkondigen van het Woord van God. Direct hieraan voorafgaand wordt in 8:1 beschreven dat Jezus een nieuwe rondgang langs de steden maakt om het evangelie te verkondigen. Natuurlijk roept dat heel verschillende reacties op. In de eerste verzen van dit hoofdstuk worden bijvoorbeeld de vrouwen genoemd waarbij de verkondiging van het evangelie kennelijk in goede aarde is gevallen. Deze vrouwen zullen, net als de leerlingen, bemoedigd worden door de suggestie dat het Woord in hen veel vrucht zal dragen. Verderop in het hoofdstuk worden onder andere Jezus’ moeder en broers genoemd. De beschrijving wekt in ieder geval de indruk dat het geloof bij hen niet diep geworteld is.

Deze gelijkenis valt op – in vergelijking met zoveel andere die Jezus verteld heeft – door de verklaring die de leerlingen vragen én krijgen. Daardoor is het niet moeilijk om de strekking van de gelijkenis te begrijpen: het zaad is het Woord van God; en de verschillende plaatsen waar dat terechtkomt, beschrijven de manier waarop dat Woord ‘verwerkt’ wordt.

We moeten de gelijkenis niet ‘overvragen’. Want bij nauwkeurig lezen valt bijvoorbeeld op dat het zaad eerst het Woord van God genoemd wordt, om vervolgens beschreven te worden als degenen die het Woord gehoord hebben. Jezus zou je kunnen identificeren met de zaaier, maar net zo goed met het zaad dat uitgestrooid wordt; tegelijk blijkt gaandeweg het evangelie dat Hij de meest vruchtbare bodem is waarin het Woord veel vrucht draagt (vergelijk het beeld van de graankorrel, Johannes 12:24).

Een ‘wereldvreemd’ element in deze gelijkenis is dat het zaad royaal gezaaid wordt, ook op plaatsen waar de zaaier geen of nauwelijks vrucht hoeft te verwachten. Normaal gesproken zal de boer zo min mogelijk zaad willen verspillen door het op de weg of op rotsige bodem uit te strooien. Hieruit zouden we de conclusie kunnen trekken dat het niet de bedoeling is om het evangelie slechts aan ‘uitverkorenen’ te verkondigen, of alleen op die plaatsen waar de meeste opbrengst wordt verwacht. Het is immers niet bij voorbaat te voorspellen of het Woord gehoor vindt bij de tollenaar of de farizeeër…

Net als in verschillende andere gelijkenissen (zoals van het mosterdzaad) wordt hier aanschouwelijk gemaakt dat het Koninkrijk van God er niet van het ene op het andere moment zal zijn, maar dat het tijd nodig heeft om te groeien.

Wanneer we kijken naar het lot van het zaad dat op de verschillende bodems valt, valt op dat het zaad in een steeds later stadium bedreigd wordt: allereerst al voordat het kan ontkiemen (op de weg), vervolgens wanneer het net wortel begint te schieten (op de rotsen), daarna wanneer het al blad gevormd heeft (tussen de distels). Elke ‘fase’ van de verwerking van Gods Woord kent zijn eigen risico’s. Pas wanneer het uitgegroeid is tot een volwassen plant lijkt het veilig.

Wat is de vrucht die het zaad oplevert? Jezus benoemt dat niet. Maar het is aannemelijk te veronderstellen dat het gaat om een (‘standvastig’) godvruchtig leven, waarin daden overeenkomen met het geloof. Vrucht betekent dan niet dat je er zélf direct beter van wordt, maar dat het ánderen / de Ander iets oplevert.

Aanwijzingen voor de prediking

De gelijkenis verdeelt de hoorders in vier duidelijk onderscheiden groepen mensen. Maar welke hoorder zal zich slechts bij één van deze groepen thuis voelen? Zit er niet iets in ons van alle vier de reacties die Jezus benoemt? Ik kies er daarom voor om in de prediking het beeld op te roepen van een computer-game waarin de speler een steeds hoger ‘level’ probeert te bereiken. Op elk level moeten obstakels overwonnen worden. Het overwinnen van die obstakels levert vaak extra levens of krachten op. Ik lees de gelijkenis als een geloofsreis waarin verschillende hindernissen genomen moeten worden, waar je uiteindelijk sterker van wordt.

Op het eerste level blijkt dat door mijn ‘akkertje’ weggetjes lopen waarop het zaad blijft liggen. Gods Woord ontmoet weerstand in de vorm van ongeloof: ‘dit kan niet waar zijn’. Of: ‘ik ben ook heel gelukkig zonder christelijk geloof’. Jezus noemt hier expliciet de duivel als vijand van het Woord. Het evangelie vraagt op z’n minst om openheid, bereidheid om te luisteren.

Op het volgende level is de eerste weerstand overwonnen. Je zou kunnen zeggen dat dit echt een level is voor tieners: het geloof heeft in de kinderjaren vol enthousiasme wortel geschoten; maar dan slaan de twijfels toe. Het geloof is nog niet geheel eigen gemaakt, niet sterk genoeg om moeilijke tijden te overleven waarin de wortels ‘droog’ komen te staan. Het evangelie vraagt om volharding. De winst van dit level is een sterker geloof.

Met dat sterkere geloof is het eenvoudiger om het derde level te doorlopen. De distels die Jezus expliciet noemt, zijn ‘zorgen en rijkdom en de genoegens van het leven’. Dit onkruid groeit op al onze akkertjes en is niet uit te roeien. Iedere gelovige heeft ermee te maken. Gelukkig hoeven deze distels een gezond geloofsleven niet in de weg te staan, wanneer ze maar in toom gehouden worden. Vergeving is een goed bestrijdingsmiddel. Denk aan de vrouwen die aan het begin van Lucas 8 genoemd worden: nadat Jezus hun zorgen (boze geesten en ziekten) heeft weggenomen, beginnen ze Hem te volgen.

Uiteindelijk zul je het hoogste level bereiken: een standvastig, volwassen geloof. Al moet wel benadrukt worden, dat je als gelovige nooit gearriveerd bent (tot je thuis gehaald wordt in het Koninkrijk van God). We zullen ons leven lang te maken krijgen met obstakels in allerlei vorm, in ieder geval zorgen en verleidingen. Intussen kun je wel beginnen vrucht te dragen. Dat is: steeds meer leven in overeenstemming met de regels van het Koninkrijk van God, tot heil van je naasten.

Je zou er nog op kunnen wijzen dat een deel van de oogst normaal gesproken gebruikt wordt als zaaigoed voor het volgende seizoen: wanneer je geloof vrucht draagt, kun je zelf ook gaan zaaien en het Woord (ook metterdaad) verspreiden.

Ideeën voor kinderen en jongeren

Het beeld van een computergame zullen kinderen en jongeren waarschijnlijk wel herkennen: je wilt natuurlijk steeds beter worden. Zo kun je er ook naar streven om steeds ‘beter’ te worden in geloven.

Maar je kunt natuurlijk ook allerlei voorbeelden gebruiken die dichter bij het beeld van zaad en zaaien liggen: wat je moet doen om een plantje op te kweken; of je misschien wel eens geholpen hebt om onkruid te wieden.

Geraadpleegd

• J. van Bruggen, Lucas, Het evangelie als voorgeschiedenis, Kampen 1993.

• T. Wright, Lucas voor Iedereen, Franeker 2014.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken