Menu

Premium

Schorpioen

gesel

Schorpioenen zijn onaangename beesten. Ze behoren tot de spinachtige dieren. Hun onderkaken bestaan uit scherpe scharen en verder beschikken ze over een staart die in een giftstekel eindigt.

Grondtekst

Het Hebreeuwse woord voor ‘schorpioen’ (‘aqrav) komt in het Oude Testament slechts op een beperkt aantal plaatsen voor (Deut. 8:15; Ez. 2:6). Hetzelfde woord kan ook een aanduiding zijn voor een gesel die een bijzonder pijnlijke uitwerking heeft (1 Kon. 12:11,14; 2 Kron. 10:11,14). In een drietal teksten wordt gesproken over ma’aleh ‘aqrabbiem dat meestal vertaald wordt met Schorpioenenpas (Num. 34:4; Joz. 15:3; Richt. 1:36). Over de betekenis van die naam kan weinig met zekerheid worden gezegd: was die bergpas berucht vanwege het grote aantal schorpioenen?

In het Nieuwe Testament is het Griekse woord voor ‘schorpioen’ (skorpios) op een vijftal plaatsen te vinden (Luc. 10:19; 11:12; Op. 9:3,5,10).

Letterlijk en concreet

a.In het oude Israël kwamen naar alle waarschijnlijkheid verscheidene soorten schorpioenen voor. Ze verkozen het verblijf in woestijnachtige gebieden. In de herinnering aan de uittocht leefden ze voort als een van de gevaren die het volk Israël in de woestijn bedreigden: ‘laat dan uw hart niet hoogmoedig worden, zodat u de Heer uw God vergeet, die u uit Egypte, dat slavenhuis, heeft geleid heeft, die u door die grote en verschrikkelijke woestijn heeft gevoerd, vol giftige slangen en schorpioenen, door dat dorstige land zonder water…’ (Deut. 8:14-15).

b.Het is veelzeggend dat hetzelfde woord ook ‘gesel’ kan betekenen. Het komt voor in de passages die vertellen over de scheuring van het rijk na de dood van koning Salomo. Het bewind van de ‘wijze’ vorst heeft van het volk grote opofferingen gevraagd. Aan zijn zoon en opvolger, Rechabeam, wordt de vraag gesteld of hij in de voetsporen van zijn vader zal treden. Zijn antwoord laat aan duidelijkheid niets te wensen over: ‘Mijn pink is dikker dan het middel van mijn vader: als mijn vader u een zwaar juk heeft opgelegd, dan zal ik het nog zwaarder maken. Als mijn vader u gemarteld heeft met zwepen, dan zal ik het doen met schorpioenen (gesels, in de vertaling NBG-1951)’ (1 Kon. 12:11,14). Het hoeft geen betoog dat na dit even ondubbelzinnige als onverzoenlijke antwoord de scheuring van het rijk spoedig een feit was.

Beeldspraak en symboliek

a.Wie argeloos een schorpioen beetpakt, loopt groot gevaar gebeten of gestoken te worden. De wijsheidsleraar weet dat en trekt er zijn lessen uit: ‘als een slingerend ossenspan is een kwaadaardige vrouw: wie haar in toom probeert te houden is als een man die een schorpioen vastpakt’ (Sir. 26:7; vgl. 39:30).

b.Volgens het evangelie van Lucas was Jezus eveneens doordrongen van de gevaren (‘een schorpioen in plaats van een vis’ – Luc. 11:12), maar leefde Hij bovendien in de overtuiging dat zijn volgelingen immuun voor die gevaarlijke beesten zouden zijn: ‘Kijk, Ik heb jullie de macht gegeven om op slangen en schorpioenen te trappen en in te gaan tegen alle vijandelijke krachten; niets kan jullie deren’ (Luc. 10:19).

c.In het laatste bijbelboek symboliseren schorpioenen – evenals allerlei andere roofzuchtige dieren als sprinkhanen en slangen – de vernietigende krachten van de kwade machten. Om die reden vertelt de schrijver dat schorpioenen op aarde macht hebben (Op. 9:3). Géén macht om te doden, maar wel om te pijnigen: ‘en de pijn was als de pijn die een schorpioen veroorzaakt wanneer die iemand steekt’ (Op. 9:5). Afschuwelijke beesten bedreigen de vromen: ‘Zij hadden staarten als schorpioenen, en ook angels, en in hun staart zat hun macht om de mensen kwaad te doen…’ (Op. 9:10).

Praxis

a.. Liederen:

Liedboek: Psalm 31; 41; 64; 72; 89; 119: 41, 55, 61; Gezang 107; 237; 310; Bijbel III: 2; Evangelie: 37; Gezegend I: 37; Leven: 9; Zlicht: 25.

b.Poëzie:

Muus Jacobse, Het oneindige verlangen, Nijkerk 1982, blz. 22: ‘De vlucht naar Egypte’; 143: ‘Het laatste oordeel’. H. Marsman, Verzamelde gedichten, Amsterdam 198818, blz. 93: ‘Vrees’. Huub Oosterhuis, Levende die mij ziet, Kampen/Tielt 1999, blz. 94-95: ‘Jezus dienstknecht’. Gabriël Smit, Gedichten, Bilthoven 1975, blz. 240-241: ‘Psalm 64’. M. Vasalis, Gedichten, Amsterdam 1997, blz. 21: ‘De weg terug’.

c.Verwerking:

In de Oudheid maar ook in de latere tijd gaat van de schorpioen zowel een bedreigende als beschermende kracht uit. Dit spinachtige dier met zijn stekels, zijn staart die eindigt met gifstekel en zijn met scharen gewapende onderkaken boezemt de mens angst in. Dat facet zien we in de bijbel. Daarnaast zien we dat juist vanwege deze gevaarlijke en vernietigende kant ook bescherming van de schorpioen uitgaat doordat hij de kwade geesten verjaagt. In Tibet at men een stuk papier op met daarop de afbeelding van de schorpioen in het vertrouwen dat daardoor de demonen op afstand bleven en in Egypte bewaakte de schorpioengodin de troon van de farao zodat er geen boze geesten in zijn buurt konden komen. De thema’s die vanuit de bijbel opkomen, zijn onder andere: angst, levensbedreiging, kwade machten en vernietigende krachten.

Verwijzing

Vanwege zijn vernietigende en angstaanjagende karakter laat de schorpioen verwantschap zien met ‘satan‘ en ‘draak‘. Zie verder bij ‘vlieg‘ (spin).

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken