Menu

Premium

Verwerping, verstoting

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Geloofstaal & cultuurtaal

In verwerping zit altijd iets van volledige afwijzing. Wanneer een motie verworpen wordt, is deze definitief van tafel. Wanneer een persoon zich een verworpene voelt, drukt dat de grootst denkbare verlating uit. ‘Verwerpen’ kan in de geloofstaal gebruikt worden om aan te geven dat iemand het evangelie, of het geloof, of God Zelf verwerpt. Het is de houding van het ongeloof. Mensen kunnen ook denken dat God hen verwerpt. Dan kan denken aan verwerping een geloofs-probleem worden. Immers, een volledige afwijzing door God lijkt niet te rijmen met wat in de Bijbel te lezen is over Gods liefde, die mensen wil behouden.

Woorden

In het Oude Testament is ‘verwerpen’ vaak een vertaling van het Hebreeuwse maas, dat ook wel met ‘versmaden’ wordt weergegeven. Meestal heeft het een mens als onderwerp, dan drukt het geringschatting uit. Een enkele maal is God het onderwerp van het werkwoord; het staat dan tegenover Gods verkiezen. Zakelijk kan dit verwerpen door God ook met andere woorden worden uitgedrukt, bijvoorbeeld zanach, ‘verstoten’, natasj, ‘opgeven’, sanee, ‘haten’, sjamad, ‘verdelgen’ of ‘azav, ‘verlaten’.

In het Nieuwe Testament worden voor ‘verwerpen’ vooral de Griekse woorden athetein en apodokimadzein gebruikt; het woord apoot-hein, ‘verstoten’ staat er in betekenis dicht bijen komt in de NBG-51 in 1 Timotëus 1:19 voor in de vertaling ‘verwerpen’. ‘Verwerping’ (Rom. 11:15) is de vertaling van het woord apo-bolt. Slechts in drie teksten is God het onderwerp van ‘verwerpen’, waarvan tweemaal in ontkennende zin.

Betekenis in context

Oude Testament

Tot in de ballingschap

Wanneer het woord ‘verwerpen’ gebruikt wordt met mensen als onderwerp, gaat het er vaak om dat mensen een wet gering achten, of het woord van God verwerpen (bijv. 2 Kon. 17:15; Jer. 8:9). Het woord krijgt op deze manier een nogal beladen betekenis.

Enorm beladen is de betekenis van het woord als het gebruikt wordt in de mond van God. De meeste plaatsen waar dat gebeurt, hebben betrekking op de periode waarin God zijn volk straft vanwege zijn zonden door het in ballingschap te laten gaan.

De eerste bijbeltekst waar het Hebreeuwse maas, ‘verwerpen of versmaden’ uit Gods mond klinkt, is Leviticus 26:44 en 45. Deze tekst beschrijft wat er zal gebeuren als het volk van God zich niet houdt aan wat God in zijn verbond van zijn volk gevraagd heeft. Dan zal het land waar het woont verlaten worden, tal van vloekwoorden worden over het volk en het land uitgesproken, maar toch zegt God opmerkelijk genoeg: zelfs dan ‘versmaad Ik hen niet en heb Ik geen afkeer van hen, zodat Ik hen zou vernietigen en mijn verbond met hen verbreken: want Ik ben de Here, hun God’. God zal op dat moment zijn verbond met hun voorvaderen gedenken. Dat belooft God van tevoren. Wel zullen tal van rampen komen, wanneer de mensen Gods inzettingen verwerpen; ze zullen zelfs in ballingschap moeten gaan. Maar God zal hén niet versmaden. Dat betekent dat Hij hen als volk toch niet zal verwerpen, ook al zullen ze dat misschien wel gaan denken.

Dat het volk inderdaad zulke gedachten gehad heeft, blijkt uit veel teksten uit de tijd rond de ballingschap. En daar was reden voor. De profeten hebben Israël gewaarschuwd dat God hen zou moeten verwerpen, als zij Gods woord zouden blijven verwerpen. Wanneer de profeet Jeremia vaststelt dat de mensen Gods woord inderdaad verworpen hebben, moet hij hun de dreigementen van Leviticus 26 (o.m.) opnieuw voorhouden. Die dreigementen zullen nu vervuld worden. God spreekt op een gepassioneerde manier door zijn profeet: ‘Ik heb mijn zielsgeliefde gegeven in de greep van haar vijanden. Mijn erfdeel was Mij geworden als een leeuw in het woud, het had tegen Mij gebruld; daarom ben Ik het gaan haten’ (Jer. 12:8). De liefde klinkt er nog in door, maar wanneer het volk doorgaat te zondigen, zal die liefde ophouden. Het heeft dan ook geen zin meer om voor het volk te bidden, zegt God in Jeremia 15:1: ‘Al stond Mozes met Samuël vóór Mij, dan zou mijn ziel zich toch niet tot dit volk neigen: weg met hen…’

Het is te begrijpen dat mensen dan vertwijfeld bidden: zoudt Gij ons geheel en al verwerpen?’ Het is het slot van de Klaagliederen (Klaagl. 5:22).

Tijdens en na de ballingschap

Het is opmerkelijk dat de profeten heel andere geluiden laten horen vanaf het moment dat de straf van God daadwerkelijk is ingetreden. In feite gebeurt dan wat in Leviticus 26 al geschreven stond en wat door Deuterono-mium 31 herhaald is. Nooit zou God zijn verbond met zijn volk definitief verbreken. Zelfs als God zijn aangezicht een tijd volkomen zal verbergen vanwege al het kwaad dat het volk gedaan heeft, wordt daarmee van Gods kanthet verbond niet opgezegd (Deut. 31:18). Dat mag zelfs Jeremia het volk weer voorhouden. God gaat in op wat het volk denkt. ‘Hebt gij niet gemerkt, wat dit volk spreekt: De twee geslachten, die de Here verkoren heeft, heeft Hij verworpen (…) Zo zegt de Here: Indien Ik mijn verbond aangaande de dag en de nacht, de verordeningen van hemel en aarde, niet heb vastgesteld, dan zal Ik ook het nakroost van Jakob (.) verwerpen’ (Jer. 33:23-26). God zal zijn volk niet definitief verstoten. ‘Een kort ogenblik heb Ik u verlaten, maar met groot erbarmen zal Ik u tot Mij nemen’ (Jes. 54:7, met verwijzing naar het verbergen van zijn aangezicht uit Deut. 31).

Persoonlijke verwerping

Dat God zijn volk niet geheel zal verwerpen, betekent niet een automatische garantie voor iedereen in dat volk. God blijft trouw aan zijn verbond met zijn volk, maar vraagt ondertussen wel om een persoonlijk antwoord van mensen. Vanaf het begin wordt duidelijk dat wie zich bewust buiten het verbond stelt, niet een blijvende garantie krijgt van Gods liefdevolle toewending. Integendeel, wie de besnijdenis als verbondsteken weigert, moet worden uitgeroeid uit zijn volksgenoten (Gen. 17:14). Wie andere goden achterna loopt, zal omkomen – evenals de volkeren waarmee God geen verbond heeft gesloten (Deut. 8:20). Een tragisch voorbeeld van verwerping door God is koning Saul. Hij wordt als koning door God verworpen, omdat hij het woord van de Here verworpen heeft. Zo moet de profeet Samuël dat tegen hem zeggen (1 Sam. 15:23). In de geschiedenis van Saul wordt zichtbaar dat hij kansen genoeg gekregen heeft om tot God terug te keren. Hij is er persoonlijk verantwoordelijk voor dat God dit harde oordeel over hem moet uitspreken.

Nieuwe Testament

Persoonlijke verwerping

In het Nieuwe Testament wordt op vergelijkbare manier als in het Oude Testament een appèl gedaan op de persoonlijke verantwoordelijkheid van mensen om Gods woord niet te verwerpen. Wie de boodschap van de apostelen verwerpt, verwerpt Christus die hen gezonden heeft en wie Christus verwerpt, verwerpt God (Luc. 10:16). Het staat in hetzelfde kader als de waarschuwing van Jezus dat Hij degene die Hem verloochenen zal voor de mensen, Zelf ook zal verloochenen voor zijn Vader (Mat. 10:33).

Voor een persoonlijke verstoting wordt in de Bijbel nergens de term verwerping of verstoting gebruikt. Toch laat de Bijbel er geen twijfel over bestaan, dat het lot van mensen – ook in negatieve zin – uiteindelijk niet in de handen van mensen zelf ligt, maar in Gods handen. Een duidelijk voorbeeld is Romeinen 9, waar onder meer van Esau en de farao in Egypte gezegd wordt dat God hen ‘ten ver-derve toebereid’ heeft (Rom. 9:22; zie ook vss. 13, 17, 18). Wie leest hoe dat met deze mensen gegaan is in het Oude Testament, ontdekt dat er geen sprake is geweest van dwang. Ondanks uitnodigingen van Gods kant hebben zij zelf die uitnodiging versmaad. God doet mensen dan ook geen onrecht als Hij hen laat in de keuzes die zij maken (Rom. 9:14, 18). Voor ons verstand is dit niet te vatten. Paulus wijst erop dat er in dit verband geen onrechtvaardigheid is bij God, omdat het uiteindelijk alleen maar ontferming is van God, als Hij mensen niet laat in de negatieve keuze die zij vanuit zichzelf zouden maken (Rom. 9:14, 15).

Blijvende toewending

Naast de dringende persoonlijke waarschuwing om Gods uitnodigende woorden niet teversmaden, blijft ook de andere lijn uit het Oude Testament voluit staan. Het verbond dat God met mensen sluit, wordt niet tenietgedaan door menselijke ongehoorzaamheid. Slechts drie maal is God het onderwerp van het woord ‘verstoting of verwerping’ in het Nieuwe Testament. Daarbij wordt tot tweemaal toe krachtig ontkend dat God zijn volk verstoten heeft, zie Romeinen 11:1 en 2.

Dat neemt niet weg, dat juist hier een grote spanning gevoeld wordt. Immers, even verder in Romeinen 11 wordt wel over de verwerping van Israël gesproken (Rom. 11:15). Net als in de tijd van de ballingschap kan de verwerping echter geen definitieve verstoting zijn. Velen uit Israël nemen op dit moment het woord van de Messias niet aan. Daardoor wordt het evangelie van de verzoening nu met name aan de heidenen verkondigd (vgl. Hand. 13:46). Toch is dat niet het laatste woord van God. Paulus hoopt door zijn evangelieverkonding aan de heidenen opnieuw sommigen uit Israël tot inkeer te brengen, doordat ze jaloers worden op de manier waarop heidenen van Gods genade leven. Op die manier zal er ook voor hen weer een aanneming kunnen zijn, die zoveel zal betekenen als een leven uit de doden (Rom. 11:15).

Net als in de prediking van Jeremia staat het spreken over de verwerping in het kader van een hartstochtelijke oproep om terug te keren tot God, die zijn belofte niet heeft ingetrokken. Dat is nu al zichtbaar in degenen die uit het oude verbondsvolk tot geloof in Christus gekomen zijn. Ze vormen slechts een ‘rest’ van dat volk, maar zijn als rest tegelijk het levende bewijs dat God zijn volk inderdaad niet verstoten heeft (Rom. 11:1-5).

Kern

In het bijbelse spraakgebruik komt ‘verwerping’ voor als een daad van mensen die het woord van God verwerpen. Dat neemt God hoogst ernstig. Als het daarbij blijft, zal God ook hen moeten verwerpen. Wonderlijk genoeg lezen we dat ook dat niet buiten de wil van God om gaat.

Het blijkt echter dat wanneer in de Bijbel over de verwerping door God gesproken wordt, daar steeds een hartstochtelijke oproep aan verbonden wordt om tot God terug te keren. God wijst daarbij steeds op het verbond dat Hij met mensen sluit. Dat verbond wordt niet door de verwerping van mensen tenietgedaan, zelfs als God voor een tijd zijn aangezicht verbergt.

Verwijzing

Zie voor verwante en/of aanvullend te bestuderen woorden: verkiezing, rest, verbond.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken