Menu

Premium

Welbehagen

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Geloofstaal & cultuurtaal

Het woord ‘welbehagen’ klinkt in de kerk met een zekere regelmaat. Het wordt gezongen in het ‘Ere zij God’ en ook tijdens de schriftlezing hoort men het woord nogal eens. Het draagt dan meestal als basisgedachte in zich ‘positief aankijken tegen (iets of iemand)’. In het seculiere, alledaagse taalgebruik spreken we nauwelijks over ‘welbehagen’. Wanneer we het echter wel aantreffen, roept het – anders dan in de geloofstaal – associaties op met een ‘behaaglijk’ of ‘weldadig’ gevoel, bijvoorbeeld ‘een zomers gevoel van welbehagen’. Het tegengestelde van ‘welbehagen’ is dan ‘onbehagen’.

Woorden

Van de woorden die in het Oude Testament met ‘welbehagen’ of ‘welgevallen’ vertaald worden, zijn ratson en chafeets het belangrijkst. Het kan gaan om het welbehagen dat iemand ervaart, maar ook om welbehagen dat betoond (ofjuist ontvangen) wordt.

Ook in het Nieuwe Testament worden verschillende woorden gebruikt voor ‘welbehagen’, waarvan eudokia (van het werkwoord eudokein), euarestos en euprosdektos het belangrijkst zijn. De manier waarop deze woorden in het Nieuwe Testament functioneren, wordt in hoge mate gekleurd door het oudtestamentisch woordgebruik, dat op de achtergrond vrijwel overal meespeelt.

Betekenis in context

Oude Testament

Goedkeuring

In Leviticus 22:19-33 wordt het woord verschillende malen gebruikt in verband metoffers. We vinden het woord in deze perikoop zowel met betrekking tot de offers zelf als met betrekking tot degene die het offer brengt. Het offer kan alleen ‘welgevallig’ of ‘welbehaaglijk’ zijn – dat wil zeggen Gods goedkeuring wegdragen – wanneer het zonder gebrek is (vs. 21, 23, 27; vgl. Jes. 56:7). Alleen een volmaakt offer past immers bij het heilige, volmaakte karakter van God. Wie zo’n offer brengt, zal zelf ‘welgevallen’ of ‘welbehagen’ vinden (vs. 19, 20, 25; vgl. Lev. 1:3; 19:5), wat neerkomt op ‘bij God in de gunst komen’. In het Nieuwe Testament wordt overigens ook gesproken over offers waarin God een welgevallen heeft, dat wil zeggen die zijn goedkeuring wegdragen, namelijk goed doen en mededeelzaam zijn (Hebr. 13:16; vgl. Rom. 12:2).

Wilsbesluit

Bij de vernieuwing van het verbond ten tijde van Nehemia wordt in een gebed tot God de geschiedenis van Israël verhaald. Daarin wordt onder meer herinnerd aan de dagen van Jozua, toen de Israëlieten de Kanaänieten versloegen en hen zo in hun macht kregen ‘om met hen te doen naar hun welgevallen’ (Neh. 9:24). Het Hebreeuwse woord voor ‘welgevallen’ is hetzelfde als het woord dat elders met ‘welbehagen’ vertaald wordt. De zinsnede komt hier neer op ‘om met hen te doen zoals het hun goed leek’, of zelfs ‘om met hen te doen naar hun wilsbesluit’ (vgl. de Willibrord: ‘om ermee te doen wat ze wilden’). Ook op andere plaatsen kan het woord ‘welgevallen’ dicht in de buurt komen van ‘wil, wilsbesluit’, zoals in 2 Kronieken 15:15, waar de SV het woord ‘welbehagen’ heeft, terwijl de NBG-51 met ‘wil’ vertaalt.

Tijd van het welbehagen

Psalm 69 is het gebed van een dichter die ingrote nood verkeert, ja zelfs in levensgevaar, door toedoen van vijanden. Nadat hij zijn uitzichtloze situatie bezongen heeft (vss. 2-12), vinden we een bede om verlossing (vss. 14-19). In vers 14 wordt gesproken over een ‘tijd van het welbehagen’. Anders dan in de NBG-51 kunnen deze woorden het beste betrokken worden op het tweede versdeel, zoals bijvoorbeeld in de Willibrord: ‘Daarom, o Heer, ga ik tot U bidden: laat uw uur van genade over mij komen; o God, zo mateloos goed, antwoord mij: mijn trouwe helper bent U’. De ‘tijd van het welbehagen’ (of het ‘uur van genade’) is dan de tijd waarop God zijn genade toont door het gebed om verlossing te verhoren. Een soortgelijk woordgebruik vinden we in Jesaja 49:8 (vgl. Jes. 61:2). Ook hier is de ‘tijd van het welbehagen’ de tijd waarin God het gebed verhoort en uitredding geeft.

De wil van God

In Psalm 103:20-21 roept de psalmdichter de engelen op de Here te loven, terwijl vers 22 deze oproep uitbreidt naar heel de schepping en in het bijzonder tot de psalmdichter zelf. De engelen worden onder meer omschreven als ‘Gij zijn dienaars, die zijn welbehagen doet’ (vs. 21, SV). Met ‘welbehagen’ wordt hier gedoeld op datgene wat God welgevallig is, datgene wat Hem behaagt. Vandaar dat in de NBG-51 de engelen worden aangesproken met ‘gij zijn dienaren, die zijn wil volbrengt’ (vgl. Ps. 145:19, waar het ‘welbehagen’ van de SV in de NBG-51 met ‘wens’ is weergegeven).

Nieuwe Testament

Ere zij God

De meest bekende passage waarin het woord ‘welbehagen’ voorkomt, is ongetwijfeld het lied dat de engelen zongen toen zij de herders het goede nieuws van Jezus’ geboorte brachten (Luc. 2:14). Afhankelijk van de naamval waarin het woord ‘welbehagen’ in het Grieksstaat – het scheelt slechts één letter – bestaat dit lied uit twee of uit drie strofen. In de SV, evenals in het bekende lied ‘Ere zij God’, vinden we drie strofen: ‘ere zij God in de hoge, vrede op aarde, in de mensen een welbehagen’. In oudere handschriften, waarop moderne vertalingen zich (terecht) baseren, vinden we het lied echter als volgt verwoord: ‘ere zij God in de hoge, en vrede op aarde in de mensen van het welbehagen’.

Bij ‘de mensen van het welbehagen’ moeten we denken aan ‘de mensen in wie God een welbehagen heeft’, dat wil zeggen ‘de mensen die bij God in de gunst staan’. Dit behoeft niet noodzakelijkerwijs beperkend bedoeld te zijn; in het licht van vers 10, waar blijkt dat de geboorte van Jezus goed nieuws is voor alle mensen, parfraseren sommigen de tweede strofe van het lied als ‘vrede op aarde, nu God heeft laten zien dat de mensen bij Hem in de gunst staan’. Op grond van parallellen met de Dode-Zeerollen ligt het echter meer voor de hand dat het bij de ‘mensen van het welbehagen’ gaat om hen die door God uitverkoren zijn, het eschatologische volk van God dat Hij in zijn genade bijeenbrengt en dat de woorden van Jezus aanneemt.

Jezus

Bij de doop van Jezus en bij de verheerlijking op de berg klinken uit de hemel de woorden ‘U bent mijn Zoon, de geliefde; in U heb Ik mijn welbehagen’ (bijv. Mar. 1:11; vgl. Mat. 17:5 in de derde persoon). De woorden halen Psalm 2:7 aan (‘Mijn zoon zijt gij, Ik heb u heden verwekt’), een psalm die in de tijd van het Nieuwe Testament messiaans werd uitgelegd. Tegelijkertijd citeert de uitspraak de knechtprofetie uit Jesaja 42:1, waar over de Knecht des Heren wordt gezegd dat God zijn Geest op Hem gelegd heeft (vgl. Mar. 1:10). De woorden wijzen Jezus dan ook aan als de messiaanse heilbrenger, die evenals de Knecht des

Heren zou optreden in de kracht van de Geest van God. De woorden ‘in U heb Ik mijn welbehagen’ geven bovendien een goddelijke legitimatie aan Jezus’ bediening en komen daarom in betekenis dicht bij ‘U heb Ik uitgekozen’.

Tijd van het welbehagen

In de eerste verzen van 2 Korintiërs 6 waarschuwt Paulus de Korintiërs de genade van God niet aan zich voorbij te laten gaan. Hij ondersteunt zijn waarschuwing met een citaat van Jesaja 49:8, waarin wordt gesproken over de ‘tijd van het welbehagen’, dat wil zeggen het moment waarop God zijn genade bewijst door het gebed te verhoren (zie hierboven), en over de ‘dag des heils’, het moment waarop God uitredding geeft. Paulus voegt hieraan toe: zie, nü is het de tijd des wel-behagens zie, nü is het de dag des heils’ (vs. 2). De komst van Christus heeft de messiaanse tijd ingeluid, waarin Gods genade en verlossing zich uitstrekt naar alle mensen. Paulus predikt deze genade en verlossing en daarom is het ‘nü’ de juiste tijd om Gods genade en verlossing aan te nemen.

Kern

Aangezien in het gangbare taalgebruik het woord ‘welbehagen’ niet erg gangbaar is en het, wanneer het wel gebruikt wordt, in veel gevallen betrekking heeft op een prettig gevoel, bestaat het risico dat moderne bijbellezers het woord te beperkt interpreteren. We doen er dan ook goed aan om het bijbelse woord ‘welbehagen’ met andere, meer gangbare begrippen weer te geven. Over het algemeen draagt het bijbelse woord de gedachte in zich van ‘positief aankijken tegen, vreugde hebben over (iets of iemand)’. Wanneer het gaat om een ‘welbehagen’ dat iemand heeft of ervaart, komt dit concreet neer op ‘wens, verlangen’, of in andere contexten op ‘wil,wilsbesluit’. Een enkele keer gaat de betekenis zelfs in de richting van ‘uitgekozen, uitverkoren’. Op plaatsen waar sprake is van ‘welbehagen’ dat aan iemand betoond wordt, kunnen we concreet denken aan ‘gunst, gunstbewijs’ of op sommige plaatsen aan ‘genade’.

Hoewel het bijbelse woord ‘welbehagen’ verouderd aandoet, blijft de boodschap ervan onveranderd. Ook vandaag mag verkondigd worden dat Jezus door God is uitgekozen om Gods verlossingsplan gestalte te geven. Aan kerk en maatschappij mag daarom de uitnodiging van Gods genade telkens opnieuw gebracht worden: nu is de tijd dat God zijn genade getoond heeft, nü is de tijd dat God verlossing wil geven.

Verwijzing

Zie voor verwante en/of aanvullend te bestuderen woorden: genade, goedheid, heil.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken