Menu

Premium

Woestijn

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Geloofstaal & cultuurtaal

Doorgaans denkt een Nederlander bij een woestijn aan een onbewoonbare, kale zandvlakte met nauwelijks of geen vegetatie, een enkele cactus uitgezonderd. Om de associatie met het gevoel van (het lessen van) dorst op te wekken, maken tv-commercials voor frisdranken dankbaar gebruik van beelden van een woestijn of een oase. De woestijn is een oord van eenzaamheid, dorst en dood, slechts bevolkt door aasgieren en rondtrekkende bedoeïenen. Vandaar de uitdrukking ‘in de woestijn preken’, wat zoveel betekent als voor dovemansoren spreken.

Vanwege de mogelijkheid van ascese en de stilte verkozen vanaf de vroege kerkgeschiedenis eenlingen – en later gemeenschappen -een leven in de woestijn. Deze eerste ‘monniken’ noemde men wel heremieten, naar het Griekse woord voor woestijn erèmos. In degeloofstaal heeft de woestijn geen specifieke betekenis, wel denken we bij dit woord al snel aan de veertigjarige tocht van het volk Israël door de Sinai-woestijn en Jezus’ veertig dagen in de woestijn waar Hij door de duivel verzocht werd. In populaire theologische literatuur worden de moderne crisiservaringen in kerk, geloof en cultuur soms onder het beeld van de woestijn beschreven.

Woorden

Vanuit verschillende oogpunten kan in het Oude Testament de woestijn benoemd worden. Het bekendste woord is midbar, waarmee echter ook wel ‘de steppe’ wordt aangeduid, het gebied waarin herders met hun kudden een plaats hebben. De ‘arava is de dorre locatie ten zuiden van de Dode Zee, en als zodanig ook term voor ‘de woestijn’ in het algemeen. Wellicht nog meer dan bij de andere woorden ligt injesjimon de klank van ‘woestenij’. De nieuwtestamentische termen zijn erèmos en erèmia.

Betekenis in context Oude Testament

Te bedenken is dat voor een Israëliet de woestijn geen zandvlakte was maar globaal gesproken een kalkstenen berglandschap, met een extreem lage neerslag, ongeschikt voor landbouw of veeteelt. Dit geldt zowel de woestijn van Judea als die van het Sinaï-schiereiland. Het is een land waar men met afschuw over spreekt: parallel aan ‘woestijn’ (SV en NBV; in de NBG-51 ten onrechte ‘steppen’) staat ‘een woeste, huilende wildernis’ (Deut. 32:10; vgl. Jer. 2:6). Een armoedige flora en fauna zijn kenmerkend voor de woestijn, wel huist hier onder andere volgens Jesaja 34:13-15 allerlei onrein ongedierte: wilde ezel, jakhals, struisvogel, hyena, wilde hond, pijlslang en gier, pelikaan en roerdomp, uil en raaf (vgl. Lev. 11:15-18; Deut. 14:14-17). Bovendien is het een doodeng oord; angstwekkende demonische wezens waren er rond zoals veldgeesten of het nachtspook (Jes. 34:14). Begrijpelijk dat de woestijn dan ook beeld wordt voor verlatenheid en oordeel, plaats van de dood: ‘Hij maakt stromen tot een woestijn en waterbronnen tot een dorstig land; vruchtbaar land tot zoute grond wegens de boosheid van wie daar wonen’ (Ps. 107:33v). Gods gericht maakt stad of land tot een wildernis, dor als de woestijn (Jes. 64:10; Jer. 9:10v; Sef. 2:13v). In het licht van deze sterk negatieve betekenis van de woestijn is ook het tekstgedeelte van Leviticus 16:10 en verder te lezen, met de beschrijving van de zondebok (‘de bok voor Azazel’) die de ongerechtigheid van het volk naar de woestijn wegdraagt, naar het terrein van Azazel (een soort woestijndemon).

De woestijn is een in alle opzichten a-cultureel oord, een land waar instituties van het geciviliseerde bestaan – zoals wetgeving en rechtspraak – geen vat op hebben. Daarom vormt de woestijn een geschikte schuilplaats van boosdoeners en oproerkraaiers (Jes. 21:2; Jer. 12:12; vgl. Hand. 21:38). Tegelijk functioneert de woestijn ook als een veilig toevluchtsoord voor hen die verdrukt en opgejaagd worden: Hagar (Gen. 16:6-14), Mozes (Ex. 2:15), Jozua en zijn leger (Joz. 8:15), David met de zijnen (1 Sam. 22:1v), Elia (1 Kon. 19:3v). Een positieve rol speelt de ‘woestijn’ (eerder: steppe, als plaats van de herder) in de liefdespoëzie als de ruimte die de liefde stimuleert en waar de liefde beleefd wordt (Hgl. 3:6; 8:5). Het gegeven, dat een woestijn na een geringe regenval plotsklaps bedekt kan worden door een prachtig bloemenkleed draagt hier ook aan bij (vgl. Jes. 35:1v).

Diep verankerd in de oudtestamentische getuigenissen is de periode van veertig jaaromzwervingen door de woestijn. In de geschiedenis tussen God en zijn volk Israël heeft deze woestijntijd drieërlei functie gekregen. In de eerste plaats staat de tocht door de woestijn in het teken van opstand en oordeel. In de woestijn ‘morde’ (SV: ‘murmureerde’) Israël tegen God, vanaf het begin van de uittocht uit Egypte (Ex. 16:2) tot aan de vooravond van de intocht in Kanaän (Num. 13-14). De straf op de rebellie tegen God bleef niet uit: uw lijken zullen vallen in deze woestijn, en uw zonen zullen veertig jaar lang in de woestijn rondzwerven en uw overspelig gedrag boeten, totdat uw lijken alle in de woestijn liggen’ (Num. 14:327 vgl. Ps. 78:17v en Hebr. 3:17). In de tweede plaats was deze periode een tijd van beproeving en verootmoediging. De ontberingen en gevaren die Israël in deze onherbergzame streken meemaakte, waren een instrument om het hart van het volk te peilen, of het bereid was in het spoor van Gods geboden te gaan en te leven niet bij brood alleen (Deut. 8:3v). In de derde plaats was de woestijntijd de tijd van genade en liefde. Hier richtte God een tafel aan (manna, kwakkels, water uit de rots, vgl. Ps. 78:19). Hier betoonde God Zich voor Israël de Heelmeester (Ex. 15:26) en de Verlosser (Ex. 17:8-16), die zijn volk in het hart van de woestijn de weg en het gebod ten leven gaf (Deut. 32:47). De woestijn is het land van de eerste liefde, waar God zijn volk ‘vond’ (Deut.32:10).

In de profetische traditie van Hosea en Jere-mia krijgt dit laatste aspect een brede uitwerking. Hosea’s huwelijk met de overspelige Gomer staat symbool voor Gods relatie met Israël. God straft Israëls ‘ontucht’ (= afgoderij) door haar te maken als een woestijn, een dor land (Hos. 2:2). Dan komt de ommekeer, Hij maakt een nieuw begin: ‘Daarom zie, Ik zal haar lokken, en haar leiden in de woestijn, en spreken tot haar hart’ (2:13). In de woestijn zal Israël weer met de Here alleen zijn, buiten het bereik van de verleidende Baäls – zoals het was in de begintijd, toen God daar zijn trouwverbond met zijn bruid Israël sloot. Als een minnaar bij zijn geliefde, zo zal God zijn volk weer aanspreken. Het ongeluksdal Achor, dat herinnert aan Israëls eerste zonde in het beloofde land, uitlopend op de steniging van Achan, zal God maken ‘tot een deur der hoop’ (2:14). Dezelfde boodschap klinkt door in Jeremia 2:2, als God gedenkt aan ‘de genegenheid van uw jeugd, de liefde van uw bruidstijd, toen gij Mij gevolgd waart in de woestijn, in onbezaaid land’.

Uittocht, woestijntijd en intocht hebben in de Bijbel typologische betekenis gekregen. De bevrijding uit de Babylonische ballingschap kan in termen van een nieuwe exodus geschilderd worden, waarbij God zijn volk opnieuw zal voorgaan, de woestijn door, op weg naar het beloofde land – maar nu nog veel heerlijker dan eens: ‘Ik zal de woestijn tot een waterplas maken en het dorre land tot waterbronnen. Ik zal in de woestijn ceder, acacia, mirt en olijfwilg zetten; Ik zal in de wildernis cypres naast plataan en denne-boom planten’ (Jes. 41:18v). God maakt een weg in de woestijn, rivieren in de wildernis, om zijn uitverkoren volk te drenken (Jes. 43:19v). Meeslepend, zeker tegen de donkere achtergrond van het oordeel in Jesaja 34, is het lied van de vreugde in Jesaja 35: ‘De woestijn en het dorre land zullen zich verblijden, de steppe zal juichen en bloeien als een narcis’. Het inferno van Jesaja 34 (de wereld wordt een woestijn) verkeert in het paradiso van Jesaja 35 (de woestijn wordt een tuin). Zo brengt God zijn volk door de bloeiende woestijn thuis in de eeuwige vreugde van Sion (vs. 10). Het begin van de verlossing gloort als de roep klinkt om in de woestijn de weg des Heren te banen (Jes. 40:3).

Nieuwe Testament

De boodschap van bevrijding uit de ballingschap krijgt een verrassende actualisering in Johannes de Doper, grensfiguur tussen Oud en Nieuw Testament (Luc. 3:4v). Van jongsaf aan vertoefde hij in de woestijnen, tot op de dag dat hij zich aan Israël vertoonde (Luc. 1:80). Massaal kwamen de mensen naar de woestijn om hem te zien (Luc. 7:24). Zijn optreden juist in dft gebied hangt stellig samen met de oudtestamentische verwachting dat de nieuwe heilstijd in de woestijn zal beginnen (Hos. 2; Jes. 35 e.a.). Ook in de Dode-Zeerollen, die dateren vanaf de derde eeuw voor Christus, komt men deze overtuiging tegen. Jezus Zelf zal later waarschuwen tegen zelotisch-messiaanse groepen die vanuit de woestijn opereren (Mat. 24:26).

De synoptische evangeliën vertellen over een periode van veertig dagen die Jezus in de woestijn doorbrengt, waarin (Mar. 1:13; Luc. 4:2) of waarna (Mat. 4:3) Hij door satan verzocht wordt. Dat deze verzoeking juist in de woestijn plaatsvindt, zal niet los staan van de veertigjarige beproeving van Israël in de woestijn. Jezus toont Zich de ware Israëliet. Ook is er een lijn naar de wetgever Mozes die veertig dagen en nachten op de berg Sinaï vastte voor Hij Gods openbaring ontving, en de profeet Elia die op weg naar de Horeb veertig dagen in de woestijn vertoefde. Méér dan Mozes en Elia is hier; Jezus is gekomen om wet en profeten te vervullen.

In de beeldtaal van Openbaring 12:6 en 14 wordt getekend hoe de ‘vrouw’, dat is de gemeente van God in de oude en nieuwe heilsbedeling tezamen, voor het dreigen van de ‘draak’, dat is satan als de grote tegenstander, vlucht naar de woestijn, waar zij 1260 dagen door God onderhouden wordt. Hiermee wordt de positie van de nieuwtestamentische gemeente getekend in de tijd na de hemelvaart van Christus (vs. 5) tot aan zijn terugkeer. Zoals eens voor Israël, zo is het ook nu voor de gemeente: de woestijntijd als een interim-periode tussen bevrijding en intocht. In deze tijd zal God voor zijn gemeente zorgen, de poorten der hel zullen haar niet overweldigen (vgl. Mat. 16:18).

Kern

De woestijn vervult in de Bijbel zowel een negatieve als een positieve functie. Het is het oord van dood en oordeel, maar ook de plaats waar God aan zijn volk zijn liefde verklaard en zijn trouw geschonken heeft. Zoals Israël door de woestijn onderweg was vanuit het land van de verdrukking naar het land van de vreugde, zo is de gemeente van God heden in geestelijke zin onderweg door de woestijn. Dit betekent een tijd van beproeving en van bewaring, met een machtig perspectief: de woestijn zal bloeien als een roos als God eens heel zijn volk zal thuisbrengen.

Verwijzing

Zie voor verwante en/of aanvullend te bestuderen woorden: liefde, beproeving, oordeel, ballingschap.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken