Menu

Premium

Zorg, bezorgd zijn

Geloofstaal & cultuurtaal

Veel christenen hebben moeite met de onbekommerde manier waarop Jezus in de Bergrede (Mat. 5-7) zegt dat we niet bezorgd moeten zijn. Steevast is de reactie of een mens dan niet zorgen moet, of dat zorgen niet onvermijdelijk zijn.

Onze cultuur is er een van zorgen en plannen. Onze Westerse samenleving wil niets aan het toeval overlaten en planmatig te werk gaan. Niet alleen de macrowereld van de economie, maar ook de microwereld van het gezinsleven wordt gepland, vaak met een tijdpad erbij. Terwijl we echter risico’s afdekken, merken we al zorgend dat we op weg zijn naar een leven vol stress en zelfs dat we het risico lopen van een burn-out. Jezus’ woorden in de Bergrede kunnen ons helpen een andere levenshouding te vinden. Ondertussen blijft het de vraag hoe we onze reële zorgen een goede plek in het leven kunnen geven.

Het woord ‘zorg’ wordt in onze samenleving ook vaak gebruikt in de zin van zorgverlening. Dan gaat het over ‘toegewijde aandacht’ en ligt het als het ware in het verlengde van het werk van de barmhartige Samaritaan.

Woorden

Het woord ‘zorg(en)’ komt in het Oude Testament veel minder frequent voor dan in het Nieuwe. In het Nieuwe Testament zijn de belangrijkste woorden op dit veld merimnan, ‘zorgen, bezorgd zijn’ en merimna, ‘zorg’. De Nederlandse vertalingen hebben dit woord meestal met ‘zorgen’ of ‘bezorgd zijn’ weergegeven. De SV heeft soms de woorden ‘bekommeren’ en ‘bekommernis’ gebruikt (Luc. 10:41; 1 Kor. 7:32, 33, 34). In het boek Prediker gaat het over het ‘zwoegen’ waarmee de mens ‘zich aftobt’. Het Hebreeuwse ‘amal heeft te maken met wat je met je handen moet doen én met wat er in je hoofd omgaat; het werkwoord p aqad betekent in veel teksten zoveel als ‘omzien naar’.

Betekenis in context

Oude Testament

Psalm 55:23

We vinden in de verhalen van het Oude Testament mensen die op een ontroerende manier voor elkaar zorgen, maar ook mensen die met hun zorgen onder de (latere) kritiek van de Bergrede vallen. Overigens wordt het ‘zorgen’ in het Oude Testament niet zo gethematiseerd als in het Nieuwe Testament. Het duidelijkst komen we het tegen in Psalm 55:23: ‘Werp uw bekommernis op de Here, Hij zal voor u zorgen’. Het Hebreeuwse woord dat hier met ‘bekommernis’ vertaald is, is niet zo duidelijk. Het kan slaan op iets dat als een last op de schouders van mensen drukt en heeft in dat geval iets met zorg en bezorgdheid te maken. Net zoals Jezus later, adviseert de psalmist om dit bij God neer te leggen: ‘Hij zal voor u zorgen’.

De Prediker over het menselijk getob

De Prediker vraagt zich af wat voor voordeel een mens uiteindelijk heeft van al zijn zwoegen (1:3). ‘IJdelheid der ijdelheden’ is het (NBV: ‘lucht en leegte’). Aan het eind van zijn leven moet een mens het allemaal loslaten (2:18). De Prediker is duidelijk iemand die de donkere kant van het leven gezien heeft: dwaasheid (2:12), onrecht en tranen (4:1) en eenzaamheid (4:8). Soms lijkt het alsof hij sceptisch is geworden. Toch breekt op beslissende momenten de zon van Gods goedheid in zijn boek door. Als een refrein klinkt het: eet uw brood met vreugde’ (9:7) en ‘Geniet het leven met de vrouw die gij liefhebt (9:9). Kortom, hoe moeizaam en teleurstellend het leven ook kan zijn, vergeet niet te genieten van de goede gaven van God (3:13).

Nieuwe Testament

Bergrede

We komen het woord ‘zorgen’ in het Nieuwe Testament niet zo vaak tegen, maar in Mat-teüs 6:25-34 maar liefst zes keer (vgl. Luc. 12:2234). Belangrijk is om ook hier de grondtoon van deze perikoop op het spoor te komen. Die is niet: je mag niet zorgen, maar je hoeft niet te zorgen. Want je hemelse Vader weet wat je nodig hebt (vs. 3 2). Zorgen is een heidens karwei (vs. 32) waar nooit een einde aan komt. De ene zorg leidt altijd tot de andere, net zoals de ene verovering van een machthebber altijd leidt tot de volgende verovering. Het land over de grens moet veroverd worden ter beveiliging van het reeds veroverde land en dat gaat altijd zo door. Jezus laat zien dat dit streven naar veiligheid en geborgenheid uitgaat van een verkeerde vooronderstelling, namelijk dat wij op deze manier ooit het punt zullen bereiken waarop we veilig zijn en niet meer hoeven te zorgen: ‘Wie van u kan door bezorgd te zijn één el aan zijn lengte toevoegen?’ (vs. 27). Het kan hier om de levensduur gaan; het kan ook om de lichaamslengte gaan. In het laatste geval is de ironie te proeven. Wie zijn leven aan God toevertrouwt, ervaart deze onbezorgdheid nu al. Hij wordt ook vrijgemaakt voor andere dingen. Zo wil Jezus’ woord verstaan zijn: ‘Maar zoekt eerst zijn Koninkrijk en zijn gerechtigheid…’ (vs. 33). Wie niet meer eindeloos bezorgd is om eten, drinken en kleding, krijgt zijn handen vrij voor de dingen van Gods Rijk. De levenshouding die Jezus hier verkondigt, moet niet met het woord ‘optimistisch’ worden getypeerd. In het slot (vs. 34) maakt Jezus dat duidelijk: wees niet bezorgd voor morgen; morgen zal zijn eigen zorgen en pijn wel hebben, die hoefje dus niet naar voren te trekken. In deze realistische benadering vraagt Jezus vertrouwen in Gods vaderlijke leiding.

In het Evangelie van Lucas is de gelijkenis van de rijke dwaas (12:13-21) een illustratie van de bezorgde levenshouding van iemand die denkt dat zijn leven tot zijn bezit behoort (12:15). Jezus laat het belachelijke en het dwaze (12:20) van deze levenshouding zien: op het moment dat de man denkt zijn schaapjes op het droge te hebben, sterft hij. Het mag duidelijk zijn dat Jezus geen onverantwoordelijke zorgeloosheid propageert. Om in leven te blijven, zal een mens iets moeten doen. Wat Jezus hier afwijst, is dat wij menen door voldoende te zorgen ons eigen lot te kunnen bepalen. In de praktijk blijkt dat we dan eindeloos door gaan met zorgen, omdat je nooit iets zeker weet en nooit iets zeker hebt. Het verschil in onze taal tussen ‘zorgeloosheid’ en ‘onbezorgdheid’ drukt precies uit waarom het Jezus gaat: om het laatste. Deze onbezorgdheid heeft er alles mee te maken dat Jezus ons in het spoor van Psalm 55:23 (zie boven; vgl ook 1 Petr. 5:7) een adres geeft waar we onze zorgen mogen neerleggen.

Marta en Maria (Luc. 10:38-42)

Het verhaal van Marta en Maria is een andere illustratie bij de bovenstaande woorden uit de Bergrede: ‘Marta, Marta, gij maakt u bezorgd en druk over vele dingen, maar weinige zijn nodig of slechts één; want Maria heeft het goede deel uitgekozen, dat van haar niet zal worden weggenomen’ (vs. 41). Dat ene is wat Jezus in Matteüs 6:33 en Lucas 12:31 met het woord ‘Koninkrijk’ aangeeft. Dat ‘ene’ moet niet exclusief, maar inclusief gedacht worden: in dat ene komen de vele dingen samen en krijgen zij hun plaats. Van daaruit wordt de prioriteitenlijst van het leven vastgesteld. Dat ene is wat in het Oude Testament ‘de vreze des Heren’ wordt genoemd, het beginsel van waaruit het leven vorm en inhoud krijgt. Dat we de praktische en dienende levenshouding van Marta en de luisterende levenshouding van Maria niet principieel tegenover elkaar mogen zetten, blijkt uit de context. Direct vóór dit verhaal staat de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan, die weet wat hij doen moet als een medemens aan de kant van de weg ligt. Het is blijkbaar een onbijbels misverstand wanneer de priester en de Leviet zich op dit beslissend moment uit de voeten maken met een beroep op het ‘ene nodige’, dat zij in de tempel van Jeruzalem moeten gaan verrichten. Anderzijds is het zo dat de mens zo bezig kan zijn met van alles, dat hij het ene dat er echt toe doet, vergeet. Het tweeluik van de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan en het verhaal van Marta en Maria laat zien dat er aan beide kanten een valkuil ligt.

Zorgen in positieve en negatieve zin in de brieven van Paulus

Paulus’ brieven spreken in positieve en negatieve zin over het zorgen en het bezorgd zijn. Enerzijds geldt, geheel in de geest van de Bergrede: ‘Weest in geen ding bezorgd, maar laten bij alles uw wensen door gebed en smeking met dankzegging bekend worden bij God’ (Filp. 4:6). Anderzijds spreekt Paulus in dezelfde brief over Timoteüs, ‘dewelke oprechtelijk uwe zaken zal bezorgen’ (Filp. 2:20), zoals de SV vertaalt en daarmee het Griekse woord voor ‘zorg’ ook hier laat klinken. Het punt is dus waarop je zorgen zich richten: op je eigen levensbehoeften of op het Koninkrijk van God. Dat is ook beslissend voor de manier waarop wij aan het zorgen zijn. Wie zich op de dingen van God richt, hoeft dat niet tobberig te doen, want het zijn de dingen van God, waar God uiteindelijk Zelf garant voor staat.

Ook in de correspondentie met de gemeente van Korinte komt het thema van de zorg naar voren. Paulus geeft ruimte aan het huwelijk,maar heeft zijn reserves. Hij zou willen dat zijn lezers ‘zonder zorgen’ zouden zijn (1 Kor. 7:32). Daarmee bedoelt hij de zorgen die door het huwelijk en het gezinsleven opgeroepen worden. Of liever gezegd: Paulus zou willen dat de gelovigen hun zorgen aan de zaak van de Heer wijden. ‘Zorgen’ kan dus ook een positief woord zijn, dat met de dienst aan God verbonden wordt.

Dat ‘zorgen’ op zich niet verkeerd is, blijkt ook uit 2 Korintiërs 11:28, waar Paulus spreekt over ‘de zorg voor al de gemeenten’ die hij heeft en uit 1 Korintiërs 12:25, waar hij de hoop uitspreekt dat de leden ‘gelijkelijk voor elkander zouden zorgen’.

Kern

In de Bijbel wordt (met name door Jezus en Paulus) niet gepleit voor zorgeloosheid, wel voor onbezorgdheid. Een mens moet zorgen voor zijn eten en drinken. Jezus (en in zijn spoor Paulus) roept ons op om het zorgen niet te laten ontaarden in een tobben dat ons permanent in beslag neemt en onze dienst in Gods Koninkrijk zou belemmeren. Eindeloos zorgen is ook dwaas: het suggereert dat we het leven in eigen hand hebben. De bijbelse levenskunst is om te doen wat gedaan moet worden en vervolgens je lot in Gods hand te leggen en in dat vertrouwen te leven.

Verwijzing

Zie voor verwante en/of aanvullend te bestuderen woorden: huwelijk, Koninkrijk van God, seksualiteit.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken