Menu

Premium

Huwelijk, echtbreken

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Geloofstaal & cultuurtaal

In alle bekende culturen komt de huwelijksinstelling voor, maar de vorm daarvan kan zeer uiteenlopen. Zo zijn er polygame of monogame huwelijksgebruiken en uiteenlopende visies over wat nu eigenlijk het belangrijkste is in het huwelijk. Er zijn verschillende opvattingen over welke huwelijksrelaties wel en niet acceptabel zijn, over hoe een huwelijk totstandkomt en over de rolverdeling in het huwelijk. Juist omdat de instelling van het huwelijk zo wijdverbreid is, moeten we ervoor oppassen onze huwelijksopvattingen te projecteren op anderen. Een concreet voorbeeld daarvan is de neiging om het romantische huwelijksideaal terug te lezen in de Schrift.

De instelling van het huwelijk staat in het huidige Europa onder grote druk en is aan belangrijke veranderingen onderhevig. Aan de ene kant is er sprake van slijtage van het begrip, omdat veel mensen zich afvragen waarom ze moeten trouwen: wat voegt het huwelijk eigenlijk toe aan een relatie van twee mensen die samenwonen en een gezin vormen? Anderen gaan een huwelijk aan terwijl ze er bij voorbaat mee rekenen dat het wellicht niet zal standhouden. Tegelijkertijd kun je een toenemende aarzeling en soms zelfs angst om te trouwen waarnemen. Die aarzeling weerspiegelt de meer algemene moeite om trouw te zijn aan iets of iemand, een moeite die kenmerkend is voor onze postmoderne tijd. De aarzeling om te huwen is een impliciete erkenning dat het huwelijk een kwalitatief andere relatie is dan het ongehuwd samenwonen.

Woorden

Het woordgebruik in de Schrift beweegt zich in hoofdzaak in een taalveld waar we ook in het dagelijks taalgebruik aan gewend zijn. Er wordt gesproken over ‘trouwen’(gamein, 1 Kor. 7:9), ‘huwelijk’ (gamos, Hebr. 13:4) en ‘echtscheiding’ (Mal. 2:16). Daarnaast vinden we de buiten de kerk minder gebruikelijkebegrippen ‘echtbreuk’ en ‘echtbreken’ (Ex. 20:14). Er wordt gesproken over ‘bruidegom en bruid’. De culturele verschillen worden al wel zichtbaar in de uitdrukkingen ‘ten huwelijk geven’ en ‘ten huwelijk nemen’ (Mat. 22:30 SV). Ze wijzen op een heel andere plaats van de vrouw die in de keuze van de huwelijkspartner sterk afhankelijk is van de keuze of de toestemming van de mannelijke leden van de familie. Net als in het Nederlands worden de algemene begrippen ‘man’ en ‘vrouw’ vaak gebruikt om een huwelijksrelatie aan te duiden als er gesproken wordt over ‘haar man’ (Gen. 3:6) of ‘zijn vrouw’ (Gen. 4:1).

De zegswijze dat Sara Abraham ‘heer’ noemde (1 Petr. 3:6), is in het in het klassiek gereformeerde huwelijksformulier terechtgekomen. De uitdrukking weerspiegelt het Hebreeuwse woord ba’al dat als werkwoord vertaald wordt met ‘tot vrouw nemen’ en als zelfstandig naamwoord met ‘heer’, vaak toegepast op een huwelijksrelatie. Door de vertaling van het werkwoord als ‘Ik [de Here] ben heer over u’ (NBG-51) is de huwelijksmetafoor in een aantal gevallen in de Nederlandse vertaling verloren gegaan (Jer. 3:14; vgl. Jer. 31:32; Jes. 26:13). Dit taalgebruik kan erop duiden dat de man oorspronkelijk gezien werd als de bezitter van de vrouw. Echter, al in het Oude Testament en meer nog in het Nieuwe is de vrouw geen bezit van de man en heeft ze duidelijk rechten. Zelfs van een slavin die eerst als bezit gold, mocht een man niet zomaar scheiden als hij haar eenmaal tot vrouw genomen had (Deut. 21:14; Ex. 21:8-11). De bijbelschrijvers dachten daarbij wel aan een relatie waarbij de vrouw gehoorzaamheid verschuldigd was aan de man als haar ‘hoofd’ (1 Petr. 3:6; 1 Kor. 11: 3).

Betekenis in context

Scheppingsordening

In het scheppingsverhaal vinden we één van de meest centrale teksten over het huwelijk, maar zonder dat de term zelf wordt gebruikt. Na de beschrijving van de verrukking van de eerste mens over de schepping van de vrouw voegt de verteller een verklarende opmerking toe: ‘Daarom zal een man zijn vader en moeder verlaten en zijn vrouw aanhangen, en zij zullen samen tot één vlees zijn’ (Gen. 2:24). De centrale rol van deze tekst wordt duidelijk uit het feit dat hij verschillende malen in het Nieuwe Testament aangehaald wordt om te laten zien dat het huwelijk een door God gewilde ordening is (Mat. 19:5; Mar. 10:7; Ef. 5:31). De instelling van het huwelijk is een antwoord op het scheppingsgegeven dat de mens niet gemaakt is om alleen te zijn (Gen. 2:18) en een hulp nodig heeft die bij hem past (v. 20).

Het ‘verlaten’ veronderstelt het publieke karakter van het huwelijk. Het huwelijk was een zaak van de gemeenschap en ondenkbaar zonder de instemming van de betrokken families. De beschrijving van het huwelijk als ‘verlaten’, ‘aanhangen’ en ‘tot één vlees zijn’ is echter niet zomaar een weerspiegeling van de huwelijksmoraal zoals die in de omringende wereld of in Israël zelf gangbaar was en ook elders in het Oude Testament beschreven wordt. Niet alle huwelijken die in de Schrift beschreven worden, zijn bedoeld als een voorbeeld om na te volgen (bijv. Gen. 29, 30). Het ‘verlaten’ zelf staat kritisch ten opzichte van een patriarchale en rond de clan geconcentreerde samenleving, waarin de binding aan de ouders en aan de clan meestal sterker is dan de binding aan de echtgenote.

Het ‘één vlees zijn’ wijst op een wederzijdse toewijding die niet toelaat gedeeltelijk, met reserve, in het huwelijk te investeren en devrouw (of de man) slechts toe te voegen aan een leven dat verder zijn eigen weg gaat. Het veronderstelt daarom ook een monogame relatie en een relatie die beoogt levenslang te zijn. Alleen in zo’n relatie kun je ‘één vlees zijn’ en elkaar aanhangen zonder iets wezenlijks van jezelf achter te houden.

In het scheppingverhaal vinden we dus een maximale definitie van het huwelijk. Het gaat er niet om wat minimaal een relatie tot een huwelijk maakt, maar wat een huwelijksrelatie idealiter karakteriseert. Het huwelijk is bedoeld als een publiekelijk erkende relatie van één man en één vrouw, die hun familierelaties voortaan op het tweede plan stellen om zich volledig in te zetten voor deze nieuwe huwelijkseenheid, die gevierd wordt in de seksuele gemeenschap.

De vreugde over het huwelijk en de seksualiteit als scheppinggave wordt onderstreept in de wijsheidsliteratuur (Hoogl.; Spr. 5:187 Pr. 9:9). Huwelijk en seksualiteit zijn niet verwerpelijk (vgl. 1 Tim. 4:1-4), maar ook geen heilige werkelijkheid die ons dichter bij het goddelijke brengt (vergelijk de oudtestamentische kritiek op de Kanaänitische tempel-prostitutie; Deut. 23:18; 1 Kon. 14:24). Het is een scheppingsgave die met vreugde genoten mag worden in lijn met de bedoeling van de Schepper.

God als bruidegom

De huwelijksmetafoor speelt in het Oude Testament een centrale rol om de relatie tussen God en het volk Israël te beschrijven (met name in Hosea; vergelijk ook Jes. 26:13; 54:5; 62:5; Ez. 16; 23; Jer. 3; 31:32). Het beeld wijst op de intieme relatie die God met Israël wil hebben en tegelijkertijd op het afstotelijke karakter van Israëls ontrouw als het andere goden dient. Het volk verspeelt daarmee haar positie als echtgenote (vergelijk de echtscheidingsformule in Hos. 2:1), maar ondanks die afwijzing blijft God zoeken naar herstel van de relatie (Hos. 2:13-19). De prediking van de profeten is vaak gericht tegen het dienen van de Kanaänitische god Baäl (Hos. 2:7, 12vv). In het woordgebruik klinkt mee dat Baäl niet alleen de naam is van een afgod, maar ook ‘heer’ en ‘echtgenoot’ betekent. Het volk wordt opgeroepen niet meer Baäl als ‘ba’al’, als echtgenoot te zien, maar alleen de Here God, die Israël uitgekozen heeft om zijn bruid te zijn (vergelijk Hos. 4:15).

Het beeld van het volk van God als de bruid wordt in het Nieuwe Testament overgenomen en toegepast op de relatie van Christus met zijn gemeente (Joh. 3:29; 2 Kor. 11:2; Ef. 5:22-33; Op. 19:6-10; 21:2; 22:7). De parallellie tussen de huwelijksrelatie en de relatie tussen Christus en de gemeente wijst niet alleen op de diepe liefde van Christus voor de gemeente, maar heeft tegelijk een voorbeeldfunctie voor de wijze waarop christenen hun huwelijk mogen vormgeven (Ef. 5:22-33). Het beeld geeft ook inzicht in wie Jezus Christus is. Door Hem de bruidegom te noemen, wordt Hij geïdentificeerd met de God van het Oude Testament. Om de bruidegom te zijn, moet Hij Zelf ook God zijn, want alleen God heeft recht op de totale liefde van de bruidsgemeente en alleen God kan een dergelijke liefde goed beantwoorden (vergelijk Deut. 6:5). Een mens kan alleen de rol hebben van de vriend van de bruidegom, die mensen bij God brengt, maar nooit de rol van de bruidegom zelf (vgl. Joh. 3:29).

Ongehuwd met het oog op de voleinding

Het aanbreken van de voleinding van de tijd met de komst van Christus heeft belangrijke consequenties voor de rol van het huwelijk. In het Oude Testament is het huwelijk de norm en ongehuwd zijn een marginale optie. Jezus geeft echter aan dat er mensen zijn die omwille van het Koninkrijk ongehuwd blijven (Mat. 19:12). Jezus Zelf en Paulus (1 Kor. 9:5) zijn daar voorbeelden van. In de tijd van het Nieuwe Verbond krijgt het ongehuwd zijn een bijzondere waarde, omdat het een leven is waarin het mogelijk is je helemaal in te zetten voor het Koninkrijk en je te geven aan de Here (1 Kor 7:32; vgl. 7:7-9; 25-40). In het licht van de nabijheid van het Koninkrijk moeten zelfs de gehuwden anders met elkaar omgaan dan voorheen het geval was. Ze moeten zich realiseren dat het huwelijk niet het uiteindelijke doel is, maar voorbij gaat (7:2931).

Het huwelijk is dus wel een scheppingsordening, maar geen ordening die eeuwig zal duren (vgl. ook Mat. 22:30). Het uiteindelijke doel van de schepping is de bruiloft van het Lam (Op. 19:6-10). God Zelf heeft het huwelijk ingesteld als afspiegeling van en vooruitwijzing naar de relatie tussen Hem en zijn volk, tussen Christus en de gemeente, zoals Hij die van het begin op het oog gehad heeft. Dat geeft aan de ene kant een grote waarde aan het huwelijk: het wijst op het hoogste doel waarvoor we geschapen zijn. Het geeft het huwelijk ook een voorlopig karakter. Het huwelijk wordt verafgood, wanneer we daarvan het belangrijkste in het leven maken. Gehuwden en niet-gehuwden hebben daarom hun eigen plaats in de gemeente van Christus. Gehuwden mogen in hun huwelijk de liefde tussen Christus en de gemeente weerspiegelen (Ef. 5:22-33). Het kan zijn dat ze in een moeilijk huwelijk geroepen zijn om de vergevende en steeds weer naar herstel zoekende liefde van God te weerspiegelen, zoals Hosea dat deed. Het leven van niet-gehuw-den mag een vooruitwijzing zijn naar de bestemming van het leven in de relatie met God. Die relatie met God is in Christus zo reëel geworden en dichtbij gekomen dat ongehuwd zijn ook nu een reële optie wordt en een persoonlijke gave (1 Kor. 7:7, 8) en roeping kan zijn om je onverdeeld aan het Koninkrijk te kunnen wijden. Het is niet langer een missen van de menselijke bestemming, zoals in joods perspectief en in veel andere culturen.

Echtscheiding en harde harten

De radicale nieuwtestamentische visie op echtbreuk en echtscheiding (Mat. 5:277 317 19:4-6; 1 Kor. 7:10; vgl. Ex. 20:14) kan alleen begrepen worden tegen de achtergrond van de instelling van het huwelijk als scheppingsordening. Van ‘echtbreuk’ (NBG-51) of ‘overspel’ (SV) is sprake in geval van een seksuele relatie tussen een gehuwd persoon en iemand buiten zijn of haar huwelijk, hetzij gehuwd of ongehuwd. Echtbreuk is een inbreuk op het huwelijk. In het algemene spraakgebruik sprak men slechts van echtbreuk wanneer het een getrouwde vrouw betrof, maar Jezus behandelt man en vrouw op gelijke wijze (vergelijk Mar. 10:12), zodat ook een getrouwde man en een niet-gehuwde vrouw zich aan echtbreuk schuldig kunnen maken. Volgens Jezus zelfs is al sprake van een inbreuk op het huwelijk wanneer iemand verlangt naar een overspelige relatie (Mat. 5:27v).

Echtscheiding is een definitieve breuk van het huwelijk. Echter, als God Zelf twee mensen verbindt in het huwelijk, mogen mensen – ook de huwelijkspartners zelf – die twee niet scheiden (Mat. 19:6). In het huwelijk gaat het immers niet om een menselijke instelling die slechts berust op een maatschappelijke afspraak en de wederzijdse toestemming van twee individuen. Het huwelijk is een door God gewild levensverband, waarin een man en een vrouw voor het leven aan elkaar verbonden zijn.

Het is onjuist om de nieuwtestamentische teksten te interpreteren alsof het om wetsteksten gaat en te vragen wanneer echtscheiding nu precies wel toegestaan is en wanneerniet. Jezus verzet zich juist tegen die benadering van de vraag. Hij weet net als zijn hoorders dat de wet van Mozes het geven van een scheidbrief veronderstelt (Deut. 24:1-4, Mat. 19:7, 8). Jezus geeft echter aan dat de wet met dergelijke voorschriften nog niet zegt dat echtscheiding in sommige gevallen naar de wil van God zou zijn. God houdt slechts rekening met de ‘hardheid van onze harten’ (Mat. 19:8). God weet dat mensen scheiden, ook al is het niet goed, en daarom is het beter om dat via een echtscheidingsprocedure (een ‘scheidbrief’) te reguleren, om zo de negatieve gevolgen in te perken en de zwakke partij te beschermen. Maar in alle gevallen is echtscheiding ‘een gewaad dat het kwaad bedekt’ (wellicht een betere vertaling voor Mal. 2:16). Het is een gevolg van de zonde en het kwaad en van de schending van een verbond van trouw dat al veel eerder in het huwelijk plaatsgevonden heeft en daarom ‘haat’ de Here echtscheiding (Mal. 2:16).

Paulus erkent dat in sommige gevallen echtscheiding de enige en de beste weg is, ‘want tot vrede heeft God u geroepen’ (1 Kor. 7:15). Daarom zijn we niet geroepen samen te leven met iemand die absoluut niet verder wil. In alle gevallen moeten we echter erkennen dat echtscheiding een gevolg van de zonde blijft, iets wat toegelaten wordt vanwege de hardheid van onze harten. Die verwijzing mag ook gelezen worden tegen de achtergrond van de belofte van de Geest van het Nieuwe Verbond, die harde harten verandert (Jer. 31:33; Ez. 36:26; 1 Kor. 3:3). De Geest van het Nieuwe Verbond toont zijn aanwezigheid in de kracht die Hij geeft om te vergeven en de ander te verdragen zoals ook Christus ons vergeven en verdragen heeft (Kol. 3:12-14) en daarmee worden nieuwe mogelijkheden geopend om huwelijken te vernieuwen. Een christelijke omgang met echtscheiding zal zich moeten kenmerken door een open oog voor het doel van God, door het rekening houden met de harde realiteit van het leven, op een niet-wettische wijze, en door een open houding voor het vernieuwende werk van de Geest.

Kern

Een evenwichtig bijbels zicht op het huwelijk vraagt dat we het beschouwen in relatie tot de schepping, de zonde, de verlossing en de voleinding.

In het licht van de schepping zien we dat God Zelf het huwelijk beoogd heeft als een levenslang verbond van een man en een vrouw, waarin beiden zich helemaal aan elkaar geven zonder iets achter te houden. Het bijbelse begrip ‘verbond’ kan gebruikt worden om de kern ervan aan te duiden (vergelijk Mal. 2:1016; Jer. 31:32). Het huwelijk is niet slechts een maatschappelijke, menselijke instelling die op grond van consensus naar believen ingevuld kan worden. Het berust op Gods ontwerp voor menselijk samenleven.

De Schrift is realistisch genoeg om te rekenen met de zonde. Ze weet dat echtscheiding een realiteit is – vanwege de ‘hardheid van hart’ en vanwege de mogelijkheid dat één van de partners zich in het geheel niet meer voor het huwelijk wil inzetten. De kerk hoort daarom ook de gemeenschap bij uitstek te zijn waar mensen troost en steun vinden wanneer ze die gebrokenheid van de schepping ervaren. De liefde van God, die in Christus openbaar komt, geeft een heel nieuwe dimensie aan het huwelijk omdat het deze relatie mag weerspiegelen, zowel in liefde als in geduld en moed om het vol te houden als de wederliefde teleurstelt of op zich laat wachten.

Het huwelijk krijgt grote waarde omdat het een voorafspiegeling is van de bruiloft van het Lam, maar wordt daardoor ook gerelativeerd. Juist in de gemeente weten niet-gehuwden en zij waarvoor het huwelijk eerder een kruis dan een scheppingsgave is, dat ze daarmee niet hun bestemming mislopen. In de gemeenschap van de kerk vinden we een voorafspiegeling van de bruidsgemeente, waarin mensen in gemeenschap met elkaar en met God tot hun recht en bestemming komen.

Verwijzing

Zie voor verwante en/of aanvullend te bestuderen woorden: bruid, man, mens, schepping, seksualiteit, trouw, verbond, verlangen, vrouw.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken