Menu

Premium

Zwak, sterk

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Geloofstaal & cultuurtaal

Voor zover de woorden ‘sterk’ en ‘zwak’ betrekking hebben op lichamelijke en psychische kracht of zwakte is er geen verschil tussen ons gebruik van deze woorden en het gebruik in de Bijbel. We spreken echter ook van ‘de zwakken in de samenleving’ en dan bedoelen we vooral mensen die het financieel minder hebben, in een geïsoleerde positie zitten of op een andere manier kansarm zijn. De ‘sterken’ zijn dan de mensen die zich in de tegenovergestelde positie bevinden. Deze betekenis van de woorden heeft te maken met het bijbels taalgebruik (zie hieronder).

Woorden

De gebruikelijke woorden voor ‘sterk’ in het Oude Testament zijn (afleidingen van) chazaq en ‘az. Daarnaast is er een klein aantal andere woorden dat, afhankelijk van de context, soms met ‘sterk’ wordt weergegeven. Voor ‘zwak’ kent het Hebreeuws meer variatie. Vaak hangt dit ook hier samen met de context, zodat het woord kehe, ‘dof in 1 Samuel 3:2 in de NBG-51 wordt weergegeven met ‘zwak’. Andere woorden kunnen in bepaalde verbanden ook worden vertaald met ‘zwak’, zoals rafe, ‘ziekelijk’; rach, ‘jong, kwetsbaar’; dal, ‘gering’ of afleidingen van chala, ‘ziek’. Eris hoe dan ook een sterk verband tussen de woorden ‘zwak’ en ‘ziek’, zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament. In het Nieuwe Testament isischuros het meest gebruikte woord voor ‘sterk’. Voor ‘zwak’ gebruikt het Nieuwe Testament uitsluitend (vormen van) asthenès.

Betekenis in context

Het is belangrijk om de behandeling van zowel ‘sterk’ als ‘zwak’ enigszins in te perken. Wie bijvoorbeeld de SV en de NBG-51 vergelijkt, merkt op dat de NBG vaak met ‘zwak’ vertaalt, waar de SV een ander woord heeft. Dit heeft te maken met de betekenisruimte van woorden als ‘zwak’ en ‘sterk’. We kunnen spreken van zwakke ogen, van zwakke mensen, van een zwak geweten, van sterke overtuigingen, van een sterk leger enzovoort. Hier beperken we ons vooral tot teksten waarin ‘sterk’ en ‘zwak’ (of equivalenten daarvan) samen voorkomen. Voor het overige verwijzen we naar de woorden ‘kracht’ en ‘ziekte’.

Oude Testament

‘Profane’ betekenis

Zoals gezegd, ‘sterk’ en ‘zwak’ kunnen in talloze contexten voorkomen. Hieronder volgt een aantal voorbeelden van het niet-theologische gebruik van deze woorden. Dit gebruik wijkt niet bijzonder af van de moderne betekenis van ‘sterk’ en ‘zwak’. Wanneer Jakob met zijn schoonvader Laban de afspraak heeft gemaakt dat het gevlekte vee voor hem zou zijn en het egaal gekleurde voor Laban, bedenkt hij een list. In Genesis 30:41-43 lezen we hoe hij ervoor zorgt dat het sterke kleinvee van hem wordt en het zwakke vee voor zijn schoonvader. ‘Sterk’ en ‘zwak’ hebben hier te maken met vitaliteit en gezondheid. Deze betekenis vinden we ook elders in het Oude Testament. Bijvoorbeeld wanneer de Egyptische vroedvrouwen de Hebreeuwse kraamvrouwen ‘sterk’ noemen (Ex. 1:19), bedoelen zij daarmee dat deze fit genoeg zijn om snel en zelfstandig een kind ter wereld te brengen. Een ander voorbeeld van deze gebruikelijke betekenis van de termen ‘sterk’ en ‘zwak’ vinden we in Numeri 13:18. Daar krijgen twaalf spionnen de opdracht om het land Kanaän te verspieden. Zij moeten bekijken of het volk dat daar woont ‘sterk is of zwak, klein of talrijk’. Hier gaat het om de militaire kracht van een volk. Op dezelfde manier wordt in 2 Samuël 3:1 gesproken over de afnemende militaire en politieke kracht van het huis van Saul en de groeiende kracht en invloed van David. Zo spreken wij nog altijd van sterke en zwakke landen en politieke stromingen.

Theologisch geladen gebruik van ‘sterk’ en ‘zwak’

In het Oude Testament vinden we de woorden ‘sterk’ en ‘zwak’ regelmatig in een theologische context. Een voorbeeld is de regelmatig terugkerende oproep aan een jonge leider om ‘sterk en moedig’ te zijn. Mozes zegt dit meermalen tegen Jozua. Deuteronomium 31:7 is een mooi voorbeeld. Mozes roept Jozua, zijn opvolger, bij zich en zegt: ‘Wees sterk en moedig, want gij zult met dit volk komen in het land, waarvan de Here hun vaderen gezworen heeft, dat Hij het hun geven zou, en gij zult het hen doen beërven’. De kracht en de moed van de jonge leider komt niet uit hemzelf of uit het leger waarover hij het bevel voert, maar uit de belofte van Gods aanwezigheid. Hij is de werkelijke bron van kracht, zelfs voor een kundig soldaat als Jozua (vgl. Deut. 31:23; Joz. 1:6-7, 9, 18vv). Immers, niet door kracht is een man sterk (1 Sam. 2:9)! Later zal David volgens de schrijver van Kronieken dezelfde woorden gebruiken tegen zijn zoon Salomo, wanneer hij hem de opdracht doorgeeft om de tempel te bouwen. Salomo zal weliswaar geen strijd hoeven te voeren, maarstaat wel voor een enorme taak (1 Kron. 22:13;28:20).

Dat het niet de omstandigheden of eigen vermogens zijn die kracht verschaffen, laat Jesa-ja 35:3-4 zien. Mensen met trillende handen en bevende knieën bevinden zich als het ware in een woestijn: een troosteloze en verdorde plaats. Maar zoals de aanblik van de steppe plotseling kan veranderen door de komst van de regens, zo krijgen deze ontmoedigde mensen hoop en kracht door Gods belofte van verlossing en herstel.

Een theologisch gebruik van ‘sterk’ en ‘zwak’ vinden we ook in enkele psalmen. Vooral in Psalm 10 wordt gesproken over de ‘zwakke’ als degene die zich in een moeilijke positie bevindt en overgeleverd is aan de grillen van de ‘sterke’ (vgl. Ps. 18:18; 35:10; 59:4; 142:7). Hem blijft niets anders over dan de hulp in te roepen van God. De ‘zwakke’ wordt in vers 14 verbonden met de ‘wees’, in het Oude Testament traditioneel een kwetsbare groep (samen met de weduwen en de vreemdelingen). De zwakke is hier degene die geen helper heeft, geen voorspraak onder de mensen. Tegelijk heeft hij een plaats bij God. In het Oude Testament gaat Gods bijzondere aandacht uit naar de ‘verdrukte’, de ‘arme’ of de ‘ellendige’, om maar enkele alternatieve omschrijvingen van de ‘zwakke’ te noemen. Vergelijkbaar is het gebruik van het woord ‘zwak’ in Ezechiël 34. De leiders van het volk, die ‘herders’ worden genoemd, krijgen te horen dat zij zich niet bekommeren om de zwakke schapen: ‘het zwakke versterkt gij niet’ (vs. 4). Ook hier vinden we een collage van termen die allemaal ongeveer op hetzelfde neerkomen: mensen die verdrukt, bekneld, afgedwaald en gewond zijn, worden nog eens extra onder de voet gelopen door de harde heersers, die goed voor zichzelf zorgen. Deze ‘herders’ wordt het oordeel aangezegd: hun macht zal hun ontnomen worden en God Zelf zal Zich om de schapen bekommeren. In dit hoofdstuk stelt de Here Zich voor als de Goede Herder, die wél zorgt voor de zwakke en zieke schapen.

Nieuwe Testament

Het belangrijkste nieuwtestamentische gebruik van de termen ‘sterk’ en ‘zwak’ vinden we in de brieven van Paulus. In 1 Korin-tiërs 9:19-23 spreekt hij zijn verlangen uit om ‘voor allen alles te worden’. Hij noemt vervolgens drie groepen: joden, heidenen en ‘zwakken’. Deze ‘zwakken’ blijken te behoren tot de gemeente, ondanks het feit dat zij voorwerp zijn van missionaire inspanning. In 1 Korin-tiërs 8:11 noemt Paulus de zwakke een ‘broeder, om wiens wil Christus gestorven is’. Deze zwakke broeders zijn ‘in hun geweten nog niet los van de afgod’ (8:7) en worden gemakkelijk door de vrijheid van rijpere gemeenteleden tot twijfel gebracht (8:9-10). Zij zijn ‘zwak’, dat wil zeggen: afhankelijk van Gods genade en van de bereidheid van hun broeders en zusters om hen tegemoet te komen. Maar, zegt Paulus verder – en dat is typerend voor de manier waarop hij aan de Korintiërs schrijft – in feite herinneren de zwakken ons aan een heel fundamenteel kenmerk van onze positie tegenover God. Paulus zegt dat hij er een eer in schept om zelf ook zwak te zijn (2 Kor. 11:30; 12:5, 9, 10) en hij verwijt de Korintiërs dat zij pochen op hun kracht (1 Kor. 4:10; 2 Kor. 13:9). Onze zwakheid verheerlijkt Gods genade: alleen in de zwakte van Christus vinden wij onze kracht (2 Kor. 13:4). Zo zijn de zwakken in de gemeente – zij die werkelijk afhankelijk zijn van God en van anderen -hard nodig. Zij zijn een levend bewijs van Gods genade. Paulus kan daarom zeggen: ‘Ja, veeleer zijn die leden van het lichaam, welke het zwakst schijnen, noodzakelijk’ (1 Kor. 12:22).

Op andere plaatsen spreekt Paulus in gelijksoortige bewoordingen over de ‘zwakken’, al is het woordgebruik daar wat minder consistent. In Romeinen 5:6-8 trekt Paulus een parallel tussen de ‘zwakken’ en de ‘goddelo-zen’ en ‘zondaars’. God wilde, aldus Paulus, met ons beginnen zonder enige inspanning van onze kant, toen wij nog ‘zwak’ waren. Ook hier staat het ‘zwak’-zijn symbool voor onze volkomen afhankelijkheid van Gods verkiezing en genade. De ‘zwakke’ moet daarom aanvaard worden in het geloof, zonder over eventuele verborgen ‘kwade bedoelingen’ te oordelen (Rom. 14:1-2). Het is immers God die het hart aanziet. Deze aanvaarding van de zwakke in de gemeente heeft alles te maken met een houding die werkelijk navolging van Christus belichaamt. In Romeinen 15:1-3 trekt Paulus een dergelijk verband. Het gaat hier niet om een vrijblijvend programma: Christus Zelf ging ons voor. Daarom moeten de ‘sterke’ christenen de gevoeligheden van de ‘zwakken’ verdragen en niet gericht zijn op zichzelf (vgl. 1 Tess. 5:14).

In het algemeen kunnen we zeggen dat Paulus een opmerkelijk theocentrische visie heeft op ‘zwakheid’. God is niet afhankelijk van menselijke kracht of prestaties. In plaats daarvan verkiest hij de zwakken, de goddelozen en de vijanden, om hen te vormen tot mensen die zijn kracht laten zien.

Kern

Wanneer de Bijbel theologisch spreekt over ‘sterk’ en ‘zwak’ toont hij een duidelijke voorkeur voor de zwakke. Dit geldt de zwakke in sociaal opzicht (kwetsbare mensen), maar ook de zwakke vanuit het geloof bekeken (de beginnende christen). Van de ‘sterken’ wordt mededogen en hulp verwacht ten aanzien van de zwakke. God Zelf, sterk als geen ander, is daarbij steeds het voorbeeld.

Verwijzing

Zie voor verwante en/of aanvullend te bestuderen woorden: ziekte, kracht, vreemd, evangeliseren.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken