Bij de berg begint het
Alternatief bij 5e zondag van Pasen (Exodus 19)
Bij de berg. Op de berg. Onderaan de berg. Heel Exodus 19 speelt zich af rond een berg, en wel ‘de berg’ (Hebr.: hahar), met de nadruk op het lidwoord. Een bijzondere berg dus. Op deze plek ontmoette Mozes in Exodus 3 de Heer. Nu mag het volk Hem daar ontmoeten. Of beter gezegd: het volk hoort God, maar ziet Hem niet. Het duurt tot Exodus 40 voordat God onder het volk komt wonen. Tot die tijd is het: God op de berg, het volk onderaan de berg en Mozes daar steeds tussenin.
Exodus 19 is de onmisbare opmaat voor Exodus 20. Tot dit hoofdstuk is het steeds gegaan over de uittocht uit Egypte. Die wordt heel kort samengevat in 19:1-2. Het volk is pas een paar maanden onderweg als het bij de berg Sinai, ook bekend als Horeb, zijn tenten opslaat. Pas in Numeri 10 trekken ze weer verder. Dat de berg midden in de woestijn staat, wordt benadrukt doordat het Hebreeuwse woord midbar, ‘woestijn’, in de eerste verzen een aantal malen voorkomt. De woestijn is een verlaten plek. Maar juist daar is de beste plek om je te concentreren op de ontmoeting met God, zoals dit verhaal en ook vele andere laten zien.
Adelaarsvleugels
In beeldende taal schetst God hoe Hij zich ingespannen heeft voor het volk Israël. Het beeld met de adelaarsvleugels (19:4) moet voor de oorspronkelijke lezers herkenbaar zijn geweest. Met deze metafoor vertelt de schrijver iets wat in andere woorden niet zo eenvoudig te zeggen is. De adelaarsvleugels zeggen iets over de kracht van God, de indrukwekkende macht, maar ook de zorgzaamheid. Het is een geromantiseerd beeld dat een adelaar werkelijk een jong op zijn lijf zou kunnen dragen. Aangezien het jong ongeveer 85% van het gewicht van zijn ouder heeft als hij gaat vliegen, zijn ze samen te zwaar en zouden ze neerstorten. Het is dus vooral de krachtige uitstraling van die enorme vleugels die hier met het metaforische beeld bedoeld is.
Een hedendaags gebruik van deze metafoor is er ook: tijdens de ‘operatie Solomon’ werden in de jaren negentig vele Ethiopische Joden naar Israël overgebracht. De voor hen onbekende vliegmachines werden, zo gaat het verhaal, gepresenteerd als de ‘adelaarsvleugels’ die hen uit het land Ethiopië naar het Beloofde Land Israël zouden brengen.
Koninkrijk van priesters
De hele uittocht van het volk Israël uit Egypte blijkt niet een willekeurige onderneming te zijn, maar op een duidelijk doel uit te lopen. De Heer wil het volk een ‘koninkrijk van priesters’ (Hebr.: melekhet kohanim) laten zijn (19:6). In het Nieuwe Testament wordt op diverse plekken over dit priesterschap gesproken, onder andere in 1 Petrus 2:9 en Openbaring 1:6. Ook Luther baseert op onder andere deze schriftplaats zijn beroemde woorden over het ‘priesterschap aller gelovigen’. Voor nu in Exodus wordt het uitgewerkt in een aantal aspecten: de gehoorzaamheid (19:8), het heiligen van zichzelf (19:10), het wassen van de kleren (19:10) en het rein blijven door geen gemeenschap te hebben (19:15). De aanstaande ontmoeting met de Heer vereist het opschonen van alles, het afwassen van alles wat tijdens de reis aan hen is blijven kleven, en een concentratie op wat komt.
Verbindingsman
Mozes is de enige die de berg op mag. In Exodus 19 gaat hij verscheidene keren omhoog en naar beneden. Hij neemt daarbij woorden van God mee om over te brengen aan het volk. Belangrijk element daarin is steeds de afstand die bewaard moet worden. God wil niet dat het volk Hem ziet, of de heilige grond van zijn berg betreedt (vergelijk Exodus 3:5 en Jozua 5:15). Ze mogen pas de berg opgaan als het geluid van de ‘(rams)hoorn’ (Hebr.: jobheel – 19:13) klinkt. Veel hoorns, waaronder sjofarim, klinken na dit vers. Maar de jobheel klinkt pas in Jozua 6:13, waar deze het signaal is om ‘op te gaan’ in de eerste gave van het Beloofde Land, de stad Jericho.
Het volk blijft in Exodus dus onderaan de berg, en gaat niet naar boven. Zelfs de priesters, van wie je zou verwachten dat zij de meest geëigende mensen zijn om God te ontmoeten, moeten op een afstand blijven van deze berg Horeb, de Godsberg. Sterker nog: zij zijn ook helemaal niet nodig om de communicatie tussen God en zijn volk tot stand te brengen. De Heer richt zich in het vervolg niet tot een deel van het volk als priesters, maar tot heel het volk dat Hij een ‘koninkrijk van priesters’ wil laten zijn. Zonder verdere tussenkomst, ook van Mozes, richt God zich in Exodus 20 rechtstreeks tot het volk. Niet zichtbaar, maar wel hoorbaar, legt Hij daar de Tien Woorden neer.
Fundament voor de toekomst
Vanaf Exodus 19 gaat de blik nu naar de toekomst toe. Hiervoor was het doel om weg te komen uit Egypte. Nu de Heer bekend heeft gemaakt dat het volk een ‘koninkrijk van priesters’ zal zijn, worden er tot Numeri 10 vooral instructies gegeven hoe het volk dan mag gaan leven, met de Tien Woorden als opmaat. Exodus 19 beschrijft echter geen omslag in het gedrag van het volk. In 19:8 geven zij een carte blanche van hun gehoorzaamheid, door te zeggen dat ze ‘alles’ zullen doen wat de Here zegt. Hierna blijkt dat dit, net als in Exodus 12-17, steeds weer heel lastig is. Ook de verzekering dat Mozes altijd vertrouwd zal worden, zoals toegezegd in 19:9, blijkt niet altijd zo uit te pakken. In bijvoorbeeld Exodus 32 is beeldend te zien hoe het
misloopt.
Maar eerst klinken nu aan de voet van de berg de Tien Woorden. Onderaan de berg wordt met deze woorden het fundament gelegd waarop het volk Israël gebouwd gaat worden, als een ‘koninkrijk van priesters’.
Deze exegese is opgesteld door Marieke den Braber.