Menu

None

Te grote beloften – gedachten bij het berijmen van een psalm

Een wandelaar op pad

De afgelopen jaren heb ik naast mijn predikantschap meegewerkt als dichter bij De Nieuwe Psalmberijming die op 16 maart is uitgekomen. Het berijmen van psalmen maakt dat je van heel dichtbij door zo’n psalm heenkruipt. Daarbij kwam ik er wel achter dat de inhoud soms behoorlijk schuurt – niet alleen in de rauwe klaagpsalmen, maar ook in psalmen die als mooi en bemoedigend bekendstaan. Neem nu psalm 113. In de berijming van het Liedboek voor de Kerken sluit die psalm als volgt af:

  Wie onderligt in stof en slijk,

  maakt God aan edelen gelijk.

  Hij geeft een vrouw haar diepst verlangen.

  Hij zegent die onvruchtbaar scheen,

  met bloei van kind’ren om haar heen.

  Prijst Hem, den Heer, met lofgezangen.

Er zijn predikanten die dit vers bewust nooit opgeven. En als je stilstaat bij wat je de gemeente in de mond legt, lijkt daar wel reden voor! Allereerst wordt gesuggereerd dat het diepst verlangen van elke vrouw is om kinderen te krijgen. Maar dan wordt óók nog gezegd dat God aan onvruchtbare mensen kinderen schenkt. Hoe pijnlijk is dat niet voor een gemeentelid dat net gehoord heeft dat ze nooit kinderen zal krijgen? De grondtekst is trouwens nog sterker: daar is geen sprake van ‘onvruchtbaar schijnen’ maar gewoon ‘onvruchtbaar zijn’. Heeft de berijmer er destijds toch al een scherp randje vanaf willen halen?

Tja. En dan krijg je vervolgens als berijmer deze psalm op je bordje om nieuw te berijmen. Wat doe je dan? De stereotiepe aanname dat elke vrouw zwanger wil worden kun je eenvoudig vermijden, dat staat niet eens in de grondtekst. Maar verder? Je kunt je er simpel van afmaken door te zeggen dat je gewoon berijmt wat er staat, en dat eventuele moeiten daarmee al in de grondtekst zitten. En toch… Uiteindelijk is in De Nieuwe Psalmberijming het volgende couplet opgenomen, een berijming van exact hetzelfde stukje grondtekst als hierboven:

  Wie roemloos in de modder ligt

  wordt door de HEER weer opgericht;

  wie arm is zal Hij aanzien geven.

  Blij wordt Hij door de vrouw gedankt

  die kinderen van Hem ontvangt.

  Lof aan de Heer van alle leven!

Dit psalmgedeelte gaat over hoe God de rollen omkeert, een bekend Bijbels thema – denk aan de lofzang van Maria. Drie Bijbelverzen behandelen dit thema, waarvan slechts één vers gaat over die onvruchtbare vrouw. Ik kon verbaasd constateren dat de Liedboekberijmers juist dát lastige beeld sterk uitlichtten. Dat ging ik dus vooral niet doen, liever wat meer aandacht voor het oprichten van armen en zwakken – daar zal men niet zo snel over vallen, toch? En dan het vers over de onvruchtbare vrouw: daar is subtiel het perspectief verschoven van ‘kinderloosheid’ naar ‘dankbaarheid’, een minder lastig thema. Ik moest daarvoor wel het woord ‘danken’ gebruiken, dat niet letterlijk in de grondtekst staat, maar ook niet uit de toon valt in het geheel. (En laat ik eerlijk zijn: ik had ook gewoon een rijmwoord nodig. Zou daar misschien ook het ‘scheen’ uit de liedboekversie vandaan komen?) Dit couplet kan zonder veel bezwaar worden opgegeven in een eredienst, dacht ik, ook als er kinderloze mensen aanwezig zijn.

Probleem opgelost dus! Of niet…? Nee dus. Echt niet! Voor de context van een Nederlandse kerk misschien. Maar feitelijk is álles wat de psalm hier neerzet behoorlijk problematisch, hoe je het ook berijmt. ‘Wie arm is zal Hij aanzien geven’ – hoe hoor je dat als je een doodarme boer in Bangladesh bent? ‘Wie roemloos in de modder ligt/ wordt door de HEER weer opgericht’ – is dat de ervaring van geloofsgenoten elders die vanwege hun geloof worden uitgelachen en uitgestoten? Het klinkt zo mooi allemaal, maar ís het zo? Direct kom je bij hoofdvragen van het geloof terecht. Zal God echt de rollen omkeren, alles anders maken zoals Hij belooft? Wanneer dan, en hoe? Die spanning is niet weg te berijmen en dat moet je ook helemaal niet willen! Die spanning is inherent aan ons geloof.

Dat wij die spanning niet altijd voelen, toont hoe goed we het hebben als Westerse middenklasse-christenen. Maar al berijmend ging ik er weer iets van voelen. Ik ging inleven hoezeer deze psalm, net als bijna alle andere, een eschatologische dimensie heeft. Lofpsalmen zingen verzet je in een andere wereld – een wereld die nog komen moet. Maar al zingend zeg je: dát is de echte wereld, de diepste waarheid. De psalm legt je woorden in de mond: dit geloof ik. Zo is God. Ook al zie ik het nog niet.

Wat zou het een vreselijke verarming zijn als er geen psalmen meer werden gezongen! De nieuw-verschenen berijming hoopt er een bijdrage aan te leveren om dat te voorkomen.

N.a.v. De Nieuwe Psalmberijming / als hardcover

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken