Menu

Premium

Bruiloft te Kana

Preekschets Johannes 2:1-11, Epifanie

En op de derde dag was er een bruiloft te Kana in Galilea; en de moeder van Jezus was daar. En Jezus was ook voor de bruiloft uitgenodigd, en zijn discipelen. (Johannes 2:1 en 2, Herziene Statenvertaling)

U hebt de goede wijn tot nu bewaard. (Johannes 2:10c, Herziene Statenvertaling)

  • Schriftlezing: Johannes 2:1-11
  • Preektekst: Johannes 2:1,2,10c

Liturgisch kader

Deze preekschets is te gebruiken in de tijd van Epifanie, maar ook tijdens de vreugdezondagen na Pasen. Dat zijn de zondagen Jubilate en Cantate.

Uitleg

Begin

Johannes tekent de geschiedenis van de verandering van water in wijn aan het begin van Jezus’ bediening, direct na het getuigenis van Johannes de Doper over Jezus en na de roeping van de eerste leerlingen. Johannes is de leerling die het meeste schrijft over de belijdenis van Jezus als de Zoon van God. De gebeurtenis met Nathaniël is een teken op zich. De Heer ‘ziet’ hem onder de vijgenboom zitten en ‘weet’ direct dat daar een Israëliet zit zonder bedrog. Het ‘zien’ van Jezus brengt Nathaniël tot belijdenis: Jezus, de Koning van Israël en de Zoon van God. Pas na deze erkenning volgt een koninklijk teken, op de bruiloft te Kana.

Belijden en erkenning

Pink ziet in het belijden van Nathaniël een directe tegenstelling tot wat Farizeeën, Schriftgeleerden, priesters en Levieten het volk leerden. Zo wordt hoofdstuk 2 een illustratie van het rijk dat de Heer zal brengen. Johannes stond voluit in een Joodse wereld. Dodd (The Gospel of John) stelt in een reactie op Pink dat ook het teken in Kana primair moet worden verstaan in haar Joodse setting! Het gaat Johannes niet om een veroordeling van het Jodendom, maar om te laten zien wie de Christus is en hoe Hij tot mensen komt! Dodd ziet dan ook progressie: eerst in Galilea (Kana, Kapernaüm), dan in Jeruzalem (de tempelreiniging!), dan voor de volkeren (Jezus met de Samaritaanse vrouw in Johannes 4).

Het handelen van Jezus moet dan ook worden verstaan vanuit de erkenning van wie de Heer is, het Woord dat vlees werd, het Lam van God. Twee keer komt dat in hoofdstuk 1 voor. Het Lam staat tegenover de Leeuw zoals de dienstknecht tegenover de Koning staat. De leeuw wordt offerlam, de Koning dient als Knecht! Volgens de Boor profetische notities; de gebeurtenis in Kana is ook profetisch van aard.

Vers 1
Opvallend is dat het teken plaatsvindt op de derde dag. Twee keer eerder staat er gewoon ‘de volgende dag’ 1:35,47. Maar hoofdstuk 2 begint met ‘En op de derde dag’. Douma stelt dat Jezus’ komst en de datum op zijn program stonden en zo ook betekenis hebben, maar verwijst niet naar het Paasverhaal. Mijns inziens mag zonder aarzeling een verband met het Paasgebeuren worden gelegd: Oussoren kiest in zijn vertaling voor de mogelijkheid van de tegenwoordige tijd: ‘Op de derde dag geschiedt er een bruiloft’ (Naardense Bijbel). Hij en Carson zijn de enigen! In de Griekse concordantie kijkend houdt bij Johannes de bijbetekenis van ‘worden, geschieden’ bijna altijd ‘scheppen’ in: ‘alle dingen zijn door Hem geworden’ (1:3, twee keer ‘egeneto’).

Op de derde dag ‘geschiedt’ er iets nieuws! Barnard merkt terecht op dat hier een einde én meteen nieuw begin worden gemarkeerd. Daarom gaat het niet alleen om een bruiloft die geschiedt, maar om het beginsel van de tekenen van de Heer. Het eerste teken van vele. Het nieuwe is bij Johannes besloten in het ‘geschieden’. Het verhaal verwijst naar schepping en herschepping, Pasen. ‘De derde dag’ verwijst naar een teken van de Levende die leven schept en feestelijk maakt. Niet ongewoon in het Nieuwe Testament maar Johannes neemt (meestal) die Joodse betekenis van vernieuwing en (her)schepping mee. Zie ook 2 Koningen 20:5, Hosea 6:2 en de Paasgeschiedenis.

Vers 2
De moeder van Jezus was daar; uitgenodigd waren ook Jezus en zijn leerlingen. Letterlijk staat er een passieve aorist van het werkwoord kaleo; roepen. Een bruiloft in het Midden Oosten kan niet afgeslagen worden. Er is een veel sterkere plicht om te komen dan een uitnodiging in Westerse cultuurgebieden. Vergelijk ook Lucas 14:8. De betekenis komt heel dicht bij het Engelse insist. Vanzelfsprekend is de moeder van Jezus daar, vanzelfsprekend Jezus en de leerlingen. Ze móéten er zijn, ze zijn er geróépen.

Het verhaal is verder overbekend. Er is te weinig wijn, Jezus geeft opdracht om reinigingsvaten te vullen, zes stuks, en het water verandert in de beste soort wijn.

Vers 3 en 4
Vers 3 verbindt door kai het voorgaande met de nu volgende gebeurtenis. Letterlijk: ‘En tekort hebbend aan wijn zegt de moeder van Jezus: “Ze hebben geen wijn (meer).”‘ Opvallend is dat in dit Bijbelgedeelte Maria nooit bij haar naam wordt genoemd. Douma stelt dat het niet gaat om de moeder van de Heer, maar om de Heer. Het gaat ook niet om de tijd en noodzaak om voor voldoende wijn te hebben, het gaat om de ‘ure die nog niet gekomen is.’ NBV: ‘Mijn tijd is nog niet gekomen.‘

Die hele uitdrukking ti emoi kai soi, ginai! wijst op het primaat van de Heer; afstand scheppend maar zeker geen belediging is aan het adres van Maria. De uitdrukking ‘mijn tijd’ voor ora is minder goed vertaald. Tijd heeft iets rekkelijks. Er kan een chronologische tijd zijn, een algemeen tijdsbesef,  verschillende woorden in het Grieks. Maar ora is een tijdspúnt, dat uitsluitend wordt gebruikt voor Gods handelen, Gods uur. Het is daarmee een onbepaald tijdspunt vanuit menselijk oogpunt. Nederlandse vertalingen hebben bijna allemaal ‘uur’ en mijns inziens terecht.

De afstand die Jezus schept met zijn woorden tot Maria legt de nadruk op Góds tijd om zich te openbaren in het teken, als teken van het Rijk! Opvallend is dan ook de reactie van Maria: ‘Wat Hij u ook vraagt (zegt!), doe (dat)!’ Niet Maria is de aansporing tot Jezus` handelen, maar Maria vertrouwt op het uur van de Heer.  Zij vertrouwt op het feit dat God zich zal openbaren. Let ook op het feit dat Maria hier nog niet gericht is op algemene gehoorzaamheid aan de Heer; zij is gericht op wat de Heer aan dat tekort aan wijn gaat doen, op zíjn tijd! Vandaar de aoristische imperatief ‘doet dat!” Niet een voortdurend, herhaald handelen, maar een eenmalig gebeuren, gericht op die bruiloft.

Vers 7
Als Jezus dan ook de opdracht geeft om die potten te vullen, dan worden ze gevuld tot de rand, een uitdrukking van overvloed.

Wijnmakerij in het noorden van Galilea. Foto van Jolande van Baardwijk.
Wijnmakerij in het noorden van Galilea. Foto van Jolande van Baardewijk.

Vers 8
Let op het werkwoord voor ‘vullen’, aoristische imperatief. Dat werkwoord wordt op maar twee manieren gebruikt, namelijk om water te scheppen uit het vooronder van een schip en om water te trekken uit een bron! In Johannes 4 wordt het onderscheid tussen een gegraven put en een bron nog scherper. Emmers worden meestal gebruikt om water te putten uit bronnen. De reinigingsvaten zijn tot bron geworden. De New International Version vertaalt daarom: ‘Now draw some out’.

Vers 9
Weer dat werkwoord voor ‘beginnen’, een vorm van ginomai. De Heer is hier scheppend, beginnend, wordend bezig!

Vers 10
Pas hier komt de bruidegom even ter sprake, de ceremoniemeester houdt ruggespraak met hem; het was niet gebruikelijk dat de goede wijn tot het laatste werd bewaard.

Vers 11
Het woord wonder komt niet voor. Het gaat om een teken (semeion) dat Jezus stelt. Zonder veel ophef van zijn werk te maken zorgt Jezus voor ongestoorde feestvreugde: als een bruiloft in het water dreigt te vallen, dan wordt het water wijn.

Het is niet teveel om in deze gebeurtenis een verwijzing te zien naar de Messias als bruidegom aan het eind van der tijden. Het is allereerst een teken van de overvloed van het Rijk van God: een reinigingsvat nog wel, dat tot een bron wordt, begrippen als ´tot de rand` suggereren de overvloed en het leven!

Aanwijzingen voor de prediking

We mogen gericht zijn op wat de Heer deed en wat Hij wil doen met ons leven. Het gaat in deze geschiedenis om Hem die het Rijk laat zien in overvloed; om leven, om God die met ons wil omgaan en dat royaal wil doen.

‘Wat Hij u ook zegt, doet dat!’ wordt een heel belangrijke zegswijze. Jezus doet het teken op zijn tijd, niet op commando, maar Maria geeft de opdracht aan de dienaars; de dienaars worden ingeschakeld bij het vullen van die vaten. Het gaat in dit verhaal niet alleen om de bruiloft, maar om de Heer die zich openbaart in een teken: dat teken leidt tot geloof bij de leerlingen.

Er zijn, samengevat, meer lagen zijn in dit verhaal:

  • Het gaat om begin-sel, overvloed. Het Rijk kenmerkt zich door overvloed en feest voor iedereen die aanwezig kan en wil zijn.
  • Het gaat om de Heer. De moeder wordt terzijde gezet: het is het wachten op het ‘uur’ dat de Heer handelt.
  • Het is een Paasverhaal, het beginsel van Pasen wordt op de derde dag zichtbaar. Bruiloften zijn ook symbolen van feestelijk leven en de belofte van nieuw leven. Het is dus niet alleen geschiedenis. Het gebeuren is bewerkt vanwege de boodschap van Pasen en het Rijk.
  • Symbolen (sacramenten) van bruiloft, water, wijn, doop en de maaltijd van de Heer kunnen heel goed een rol spelen bij de uitleg van dit verhaal. Het begin-sel van dit teken is ook waarborg voor het nieuwe dat komt, zoals doop en avondmaal waarborgen zijn voor de belofte van opstandingsleven bij en in ons.
  • Wie als insteek de moeder van de Heer kiest, kan wijzen op de noodzaak om zich terug te trekken ten behoeve van de Zoon. De moeder geeft daarbij blijk van meer vertrouwen dan bij eerste lezing vers 4 lijkt te suggereren.
  • Een verbinding met onze tijd kan alleen als bemoediging in de vorm van belofte en aansporing in een wanhopige wereld die voortdurend verkeerd lijkt te kiezen. Ook de Romeinse onderdrukking en corruptie in de tijd van Jezus was een situatie van hopeloosheid, maar niet zonder ‘opstanding’.

Johan Lotterman is gepensioneerd voorganger van de Vrije Evangelische Gemeente Beverwijk en van Luthers Zeist.

Geraadpleegde literatuur

  • Diverse woordenboeken (Nauer, Nida, Rienecker) en grammatica’s (Wendham en Jay)
  • Concordance to the Greek New Testament
  • C. Bouma, Het Evangelie naar Johannes, Kampen 1950
  • A. Pink, John, an Expositionary Approach, Houston 2004
  • W. de Boor, Das Evangelium des Johannes I, Wuppertal 1968
  • W. Dods, The Expositor’s New Testament, John, Grand Rapids 1961
  • R. Carson, A linguistic approach to the New Testament

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken