‘Dan zal ik die kerk hervormen’ – Bonhoeffer en Luther
Toen Dietrich Bonhoeffer als veertienjarige jongen besloten had predikant te worden, vertelde hij dat onbevangen aan zijn familie. Zijn oudere broers reageerden daar kritisch op. De kerk is een kleinburgerlijke, saaie en uiterst zwakke organisatie, vonden zij. ‘Dan zal ik die kerk hervormen’, zei de jonge Dietrich vastberaden. En aan dat voornemen heeft hij zich gehouden. Daarbij liet hij zich door Luther inspireren. Kick Bras beschrijft hoe dat in zijn werk ging.
Bonhoeffer behoort tot de belangrijkste theologen die Luthers denken in de moderne tijd hebben geactualiseerd. Als student al schreef hij twee werkstukken over Luther, die beide getuigen van zijn grote belangstelling voor Luthers spiritualiteit. De ene ging over de betekenis van aanvechtingen en gebed bij Luther, de andere over Luthers visie op het werk van de heilige Geest. In die jaren raakte hij ook in de ban van de theologie van Karl Barth, die teruggreep op de reformatoren. Maar terwijl de gereformeerde Barth teruggreep op Calvijn, wendde de lutheraan Bonhoeffer zich tot Luther. Ik wil aan de hand van drie thema’s laten zien hoe Bonhoeffer door Luther werd geïnspireerd om te proberen de kerk van zijn eigen tijd te hervormen.
Een nieuwe visie op God
Dietrich Bonhoeffer is vooral bekend geworden door enkele brieven die hij vanuit de gevangenis schreef aan zijn vriend Eberhard Bethge. Daarin schetst hij hoe de wereld de afgelopen eeuwen steeds mondiger is geworden. Wetenschap en techniek hebben ons geholpen om steeds effectiever onze doelstellingen te bereiken. Steeds minder hebben de mensen God nog nodig als een soort gatenvuller die men te hulp roept als men er zelf niet meer uitkomt. Om de natuur te begrijpen hoeven we geen beroep meer te doen op bovennatuurlijke verklaringen over een almachtig God die van bovenaf het heelal regeert. Ook voor onze psychische en sociale problemen zoeken we ons heil niet meer in de religie. De kerk kan dat betreuren, maar we kunnen de geschiedenis niet terugdraaien. En dat hoeft ook helemaal niet. Want volgens Bonhoeffer was die bovennatuurlijke God helemaal niet zo bijbels. En een religie die met machts-middelen mensen aan zich bond en ook politieke en economische macht uitoefende was iets anders dan Jezus voor ogen stond. We moeten dan ook resoluut afstand doen van God als stoplap, als concurrent van de mondige mens, en van een religie die de mens klein wil houden. Bonhoeffer zocht naar een nieuwe taal om het geheim van het leven te verwoorden. Hij deed dat in het jaar 1944 toen de wereld in brand stond en het leek of God machteloos moest toekijken hoe mensen elkaar naar het leven stonden. Hij sprak toen over de lijdende God. ‘Voor en met God leven wij zonder God. God laat zich uit de wereld terugdringen tot op het kruis, God is zwak en machteloos in de wereld en juist zo en alleen zo is Hij bij ons en helpt Hij ons’ (Veo, 359). En nog indringender is zijn gedicht dat hij in die tijd schreef:
Christen en heiden Mensen gaan tot God in hun nood, smeken om hulp, vragen om voorspoed, brood, redding uit ziekte, verlossing uit schuld en dood. Zo doet elk mens, christen en heiden. Mensen gaan tot God in Zijn nood, vinden Hem arm, veracht, geen onderdak, geen brood, zien Hem ten prooi aan zonde, zwakte en dood. Een christen staat naast God in al Zijn lijden. God gaat tot alle mensen in hun nood, verzadigt lichaam en ziel met Zijn brood, lijdt voor christen en heiden aan ‘t kruis de dood, en vergeeft ze beiden. (G en g, 17)
Het eerste couplet geeft een beeld van wat religie is. Mensen van allerlei levensbeschouwingen zoeken hulp bij een hogere macht voor de velerlei noden van het bestaan. Het tweede couplet draait dit helemaal om. God blijkt geen almachtige wensvervuller te zijn, maar zelf te lijden. En de religie verandert in christelijk geloof als men deze God niet afwijst, maar solidair met hem wordt. Vanuit deze gelovige houding klinkt dan het derde couplet: deze God is wel degelijk van betekenis voor mensen in hun nood. Op zijn eigen wijze verzadigt hij de menselijke behoeften, overwint hij de dood en schenkt hij hun vergeving.
De manier waarop hij hier over God spreekt, is niet nieuw. Zo heeft Bonhoeffer vaak over God gesproken. En hij heeft zich daarbij door Luther laten inspireren. Luther schreef eens:
Het is echter God een eer en een heerlijkheid… dat hij zichzelf voor ons geeft in de diepste vernedering. Hij geeft zichzelf in het vlees, in het brood, in onze harten, monden en aanvaardt dat hij om onzentwille oneervol wordt behandeld, op het altaar en aan het kruis.(WA 23, 157)
Zoals bij Luther, zo wordt ook bij Bonhoeffer het godsbeeld ingevuld vanuit Christus. God is in Christus veracht en arm geworden, een lijdende God. Terwijl Luther met dit godsbeeld inging tegen het dogmatische en filosofische godsbeeld van de scholastiek, keert Bonhoeffer zich met dit godsbeeld tegen de religie van het liberale Lutherdom. De god van de brave burger, die een soort hemelse garantie is van de maatschappelijke orde, maar van wie men verder niet al te veel last wil hebben. Later keert Bonhoeffer zich met deze God die uitsluitend te kennen is door de gekruisigde en verrezen Christus tegen de ideologie van het nazisme dat een god poneerde die het Duitse volk bijzonder goed gezind was en hen wilde leiden door middel van de Führer. En uiteindelijk keerde hij zich met dit godsbeeld tegen een kerk die heimwee had naar het verleden toen mensen zich nog als onmondige kinderen door het kerkelijk gezag lieten leiden. Luther had hem geleerd dat God dienende liefde is die mensen aanvaardt maar tegelijk omvormt tot mondige, verantwoordelijke mensen. Aanvaarding en omvorming, dat noemde men vroeger rechtvaardiging en heiliging.
God is in Christus veracht en arm geworden, een lijdende God
Goedkope en dure genade
De grote ontdekking van Maarten Luther was, dat een mens voor God gerechtvaardigd wordt niet door werken van de wet, maar door genade alleen. De mens hoeft die genade niet te verdienen, maar alleen in geloof aan te nemen. Dat betekent niet dat een mens kan doorgaan met zondigen. De genade maakt hem niet alleen vrij van de schuld, maar ook van de macht van de zonde. De Geest van God brengt in de mens een proces op gang van morele en spirituele reformatie. De rechtvaardiging wordt gevolgd door heiliging. Maar de heiliging is nooit een voorwaarde om gered te worden. Alleen uit genade wordt men gered. Je blijft altijd zondaar en zult altijd vergeving nodig hebben. Maar daar mag je dan ook vrijmoedig om vragen. Bonhoeffer was diep doordrongen van deze centrale, bevrijdende, notie van de Reformatie. In zijn Ethiek schreef hij:
De oorsprong en het wezen van al het christelijke leven liggen besloten in het ene gebeuren dat de Reformatie de rechtvaardiging van de zondaar uit genade alleen heeft genoemd… De mens is vrij voor God en de medemens. Hij wordt zich ervan bewust dat er een God is die hem liefheeft en hem aanneemt, dat er een medemens naast hem staat van wie God ook houdt zoals van hemzelf…(E, 111)
De realiteit is echter maar al te vaak, dat mensen de rechtvaardiging uit genade graag aannemen, maar dat ze het met de heiliging niet zo nauw nemen. Ze willen graag door God aanvaard worden zoals ze zijn en zo willen ze ook blijven. Luther waarschuwde er al voor dat men de genade niet goedkoop moest maken. Tegen het eind van zijn leven was hij ontgoocheld over het gegeven dat de Reformatie bij velen een uiterlijke aangelegenheid was gebleven en niet had geleid tot meer naastenliefde. Bonhoeffer heeft deze schrijnende pervertering heel scherp verwoord in zijn boek Navolging. Hij werd daarbij ook sterk beïnvloed door een boek van de filosoof Kierkegaard. Ik zal in het artikel ‘Bronnen’ uit dit boek van Kierkegaard citeren. Bonhoeffer schrijft:
Goedkope genade is de doodsvijand van onze kerk. Heden ten dage gaat onze strijd om de kostbare genade. Goedkope genade betekent genade als te grabbel gegooide waar, vergeving, troost, sacrament, alles te grabbel gegooid; genade als onuitputtelijke voorraadkamer der kerk, waaruit met lichtvaardige hand gedachteloos wordt uitgestort; genade zonder prijs; genade die niets kost… Goedkope genade betekent genade als leer, als principe, als systeem… Goedkope genade betekent rechtvaardiging van de zonde en niet van de zondaar. Omdat genade toch alles alleen doet, daarom kan alles bij het oude blijven.(N, 13)
Heiliging is nooit een voorwaarde om gered te worden
Laten we ons goed realiseren in welke tijd hij dit schrijft. Het is 1936. In Duitsland is de dictatuur van het nazisme gevestigd. Het merendeel van de protestantse en rooms-katholieke Duitsers is min of meer enthousiast over de politiek van de Führer en aanvaardt de antisemitische maatregelen van het regime. Een minderheid van protestanten heeft zich verenigd in de zogenaamde ‘Belijdende Kerk’ en probeert nazistische invloed te weren, maar wordt door het regime steeds meer gemuilkorfd. Bonhoeffer leidt een predikantenseminarie van deze ‘Belijdende Kerk’ en geeft college over de Bergrede. Deze colleges worden later uitgegeven in het boek Navolging. De Bergrede fascineerde hem al enkele jaren. Zo schrijft hij op 14 januari 1935 aan zijn broer Karl-Friedrich:
Ik geloof te weten, dat ik eigenlijk dan pas innerlijk helder en werkelijk oprecht zou zijn, als ik echt begon om ernst te maken met de Bergrede. Hier is de enige krachtbron, die eenmaal al die magie en dat bedrog in de lucht kan laten vliegen, tot er van dat vuurwerk nog maar een paar uitgebrande resten overblijven. Het herstel van de kerk komt zeker weten voort uit een soort van nieuw kloosterleven, dat met het oude alleen een compromisloos leven volgens de Bergrede in de navolging van Christus gemeen heeft. Ik geloof dat het de hoogste tijd is hiervoor de mensen te verzamelen.(DBW 13, 272)
Met magie en bedrog bedoelt hij de ideologie en praktijk van het nazisme. Hij zag in dat er een intense geestelijke strijd gaande was tussen een demonische ideologie en het evangelie van Jezus Christus. En als de kerk een waardige partij in deze strijd wilde zijn, dan moest zij zich hervormen op de basis van de Bergrede. Dat betekende dat zij afstand moest nemen van een theologie van de goedkope genade en zich moest bekeren tot geloof in de kostbare genade, waarbij Christus niet alleen zondaren rechtvaardigt, maar ook roept tot heiliging door hem na te volgen. In de Lutherse kerk maakte men een karikatuur van Luthers tweerijkenleer: het rijk van de kerk en het rijk van de wereld. Men leerde dat de Bergrede wel gold voor de kerk, maar niet voor de wereld. Daardoor hadden veel kerkleiders de neiging om politieke machthebbers hun gang te laten gaan zolang ze de kerk maar met rust lieten. Bonhoeffer wilde de kerk van zijn tijd opnieuw tot het besef brengen dat Luther over een kostbare genade sprak, en over geloof dat altijd samengaat met gehoorzaamheid aan de roepstem van Christus. En zoals we in de brief aan zijn broer al opmerkten, hij zag in dat de volkskerk daarvoor een nieuw soort kloosterleven nodig had, kernen van toegewijde christenen als voorhoedes in de geestelijke strijd. Hij hoopte dat hij predikanten kon verenigen tot zulke toegewijde kernen. Daarmee kom ik op mijn derde en laatste punt.
De reformatie van de kerk
De jonge Dietrich groeide op in een welvarend en liberaal gezin, dat vrijwel nooit naar de kerk ging. Wel was er een sterk familieleven en ook waren er intense sociale verbanden met vrienden. Het was verrassend dat Dietrich op veertienjarige leeftijd besloot predikant te willen worden en nog verrassender is het, dat hij met zo weinig kerkelijke band op eenentwintigjarige leeftijd promoveerde op ‘De gemeenschap der heiligen’. Daarin benadrukt hij, dat de Geest van God weliswaar heel persoonlijk in mensen werkt, maar dat hij erop uit is om mensen te verzamelen in de gemeenschap van de kerk. Want de kerk is ‘Christus als gemeente existerend’. Christus is present in deze tijd en samenleving waar het Woord verkondigd wordt, de sacramenten bediend, men dienstbaar is aan elkaar, kortom, in de kerk.
Helemaal in de lijn van Luther. Maar hij was er tegelijk van overtuigd, dat de kerk diepgaand vernieuwd moest worden. Luther had hem daarbij de weg gewezen, niet de religieus ingekapselde Luther van het liberale Lutherdom, maar de man voor wie Christus de Levende, de Presente Heer was, de Gekruisigde en Verrezene, in wie God zijn ware gelaat had onthuld: in deze mens voor anderen openbaarde zich God als God met en voor ons. Maar wel een God die mens en wereld in een omvattend omvormingsproces brengt waarin geloof en gehoorzaamheid gevraagd worden. Deze visie op de kerk kreeg voor hem een bijzondere lading door de machtsovername van de nazi’s en de pogingen om de kerk gelijk te schakelen. In de kerkstrijd die toen ontbrandde tussen nazi-gezinde christenen en anderen, die leidde tot de oprichting van de ‘Belijdende Kerk’, heeft Bonhoeffer consequent gekozen voor een vrije kerk, waar alleen het Woord van Christus mag heersen en vreemde ideologieën geweerd worden. Hij kreeg een uitgelezen kans om hierin een bijzondere rol te vervullen toen hij benoemd werd tot directeur van een seminarie van de ‘Belijdende Kerk’.
Dit seminarie richtte hij in als een communiteit, waar morgenen avondgebed en persoonlijke meditatie de spirituele kern vormden. Hij zag een dergelijke gemeenschap als een kern van toegewijde navolging van Christus die dienstbaar kon zijn aan de vernieuwing van de kerk. Ook hierin stemde hij eigenlijk met Luther overeen. Want deze had weliswaar veel kritiek op de kloosters, maar wilde kloosters die zich hervormden in evangelische zin handhaven, vooral wanneer ze de kerk ondersteunden in het proces van vernieuwing. Het is opvallend dat na de eerste, en vooral na de tweede wereldoorlog er in Duitsland veel evangelische kloosters gesticht zijn en dat men Bonhoeffer daarbij als belangrijke inspiratiebron heeft ervaren. Bij de huidige aandacht voor monastieke spiritualiteit kan men inderdaad veel van Bonhoeffer leren. En vooral zal daarbij centraal moeten staan dat een monastieke gemeenschap er is voor de kerk, en de kerk er is voor de wereld. ‘Kerk voor anderen’’, zo zag Bonhoeffer het in zijn cel. Niet een kerk die uit is op zelfhandhaving, maar die zich geeft aan de ander, in navolging van Jezus, de mens voor anderen. Aan deze Reformatie heeft hij zijn leven gewijd.
Kick Bras is theoloog en publiceert over spiritualiteit, mystiek en meditatie. Als onderzoeker is hij gelieerd aan het Titus Brandmsa Instituut te Nijmegen, een wetenschappelijk onderzoeksinstituut voor de studie van de spiritualiteit in het licht van de joodse en christelijke traditie.
Literatuur
Dietrich Bonhoeffer, Verzet en overgave (afkorting Veo), herziene uitgave derde druk, Utrecht 2014.
Dietrich Bonhoeffer, Navolging (afkorting N), Baarn 2001.
Dietrich Bonhoeffer, Aanzetten voor een ethiek (afgekort E), tweede druk, Zoetermeer 2012.
Dietrich Bonhoeffer, Geborgen en getroost (afgekort G en g), Kampen 2003.
Dietrich Bonhoeffer Werke, Band 13 (afgekort DBW), Gütersloh 2015.