De drempel over met een wijwatersprenkelaar
Intermezzo

In het leven heb ik vooral geleerd dat je nooit moet wachten als je geroepen wordt. Ik werd een paar maanden geleden gebeld door een oudere man uit onze kerk. Hij was ziek en wist dat hij ging sterven. Hij had in overleg met de leden van onze uitvaartgroep alles op papier gezet over zijn laatste afscheid. Alles was geregeld. En toch wilde hij me zien en nog een keer spreken. Ik ben meteen naar hem toegegaan.
Daar zat ik tegenover hem, in een rijtjeshuis in het groene hart van Nederland. Zijn dochter woonde vlakbij en was er ook om koffie te zetten en wat lekkers aan te bieden. Toen kwam het hoge woord eruit. Of beter gezegd de echte vraag: waarom had Maria hem niet nog wat jaren gegund? Hij had een speciale band met Maria, als die andere moeder die over hem waakte. En hij had Maria gevraagd of hij nog wat langer bij zijn kinderen mocht blijven. Zijn vrouw was al een paar jaar dood.
Doopwater
Die genade werd hem niet gegund. Ik vroeg hem of hij teleurgesteld was in Maria, als zijn moeder in het geloof. Hij zweeg. Ik stelde voor te bidden tot Maria en te vragen of zij hem wilde helpen de drempel van leven en dood over te gaan. Maar op zo’n moment is er ook een oud katholiek ritueel dat we de ziekenzegen noemen. Met het licht van de eeuwige, een psalm, de communie als voedsel voor onderweg en de handoplegging. Ik legde mijn hand op zijn hoofd, dankte hem voor alles en vertrouwde hem toe aan God. Zijn dochter deed hetzelfde en toonde daarna haar grote liefde voor vader door nog één keer luid en duidelijk te zeggen: ik hou van je. Toen goot ik doopwater over zijn hoofd als teken dat hij verbonden is met God door alle tekorten heen.
Dat is telkens een bijzonder moment, want de zieke wordt voor het sterven een vrij mens en weet dat de drempel van leven en dood niet met angst en beven tegemoet gezien hoeft te worden.
Cadeau
Na alle emoties nam de oude man het woord en wees op de kast. Hij had een cadeau voor onze kerk, een wijwatersprenkelaar die hij ooit gered had bij de sloop van zijn eigen kerk om de hoek. Hij vroeg zijn dochter op de stoel te klimmen en de oude sprenkelaar, ook wel aspersorium genoemd, onder het stof vandaan te halen. Trots gaf hij me deze bijzondere uitgave van liturgisch vaatwerk, een steel met een bolvorming uiteinde en daarin een spons. Hij vroeg me vervolgens of deze oude sprenkelaar ook gebruikt kon worden bij zijn laatste afscheid, na zijn dood. Want ook dan wordt het doopwater uitgestort, andermaal als teken dat God verbonden is, tot in de eeuwen der eeuwen.
En zo gebeurde op een zaterdagmiddag in het crematorium. Zo ging hij de drempel over van leven naar dood, maar in verbondenheid met de Schepper. En bij iedere volgende dode uit onze gemeenschap is hij aanwezig in deze sprenkelaar. Zo is dood nooit dood en leeft deze oude man voort in onze gemeenschap, de doden en levenden, allen verbonden in het levende water van God.
Leo Fijen is eindverantwoordelijke levensbeschouwing bij KRO-NCRV en directeur bij uitgeverij Adveniat.