Menu

Premium

De heiden in de hoorder

De gelovige wordt van zondag tot zondag Christus verkondigd ‘in wezen zo elementair als aan de heidenen’.

Miskottes Edda en Thora[1] uit 1939 is een klassiek werk dat niet veroudert. Dit profetisch pamflet verscheen juist op tijd, geen moment te vroeg of te laat.[2] Wij op onze beurt lezen het met de ogen van onze tijd, van het Europa op de drempel van de eenentwintigste eeuw. Met de christelijke premier Balkenende, die zich laat gidsen door de Joodse denker Amitai Etzioni, op zoek naar de ziel van het heidense Europa. De ziel van ons werelddeel herbergt op zijn minst drie culturen: de heidense, de Joodse en de christelijke. Met als basis de uitleg van de Schrift zoekt de prediking in de openbare eredienst van week tot week met deze drie de ontmoeting.

Het waagstuk van de prediking

Met het oog op leerhuis en prediking schreef Miskotte op Edda en Thora een onmisbaar vervolg: zijn Bijbels ABC van 1940 en ‘Het waagstuk der prediking’ uit 1941. Volgens Miskotte is de prediking naar reformatorische opvatting een herhaling der missie, gericht tot heidenen[3], bekleedt zij de plaats van de eucharistie in de roomskatholieke traditie[4], is zij profetie[5] en wekt zij verwachting.[6] De prediker behoort geestelijk en theologisch uit Israël te stammen.[7] De drieslag van Edda en Thora, ‘Het waagstuk der prediking’ en het Bijbels ABC voert naar Als de góden zwijgen van 1956, waarin Miskotte het heidendom zich ziet presenteren in het gewaad van het nihilisme. Intussen beleven wij op onze beurt opnieuw de tijd waarin het heidendom zich uitbundig religieus aandient. Daarom is een ‘vertaling’ van Edda en Thora nodig, samen met die van het Bijbels ABC en – niet in de laatste plaats – met die van Het waagstuk der prediking.

We sluiten aan bij de overtuiging van Miskotte dat de gelovige van zondag tot zondag Christus wordt verkondigd in wezen zo elementair als aan de heidenen. Er wordt gepreekt – om te beginnen niet tot christenen, maar tot gedoopte heidenen ofwel gedoopte heidenen. De christen is de ‘eeuwige beginner’[8], die elke zondagochtend weer helemaal van voren af aan moet beginnen. Na zes dagen is de christen weer heiden geworden. H.H. Miskotte schreef over zijn vader, dat deze in het preken ‘om zo te zeggen van heiden weer christen’ werd.[9] Miskotte omschrijft de heiden in de hoorder als degene voor wie de genade op dezelfde wijze vertrouwd kan worden als de regelmaat der natuurverschijnselen.[10]

De prediking in de gemeente heeft dus het karakter van verkondiging op het zendingsveld. Daarmee geven we blijk te geloven in de iustificatio impii. Hier herklinkt voluit het oer-protestantse adagium simul iustus et peccator, zoals dat werd herontdekt door H.F. Kohlbrugge in zijn preek over Romeinen 7:14[11][12][13]: ik ben vleselijk, verkocht onder de zonde. Als heiden van huis uit, als zondaar, asebès, geheel goddeloze, kom ik naar de kerk. Daar wacht mij de vreemde vrijspraak van het Evangelie.

Kerk en heidendom

De afgelopen halve eeuw hebben vele kerken in Nederland een nieuwe relatie met het Joodse volk gezocht. In de kerkorde van de Nederlandse Hervormde Kerk van 1951 werd de omslag verankerd in het te voeren ‘gesprek met Israël’ als vervanging van de eeuwenoude ‘zending onder Joden’. Daarmee werd in de grondwet van de kerk de bijbelse onderscheiding tussen het volk Israël en de andere volken tot uitgangspunt genomen. Israël behoort niet tot de heidenvolken.

Nu is de kerk zelf in de loop der eeuwen nagenoeg geheel uitgegroeid tot een kerk stammend uit die heidenvolken. Dat er in elke generatie Joodse volgelingen van Jezus zijn, werd en wordt door haar nauwelijks (h)erkend. De kerk heeft zich daarmee in een geïsoleerde positie gebracht. Zij heeft zowel de band met het volk Israël als met de Joodse belijders van Jezus bijna geheel doorgesneden. Toen ze vanaf de vierde eeuw in de positie verkeerde minderheden te verdringen en te verdrijven, liet ze helaas niet na, theologische en fysieke macht uit te oefenen over het Joodse volk en de Jodenchristenen.

Vandaag heeft de kerk zich in drievoud rekenschap te geven van haar Europese geschiedenis, telkens vanuit een andere invalshoek. Om te beginnen opnieuw vanuit de vanouds bekende christelijke versie, vervolgens in een verkenning vanuit Joods perspectief en ten slotte moet de kerk haar eigen gangen nagaan in het licht van het heidense Europa.[14] Het resultaat van deze drievoudige bestudering is onthullend. We constateren dat de kerk haar eigen heidense schering en inslag verdrongen heeft, zoals ze ook eeuwenlang de synagoge minder met argumenten dan met geweld zich van het lijf heeft gehouden. De moord op een derde deel van het Joodse volk in het hart van het heiden-christelijke Europa heeft de kerk de ogen geopend voor haar anti-Joodse instelling. De hernieuwde band tussen volk en land in de j loorte van de staat Israël heeft vervolgens de fundamenten onder de kerkelijke ver. „agingstheologie weggeslagen. De kerkorde van de Protestantse Kerk in Nederland opent met de uitspraak dat de kerk in haar uitzien naar het Koninkrijk van God deelt in de aan Israël geschonken verwachting. Met deze belijdenis wil de kerk uitspreken dat zij tot inkeer is gekomen. Zij zoekt nieuw oogcontact met het Joodse volk. Dat doet zij als heiden-christelijke kerk. Wat is’haar eigen aandeel in de uitbarsting van Jodenhaat? Aan welke kant stond en staat zij?

Het gesprek met Israël en de ontmoeting met de heiden zijn twee kanten van dezelfde medaille. En dat heeft alles te maken met het hart van de ecclesiologie. De kerk is immers geroepen uit Israël en de volken. Als lichaam van Christus bestaat zij uit Joden en heidenen. Zij is vrucht van de verzoening in Christus die Jood en heiden in zichzelf tot een nieuwe mens heeft geschapen (Ef. 2:15). Het behoort dus tot het wezen van de kerk dat zij permanent in gesprek is met Israël en dat zij gelijktijdig de ontmoeting zoekt met de heidenvolken.

Kerk tussen Israël en de volken

Een vernieuwing van de Joods-christelijke verhouding hangt zeer nauw samen met een vernieuwing van de christelijk-heidense verhouding, aldus Friedrich-Wilhelm Marquardt.[15] Hij kleurt de ecclesiologie in met de exegese van het woord tussen in de frase Kerk tussen Israël en de volken.[16] Het had zo mooi kunnen zijn, verzucht Marquardt: de kerk als brug tussen Israël en de volken, als ontmoetingsplaats tussen Joden en heidenen. Het Oude Testament laat dé kerk drinken uit Joodse bron en uit haar eigen heidendom neemt de kerk niet-bijbelse traditie over. Heidenen zouden zich dus door christenen begrepen moeten voelen. Het jodendom komt ook wel met heidendom in aanraking, maar het bewaarde steeds een vaste kern, namelijk het doen van de mitswot, het onderhouden van de regels ten leven. Het christendom daarentegen assimileerde aan de omgeving en moest daarom steeds weer zijn identiteit veilig stellen. Maar juist omdat kerken in staat zijn tot assimilatie, hebben zij alle mogelijkheden in zich uit te groeien tot een forum van ontmoeting: met de Joden Joods, met de heidenen heidens.

Dit alles is helaas hypothese, stelt Marquardt met spijt vast. De brug, als ze er al ooit geweest is, blijkt te zijn opgehaald. Naar beide kanten heeft de kerk zich als ‘bemiddelaar’ ongeloofwaardig gemaakt. Het ontbreken van breed verzet tegen Auschwitz is gevolg van de geestelijke en theologische verdringing van het jodendom dat zich naar de kerkelijke drang tot assimilatie nooit had willen voegen. Maar ook het heidendom werd verdrongen, bestreden en bruut uitgeroeid, de góden samen met hun vereerders. Wat is de roeping van de kerk na Auschwitz? Is er nog een roeping?

De kerk, aldus Marquardt, moet bewust haar plaats midden in de wereld van de volken, van de gojim, vinden. Het tussen behoort aan God. De tussenruimte is voor de mens een veel te gevaarlijke plaats om te bezetten. Dat de kerk de ruimte tussen Israël en de gojim waagde in te nemen, was aanmatigende opstand tegen Gods verkiezing, opstand tegen de praedestinatio gemina, de dubbele verkiezing van Israël en de volken. Laat de kerk zich onvoorwaardelijk terugtrekken uit de heilige tussenruimte en daar plaatsnemen waar God haar wilde hebben: niet in de plaats van Israël maar op de plaats van de gojim. Op die gegeven plek zullen haar ogen opengaan voor de gezette dualiteit die de geschiedenis stuwt, de verhouding van Joden en heidenen. Daar zal de kerk haar plaats leren kennen, niet door hoogmoedig zich op te stellen als een ‘derde geslacht’[17] met macht, maar door zich te gedragen als de wilde olijf geënt op de tamme boom die geroepen is te vrezen (Rom. 11:20). Als er nog een kans is voor de kerk in Europa, een ochtendschemering in het avondland, dan is het voor een kerk temidden van de pagane cultuur. En vanaf die plaats zal zij het gesprek met Israël zoeken.

Tegelijkertijd zal deze kerk zich blijven onderscheiden van elke heersende cultuur in haar unieke roeping tussen het heersende heden en het verwachte Koninkrijk. Een haard van onrust is ze. Waarom bent u zo rustig?, hoorde Miskotte de synagoge vragen aan de kerk.[18] Marquardt ziet als roeping voor de kerk: een haard van brandende onrust zijn. Hij denkt aan een radicaal protestantse kerk, semper reformanda, in oecumenisch perspectief, levend uit het sola scriptura, altijd in beweging.

Germaans heidendom

Het bovenstaande is zeker ook van toepassing op de plaats van de kerk in Noord-Europa: onze plaats. Het taboe dat vanwege de nazi-ideologie een halve eeuw op het Germaanse heidendom rustte, breekt ons onheilspellend op. De kerk in Noord-Europa mag haar heidens Edda-verleden en heden niet vergeten. Zij moet zich juist zeer bewust zijn van haar Germaanse oorsprong. Temeer omdat de uitbarsting van antisemitisme in de Nazi-tijd niet zonder directe invloed van de Germaanse mythe plaatsvond.

Het paganisme, een van de snelst groeiende godsdiensten van dit moment, keert terug in Europa. Het christelijke Denemarken aanvaardde in het najaar van 2003 het heidendom als erkende religie. Engeland, Noorwegen, Zweden en Ijsland waren voorgegaan. Ook in Nederland is de heiden terug van weggeweest, getuige een beweging als ‘Nederlands heidendom’, het weer bovengronds verschijnen van vieringen als Walpurgisnacht en Midzomerfeest.

Wat bedoelen we met heidendom? Paganisme is een overkoepelende term voor diverse religies of spirituele bewegingen, waarvan de aanhangers zich geïnspireerd weten door de oorspronkelijke, pre-christelijke tradities van Europa. Jones Prudence en Nigel Pennick noemen drie kenmerken van heidense religies: zij zijn polytheïstisch, zij beschouwen de natuur als een theofanie, een manifestatie van het goddelijke, niet als een ‘gevallen’ schepping, en zij erkennen het vrouwelijke goddelijke principe, de godin, naast of in plaats van het mannelijke principe, de god.[19] W. A. Visser ’t Hooft noemt in een artikel over het Europese neo-paganisme zes kenmerken.[20] Het heidendom, vanuit christelijk standpunt gezien, 1) verschijnt meestal in de vorm van een monisme waarin de relatie tussen de mens en het goddelijke niet die is tussen ‘ik’ en ‘Gij’, maar tussen ‘ik’ en ‘Het’, 2) gelooft dat God zich openbaart op vele wijzen (pluralisme), maar accepteert niet dat enige bijzondere gebeurtenis in de geschiedenis een gezaghebbende en beslissende openbaring van God is, 3) identificeert God en de natuur (naturisme), 4) is een uiting van vitalisme dat de intensivering van het leven stelt boven de transformatie daarvan, 5) eist rehabilitatie en emancipatie van de eros (zonder agapè) die onderdrukt is door de Joods-christelijke traditie, en 6) is een religie zonder een gefundeerde hoop.

Met name het onder 2) genoemde is voor de prediking van fundamenteel belang. Het is de cesuur van de openbaring in de geschiedenis die de tijdloze mythe van binnenuit omvormt en uitholt.[21] Als er één ‘Gebot der Stunde’ is voor de prediking nu, is dat het trouw blijven aan de (heils)geschiedenis. De mythe is vóór-historisch en de mystiek presenteert zich na de geschiedenis, aldus Gershom Scholem.[22] De prediking volhardt bij het mysterie[23] van de geschiedenis, namelijk dat van Israël en de volken, beseffend dat zij zich altijd beweegt tussen enerzijds de mythe en anderzijds de mystiek.

Volksgeloof

De prediking zoekt de ontmoeting en confrontatie met de heiden in de hoorder. Daartoe dient het nodige veldwerk te worden verricht. De heiden is historisch getraind in het ondergronds verzet en weet zo het Evangelie buiten de deur te houden. De heiden in de christen zal bij het beroep van een predikant als eerste op de profielschets vermelden: ‘… een dominee moet dopen, begraven en bidden, maar hij moet met zijn prediking zich niet mengen in wat wij doen of laten moeten, want dat weten wij zelf’.[24]Het is aan de prediker, deze heiden in zijn natuurlijke verschansing op te sporen en uit te nodigen in de lichtkring van het Evangelie te verschijnen. Dat vraagt gerichte studie van de regio waarin de pastorie is gelegen.

Met name valt hier te denken aan het bestaande volksgeloof. Daar vinden we de ‘aanknopingspunten’ die gebleven zijn na de invoering van het christendom. Zo concreet mogelijk zoeken we de heiden in de hoorder, zowel de traditionele als de moderne, veelkleurig en veelvormig als deze is, maar altijd herkenbaar als erfgenaam van het Europese verleden. Waarom doen we dat?, vraagt Miskotte. ‘Het is zeer nodig de heidenen te ontmoeten als heidenen, ze niet eerst rationeel hun góden te ontfutselen; daarmee schept men een vacuüm waarin moeilijk echte geloofsbeslissingen kunnen vallen.’[25]

Edda, Evangelie en Thora

De vragen van het zendingsveld nemen we op afstand meestal scherp waar. We beseffen, dat de zendeling aanknopingspunten moet zoeken in taal, cultuur en godsdienst.[26] Dicht bij huis hebben we daar minder oog voor. Mijn ogen gingen open bij het lezen van de Heliand, het heldendicht uit de negende eeuw waarin het Evangelie wordt vertaald voor de Saksen op een manier dat zij het begrijpen kunnen, aangepast aan hun heidense manier van leven. Hoe ver gaat die aanpassing? Hoe is het christendom bij ons binnengekomen? Voor de Saksen ging het Evangelie gekleed in het gewaad van een epos, geschreven in de Oudsaksische taal.[27] Aan de hand van enkele voorbeelden zien we hoe Christus het Saksische gewaad omslaat:

De auteur geeft het Lot een plaats in het Saksische evangelie. In de Edda zijn zowel mensen als góden onderworpen aan het Lot als hoogste maar onbenoemde Macht. De invoeging van het Lot in het Evangelie maakt het de auteur mogelijk om de hoge rangorde van Christus uit te drukken. Deze is in staat de meest onherroepelijke werking van het Lot, namelijk de dood, te doorbreken.[28]

Bij de doop van Jezus daalt de Geest neer in de gestalte van een duif, die zich vervolgens zet op de schouders van Jezus. De zwarte raven Hugin en Munin, die op de schouders van Wodan zitten en hem verleden en toekomst in het oor fluisteren, zijn vervangen door de duif. Christus is daarmee getekend als de nieuwe Wodan. De onreine raaf is vervangen door de reine duif.

In de Heliand vragen de dicipelen aan Christus niet ‘Leer ons bidden’ maar ‘Leer ons de runen’. Het Onze Vader is de vervanging van het geheim van de runen dat Wodan na negen dagen en nachten ontdekte.[29] Als kenner bij uitstek van de runen wordt Christus de Saksen verkondigd. Het Onze Vader is voortaan de tekst waarin het geheim van de runen wordt meegedeeld. Het gaat om de inwijding in de magische betekenis van de taal, het woord. De inhoud van het gebed ondergaat enige wijzigingen ten behoeve van de Saksen. Zo wordt niet gebeden om dagelijks brood, maar om dagelijkse raad, advies (Rad). Het origineel is hier wellicht onaanvaardbaar geweest voor de adel.

Tegenover de held Christus staan in het epos de ‘boze tegenstanders’, de ‘valse vijanden’, de ‘van haat vervulde Joden’. In het Evangelie zendt Pilatus Romeinse soldaten om de kruisiging uit te voeren, maar in de Heliand zijn het Joodse soldaten die Christus kruisigen. Scherp tegenover elkaar staan de Christus van het licht en de Joden in het duister.

De paradox is, dat uitgerekend in het kleed van de Heliand, geschreven in de volkstaal, zich voor onze ogen en oren het geheim van de incarnatie aandient, het ingaan van God in het concrete menszijn op aarde. God is god onder de góden en mens onder de mensen. In het zoeken van de heiden in de hoorder, komt het anti-heidens getuigenis van de Schrift op het gegeven ogenblik ter sprake: ‘… dat er geen vruchtbare oorspronkelijkheid is dan door de verbintenis met de anti-heidense en boven-joodse oorspronkelijkheid der Schrift.’[30] Het Evangelie blijkt, zoals in het geval van de Heliand, niet los verkrijgbaar. Dat geldt naar twee kanten. Naar de kant van de cultuur waarin het Evangelie binnenkomt, en naar de kant van het Oude Testament waarmee het Evangelie oorspronkelijk en onopgeefbaar in één band gebonden is. De feitelijke volgorde waarin.de gemeente met de Schrift in aanraking komt, is: eerst is er de Edda, vervolgens verschijnt het Evangelie en ten slotte gaat de ruimte van de Thora open.

In de prediking moet de door de heiden herkende Heliand Ans worden teruggezet in de context van de Schrift. Een soort omgekeerde assimilatie. Daarin voltrekt zich de verkondiging van het anti-heidens getuigenis van de Schrift – Oude én Nieuwe Testament – met het oog op het heil der heidenen. De grootste ramp zou zijn een verkondiging die gemene zaak maakt met de heidense vijandschap tegen Israël. Wanneer klinken theologie en prediking vals? ‘Als zij hun norm en gezag ontlenen aan een geïsoleerd Nieuwe Testament, dat weggescheurd is uit de éénheid van de Schrift’, aldus Hasselaar.[31] Een los Evangelie blijkt tamelijk weerloos te staan temidden van de vigerende ideologie.

Het Evangelie wil verstaan zijn vanuit het gegeven verband van heel de Schrift. Christus draagt in de Heliand een Saksisch gewaad. Daarin komt Hij naar ons toe. Wij krijgen thuis bezoek van de hemel. Maar – zo blijkt – altijd via Israël. De Christus der Schriften brengt ons, heidenen, bij Israël, bij de God van Israël. Op dat moment komt het heidense hart in opstand. Het is van nature geneigd God, de God van Israël, en zijn naaste, het Joodse volk, te haten.[32] Die opstandige heiden dient te worden opgezocht in zijn schuilhoeken en gebracht tot een bekering van de góden naar de God van Israël en het verwachten van zijn Zoon uit de hemelen (I Tess. I:9v), tot een wekelijkse bekering onder de prediking van het Evangelie. In de loop van de week glijdt de geroepen christen weer af naar het grondvlak van het heidense bestaan. Vandaar de prediking op de eerste dag van de week: vanuit de bron van de God van Israël.

De Edda en de Heliand ter kerke

In het licht van het bovenstaande pleiten we er voor de Edda, de tekst van ons Noord-Europese vlees en bloed, in onze eigen persoon mee ter kerke te laten komen. Dus expliciet, als geschrift, mee ter kerke te laten gaan. De Völuspd, het gedicht waarmee de Edda opent, is de mythe van begin en einde, van de wording der wereld tot en met de Götterdämmerung. Deze tekst wil opengaan in leerhuis en liturgie en gelegd worden naast de woorden van ‘In den beginne’. Zodat (de oorspronkelijke tekst van) de hoorder onder beslag van het Evangelie wordt gebracht, dagelijks en wekelijks opnieuw.

De confrontatie met het Oude Testament gaat de kerk tot nu toe telkens weer uit de weg, zoals zij ook de ontmoeting met haar heidens verleden en heden nog altijd uit de weg gaat.[33] Het is met name de prediking die stelt voor de keuze van de laatste ure, die de kairos vertolkt. De verkondiging wil profetisch geladen blijven, mag niet terugdeinzen voor de roeping tot exorcisme, gaat de strijd aan met de – concreet te benoemen – machten op grond van de overwinning van Christus op diezelfde machten. Wanneer Miskotte het hart en de kracht van Pinksteren zoekt te raken, weet hij het niet verder te brengen dan: ‘Och, er wordt gepreekt… ’[34] Laten ook wij het daarop houden.

Wellicht ook interessant

Boek Durf moedig te zijn van Mariann Budde
Boek Durf moedig te zijn van Mariann Budde
None

Mariann Budde – Durf moedig te zijn op beslissende momenten

Mariann Budde haalde wereldwijd de media door haar moedige confrontaties met president Trump en zijn beleid. Ze nam een standpunt in en wees openlijk op de tekortkomingen van zijn leiderschap. Budde is bisschop van het Episcopaalse bisdom Washington. Met een diepgaande betrokkenheid bij zowel kerkelijke als maatschappelijke kwesties heeft Budde haar leven gewijd aan het bevorderen van mededogen, gerechtigheid en gelijkheid. Ze is een voorvechter van inclusiviteit en streeft naar en samenleving waarin iedereen, ongeacht achtergrond of overtuiging, zich gewaardeerd voelt.

Prediking
Prediking
Premium

Hij heeft het zelf gezegd!

Preken met Pasen is altijd een uitdaging: niet alle kerkgangers zitten met dezelfde verwachtingen in de kerk. Sommigen hebben moeite met het Paasverhaal omdat ze het ongeloofwaardig vinden. Anderen hebben er juist geen enkele moeite mee. Hoe preek je zodat beide groepen zich aangesproken weten, zonder dat je als prediker in een discussie terecht komt? Door het verhaal zorgvuldig te lezen valt op hoe vreemd, hoe onverwacht en hoe onbegrijpelijk de opstanding Christus was, ook voor zijn volgelingen.

Nieuwe boeken