Menu

None

Kakofonie en meerstemmigheid in gesprekken over kerk-zijn

Theologisch drieluik: wat is de kerk? (reactie)

In deze column reageert Dorottya Nagy op het Theologisch drieluik van Hans Burger over ecclesiologie.

Deel 1: kerk als inhoud
Deel 2: kerk als belichaming
Deel 3: kerk als bemiddelaar

„Het spreken over de kerk mag; nee, moet ervaringen van kakofonie kennen.”

Portret van Dorottya Nagy

Dorottya Nagy

Collega Hans Burger biedt een drieluik aan met reflecties over de kerk door drie stellingen: (1) “de kerk als gemeenschap van Jezus Christus is integraal onderdeel van het goede nieuws;” (2) “de kerk als oord van helende relaties is de belichaming van het goede nieuws;” en (3) “de kerk is de bemiddelaar van het goede nieuws.”

De taal waarin een christenmens over de kerk spreekt, is ook meteen belijdenistaal. Reflecties in de lijn van ‘de kerk als’ of ‘de kerk is’ laten zien hoe iemand over de kerk nadenkt en hoe iemand de kerk tot uitdrukking probeert te brengen. Daarbij is het eerste wat mij opvalt in het drieluik, dat Hans Burger van twee ‘de kerk als’-openingen tot een ‘de kerk is’-stelling komt. Daarmee raakt hij aan – maar meteen vermijdt hij ook – verdere discussie over de sacramentaliteit van de kerk. Een discussie die ook in de Protestantse Kerk in Nederland op verschillende manieren gevoerd wordt; en een die ik hier en nu ook maar benoem en vermijd.

Voor een christenmens zijn de vragen over en antwoorden op de vraag ‘wat is kerk?’ bepalend.

Gelukkig nodigt collega Burger uit om gesprekken uit andere invalshoeken te voeren. Zijn taalgebruik prikkelt en mijn reflecties daarop zullen nieuwe prikkels wekken. Zolang we maar naar elkaar willen blijven luisteren, want voor een christenmens zijn de vragen over en antwoorden op de vraag ‘wat is kerk?’ bepalend. Burger nodigt mij en hopelijk andere lezers uit om met elkaar geloofstaal te (leren) spreken en uit te proberen; te proeven en te beproeven – wetend dat geloofstaal zich ook in levensvormen uit. In die zin wordt niet alleen Gods woord maar ook Gods geïnterpreteerde woord telkens opnieuw vlees; het wordt belichaamd.

Kakofonie en meerstemmigheid in het spreken over de kerk

Theologie – spreken over Godsvragen, dus ook spreken over de kerk – vindt zelden plaats in eentonigheid. Ook het spreken over de kerk is onderdeel van een kakofonie. Maar de kakofonie is nodig om telkens opnieuw tot betekenisvolle taal te komen. Het spreken over de kerk mag; nee, moet ervaringen van kakofonie kennen: de tonen herkennen die pijn doen, die schrijnend zijn, die te hard klinken.

Het zinvolle van de belijdenis moeten we met elkaar blijven uitzoeken en onderzoeken.

Kakofonie mag het verlangen naar stilte voeden. Kakofonie en polyfonie liggen dicht bij elkaar. Toch gaat de ene over éénheid, en de ander over verbroken relaties, gebrekkige stemmen. Zo’n stelling als ‘de kerk is de bemiddelaar van het goede nieuws’ appelleert dan meteen aan de meerstemmigheid in theologisch denken en handelen. Het roept om meer uitleg; meteen roept het nieuwe vragen op:

  • Wat precies is de kerk? Of wie precies is de kerk?
  • Wat betekent bemiddeling? Tussen wie moet er bemiddeld worden? Wie maakt de kerk tot een bemiddelaar?
  • Wat is het goede nieuws?
  • Wat is het verschil tussen gemeenschap en kerk?
  • In hoeverre kan institutionalisering met een pragmatische houding tot een ‘het is nu eenmaal zo’-verhaal worden?
  • Als de kerk in het beeld van Christus’ lichaam wordt geduid, wat betekent dan het spreken over ‘het niet of slecht functioneren’ van de ‘christelijke gemeenschap’?
  • Hoe kunnen de stellingen in het drieluik met elkaar verbonden gelezen worden?
  • Wanneer de kerks identiteit in belichaming en bemiddeling wordt gezien, betekent dat dan dat de kerk in het licht van goed of slecht functioneren gezet moet worden? En is de functie dan om de ‘geloofwaardigheid van het geloof te bewaren’ en-of ‘niet bij te dragen aan secularisatie’?
  • Wat precies betekent de eenheid van de christenen? Over welke functioneringseenheid gaat het dan?
  • ‘Christelijke verdeeldheid’ ziet collega Burger ‘als een van de oorzaken van secularisatie.’ Maar wat is secularisatie? Is het soms de zondebok van de kerk? Duidt secularisatie het proces aan waarbij het geloofsleven net als andere sectoren van het leven geprivatiseerd raakt of in ieder geval steeds meer losgekoppeld wordt van het publieke leven? Wat precies is de rol van de kerk in dat proces?
  • Wat is het verschil tussen verdeeldheid en verscheidenheid die noodzakelijk is voor de gezondheid van het lichaam?
  • En over wie precies gaat het wanneer het over de kerk gaat? Wie doet er mee? Wie doet er toe?

Maar hoe kan een christenmens over de kerk iets zinvols zeggen in het tegelijkertijd van kakofonie en meerstemmigheid, zonder begripsstoornis te veroorzaken door de gebruikte beelden of zonder telkens opnieuw met een lijst vragen te komen? Het zinvolle van de belijdenis moeten we met elkaar blijven uitzoeken en onderzoeken.

Sacramentaliteit van doop en avondmaal

Ook Hans Burgers drieluik zegt veel over de kerk. Op vele manieren, door vele beelden en door vele stellingen reflecteert hij. De kerk als plek, als een oord, als Christus’ lichaam, als belichaming van het goede nieuws, als bemiddelaar. Dat zijn nogal wat beelden waarop de christenmens zou mogen blijven kauwen. De beelden – eenmaal in stellingen gevangen –, vragen om nieuwe gesprekken over God, mens, medemens, de hele schepping.

Waarom wordt in een gesprek over de kerk de sacramentaliteit van de doop en het avondmaal tussen haakjes gezet? Waarom worden doop en avondmaal vooral als rituelen behandeld in een reflectie over de betekenis van de kerk? Wat betekent het dat de heiligheid van doop en avondmaal tussen haakjes belanden? In hoeverre blijft dan de doop het sacrament waardoor een christenmens diens meest wezenlijke plaats in de kerk mag/moet vinden?

Eet het, drinkt het! Deel uit! Neem mijn gebroken lichaam tot je en durf het te delen.

De doop in de geméénschap is bepalend voor de relationaliteit van een christenmens op deze aarde. De doop bepaalt hoe een christenmens in de wereld staat: in volle relationaliteit van de ik-jij-die/zij-wij-jullie-zij grammatica. En het avondmaal: het belang van het gebroken lichaam ter uitdeling! Christus’ lichaam! Christus’ bloed! Doe dit! Eet het, drinkt het! Deel uit! Neem mijn gebroken lichaam tot je en durf het te delen.

De kerk aangeduid door Christus’ lichaam stijgt altijd het gesloten, afgewerkte, perfecte, voltooide lichaam te boven. De kerk als body gebeurt, onstaat, leeft ook door het heilige avondmaal. Lichaam van Christus – gebroken lichaam van Christus, voor u gegeven – lichaam van Christus geconsumeerd, geïnternaliseerd en zo vermenigvuldigd, van vlees tot vlees, van lichaam tot lichaam, van bloed tot bloed. Ook dat bepaalt de relationaliteit van een christenmens door de geméénschap met de wereld.

Grens tussen kerk en wereld!?

In die relationaliteit wordt het steeds moeilijker om een grens te leggen tussen wat binnen en wat buiten de kerk is. Zo’n grenstrekking kan ook onnodig worden zolang er gedoopt wordt, zolang het gebroken lichaam telkens opnieuw gedeeld en uitgedeeld wordt. Denk aan het licht; aan het zout!

De kerk wordt steeds een mysterie; niet een geheime kennis van een gesloten kring maar een ministerie, een dienst, een teken van hoop en leven in deze wereld. De kerk: het leven in geméénschap met de belofte en hoop van ‘God alles in allen!’ Het gebroken lichaam in en voor de gebroken wereld. Wat is kerk? Kom en zie! Waar zie je kerk?

Dorottya Nagy is hoogleraar Theologie en migratie aan de Protestantse Theologische Universiteit.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken