De kunst om af te stemmen op het verborgene
Het leiderschap van koningin Ester
In het bijbelboek Ester staat hoe koningin Ester in een penibele situatie de leiding in handen neemt. Het verhaal wordt getekend door een diepe spiritualiteit. Ester begint met een periode van inkeer: ze gaat vasten. Ze observeert. De tijd is haar bondgenoot; ze durft te vertragen, waardoor het kwaad uiteindelijk aan zichzelf ten onder gaat.
Woorden uit een andere wereld zijn vaak al vervlogen voordat ze tot de onze worden toegelaten. Kregen ze eigenlijk wel een kans om de kloof te overbruggen? Of hield hun strekking zich schuil in de plooien van de tekst, onbereikbaar voor ons westerse begrip? Het boek van koningin Ester is zo’n verhaal waarin een andere, vreemde, wereld zich lijkt te verbergen. Haar naam betekent letterlijk ‘Ik die verborgen ben’. Dat heeft betrekking op God. Zijn naam komt in haar verhaal niet voor, althans niet in de Hebreeuwse versie, of het moet zijn dat Hij zich verbergt in Esters optreden. Wat beweegt God om zich in dit verhaal te verbergen? Was de ballingschap in die jaren zo donker dat zijn Naam verduisterde? Of wilde Hij niet met de wraak en het geweld van deze vertelling gemoeid zijn en trok Hij zich daarom terug in de verborgenheid van een naam?
Wending in het noodlot
Het verhaal over het leiderschap van koningin Ester brengt ons terug naar het Perzische rijk in de vijfde eeuw voor Christus. Ester, een mooi weesmeisje uit de stam Benjamin, wordt uitverkoren om met koning Ahasverus te trouwen. Samen met haar oom Mordechai verijdelt zij een bloedbad tegen het Joodse volk beraamd door Haman, de eerste minister van de koning. Haman kan echter niet wachten tot hij Mordechai heeft omgebracht en richt al eerder een galg voor hem op. Tijdens twee maaltijden, waarvoor Ester de koning en Haman uitnodigt, ontmaskert zij zijn opzet om haar volk uit te roeien. De koning ontsteekt in toorn en Haman wordt gehangen aan de paal die hij voor Mordechai heeft opgericht. Ester richt zich nogmaals tot de koning en er wordt een decreet uitgevaardigd dat het Joodse volk het recht geeft zich tegen zijn uitroeiing te verdedigen. Op de dag die gepland was voor het bloedbad slaan zij in op hun vijanden en barst een groot feest los. Tijdens het Joodse Poerimfeest – Poerim betekent ‘lot’ – wordt deze wending in het noodlot nog altijd gevierd.
Reddende kracht
Gemeten naar christelijke opvattingen bevindt Esters optreden zich aan de grenzen van de wraak. Desondanks wordt het verhaal van haar leiderschap getekend door een diepe spiritualiteit die leert hoe het is om op het scherpst van de snede te leven. Geen visionaire spiritualiteit, niet de zoete vervulling van een meisjesdroom, geen deus ex machina die de regie overneemt, maar een verhaal over hoe door slimme en geduldige opzet bikkelharde machtsmechanismes worden opengebroken en recht wordt gedaan aan een volk wiens voortbestaan in het geding is.
Het Joodse volk wordt in dit boek de Hebreeën genoemd. Ofschoon de etymologie niet helemaal duidelijk is, draagt deze naam het werkwoord ABAR in zich, hetgeen betekent ‘passeren’, ‘oversteken’. Hebreeërs trekken over grenzen heen. Breed opgevat kun je zeggen dat zij in het grensgebied tussen deze en die andere werkelijkheid leven en de kunst verstaan om de reddende kracht vanuit die andere werkelijkheid – of dat Gods handelen is, komen we in dit verhaal niet aan de weet – te benutten. Ester doet recht aan deze beschrijving. Het lukt haar een schijnbaar verloren situatie ten goede te keren en een doorgang naar een betere tijd te bewerkstelligen.
Ester is slim en geduldig
De dynamiek van kwaad en vernietiging die het Joodse volk bedreigt, wordt in het boek Ester gepersonifieerd in de figuur van Haman. Zijn naam betekent ‘lawaai’, ‘geschreeuw’. Met een nietsontziende woede wil hij afrekenen met het Joodse volk en vooral met Mordechai, die in de paleispoort zit, overgangsgebied bij uitstek. Zoals zo vaak begint ook deze woede met een banaliteit: Mordechai wil niet buigen wanneer Haman hem passeert. Deze ongehoorzaamheid lokt bij Haman een buitenproportionele reactie uit. Ook dat is een bekend fenomeen in de psychologie. Wat iemand van zichzelf niet onder ogen wil zien, in deze situatie bijvoorbeeld dat een eerste minister ook maar een gewoon mens is, wordt uitgeschakeld door die bedreigende ander te elimineren.
Dit ‘lawaai’ van Hamans optreden staat in schril contrast met de stille verborgenheid die Ester in haar naam draagt. In en door haar optreden groeit de redding van haar volk. Wat gebeurt er met deze koningin? Waar haalt zij het lef vandaan om te handelen op het scherpst van de snede? Welk verschil maakt zij in haar strijd tegen Haman?
Drie engelen
God slaapt niet als er onrecht geschiedt maar Ester doet dat in eerste instantie wel. Mordechai moet haar (laten) vertellen dat zij haar positie niet voor zichzelf bekleedt maar voor haar volk. Deze boodschap breekt Esters afgezonderde bestaan aan het hof open, zorgt dat zij in beweging komt en haar leven in de waagschaal stelt. ‘Kom ik om, dan kom ik om!’, zo laat zij haar oom weten. Ester gaat in haar interventies echter niet roekeloos te werk.
Reageren op het kwaad vraagt om een goede voorbereiding. Door te gaan vasten kiest Ester niet voor een tegenreactie van lawaai maar voor een proces van inkeer. Zij weigert zich mee te laten nemen in welke roes dan ook. Wanneer meer dan tweeduizend jaar later het geweld tegen het Joodse volk in Europa opnieuw hoogtij viert, weigert ook haar naamgenote, Etty Hillesum, zich mee te laten slepen in dit kwaad en schrijft ze in haar dagboek: ‘Ik zie geen andere weg, dat ieder van ons inkeert in zichzelf en in zichzelf uitroeit en vernietigt al datgene, waarvoor hij meent anderen te moeten vernietigen. En laten we er van doordrongen zijn dat ieder atoompje haat dat wij aan de wereld toevoegen haar onherbergzamer maakt dan ze al is.’ (De nagelaten geschriften van Etty Hillesum 1941-1943, p. 560.)
Haal kracht uit die andere werkelijkheid
Hoe onzeker en huiverig Ester in haar leiderschap ook is (zeker wanneer Mordechai haar wijst op haar verantwoordelijkheid), door zich niet uit te leveren aan een reactie van tegenoverdracht maar zich in te keren creëert zij een vaste focus in een beangstigende situatie. Deze onafhankelijkheid van geest helpt haar om niemand, zelfs Haman niet, te demoniseren. Zij observeert zijn persoon zonder weg te kijken en verstaat de kunst om te wachten tot zijn zwakke plekken zichtbaar worden.
Met een welhaast tergende precisie wacht Ester haar kansen af. Zij kent de protocollen van het koninkrijk en trotseert die pas wanneer de tijd daar rijp voor is. Haar blik wordt niet bepaald door de onverbiddelijke machtsverhoudingen aan het hof. Ester vertrouwt op de aanwijzingen en de doorgang die haar vanuit de andere kant worden aangereikt, en met succes. In de Talmoed staat hoe drie engelen haar te hulp schieten wanneer zij ongevraagd voor de koning verschijnt. De eerste richtte haar hals op. Dit hielp haar om in haar kracht te staan. De tweede engel maakte haar aantrekkelijk voor de koning en de derde greep Ahasverus’ gouden scepter, zodat Ester werd aangeraakt en zijn troon kon naderen om de koning en Haman uit te nodigen voor een maaltijd.
Ester wist dat de omgang met andermans haat niet alleen om een goede focus vraagt maar ook een juiste timing nodig heeft – of liever kairos: een onderbreking van de tijd –, hoe zenuwslopend een situatie ook is.
Door bij het eerste tafelgesprek niet het achterste van haar tong te laten zien maar de koning en Haman nog een keer uit te nodigen, laat zij de spanning rond haar bedoelingen oplopen. Hoe onbegrijpelijk deze manoeuvre ook is, achteraf gezien blijkt het een meesterlijke zet. De wending van het lot begint in de tussenliggende nacht, als de koning de slaap niet kan vatten en luistert naar een kroniek waarin Mordechai wordt geroemd.
Ze kiest voor inkeer, niet voor lawaai
In spiritueel opzicht is deze onderbreking van de tijd een meesterlijk voorbeeld van de kunst om processen te versnellen door zelf te vertragen en zo het kwaad aan zichzelf ten onder te laten gaan. Ester durfde te wachten totdat het complot over de ‘top’ was gegaan en perspectieven veranderden. Het verborgene – dat zich op het hoogtepunt van het kwaad openbaarde – bood pas een uitweg toen alle hoop vervlogen leek.
Ester kon de spanning weliswaar goed hanteren maar het maakte haar niet vergevingsgezinder. Integendeel, haar optreden laat zien hoe de omgang met het kwaad geen concessies duldt. Zij stopt pas met haar interventies als Haman en zijn zonen worden gehangen en definitief de grond onder hun voeten verliezen. Het kwaad moet met wortel en tak worden uitgeroeid, zo leert zij, want wie in Hamans optreden zijn persoon van zijn handelen meent te kunnen onderscheiden, onderschat hoe diep het venijn in zijn grimmige opzet wortelt. Een wet van Meden en Perzen valt niet te veranderen, maar door Esters ingrijpen kwam er ruimte voor een alternatief. Het decreet om de Hebreeërs te vernietigen kon niet ongedaan worden gemaakt maar de machtsongelijkheid tussen de volken werd wel doorbroken. De Joden kregen de mogelijkheid om zich te verdedigen en niemand durfde nog zijn vingers te branden aan de opgedragen moordpartij. Wie greep hier in? Was dit een speling van het ‘lot’? Of was het God die zich verborgen hield in het optreden van koningin Ester?
Door het stof
Het beeld van Ester als een vrouw die haar passiviteit doorbreekt en opkomt voor haar volk, kende in de afgelopen eeuwen een grote zeggingskracht, ook op momenten dat er geen bevrijding meer mogelijk was. ‘Kom, wij gaan voor ons volk’, zijn de laatste (aan ons bekende) woorden van de Joods-Duitse karmelietes Edith Stein. In haar besloten kloosterleven identificeerde zij zich met de smeekbeden van Ester. Een jaar voordat Edith via Westerbork weggevoerd zou worden naar Auschwitz, schreef zij een theaterstuk over een nachtelijk tweegesprek tussen de priorin van het klooster – ook wel moeder genoemd – en koningin Ester die naar de aarde was teruggekeerd om voor haar volk te smeken:
Moeder:
‘En vandaag heeft een andere Haman hem [het volk] in bittere haat de ondergang gezworen.
Wel, is het daarom dat Ester terugkeert?’
Ester:
‘U zegt het – Ja, ik trek door de wereld, om voor de daklozen een herberg af te smeken voor het steeds maar verdreven en vertrapte volk dat toch niet sterven kan’
Edith Stein Gesamtausgabe 20, p. 241. Eigen vertaling.
Dit beeld van koningin Ester als smekeling correspondeert met de paradoxale en neergaande beweging die Ester in het verhaal maakt: van koningin tot smekeling. Draagt zij aan het begin haar waardigheid nog hoog als zij ongevraagd voor de koning verschijnt (in de Talmoed helpt een engel haar daarbij), aan het eind van het boek smeekt zij voor het ‘aangezicht’ van zijn voeten, althans zo staat het in de grondtekst. Ester staat dus niet langer rechtop maar werpt zich aan de voeten van de koning. Dit is niet de majesteit die je van een koningin verwacht, maar tekent wel hoe diep Ester zich met haar volk identificeert en voor hen door het stof gaat.
Als we deze traditie mogen geloven, zwerft Ester nog altijd rond voor haar volk, dat geen uitweg weet, en smeekt zij voor hen om een veilige herberg.
Wraak sijpelt weg
Poerimfeest
Het poerimfeest is een carnavalesk voorproefje op hoe eens een andere werkelijkheid aan de macht zal zijn. De ‘oren van Haman’ worden als koekjes geserveerd en in de synagoge roffelen plastic hamertjes wanneer zijn naam klinkt. Er wordt kaart gespeeld en veel gedronken. De Talmoed geeft een spirituele aanwijzing over wanneer de feestvierders zullen ophouden met drinken. Dat is wanneer zij het verschil niet meer weten tussen ‘Vervloekt zij Haman’ en ‘Gezegend zij Mordechai’. In het vieren van de overwinning op het kwaad komt er een moment dat vloeken en zegenen samenvallen. Onze wraak sijpelt weg wanneer wij ons daaraan kunnen overgeven. Zou dit de laatste doorgang zijn die koningin Ester ons leert op weg naar een betere wereld?
Esther van de Vate o.carm. promoveerde in 2019 op een proefschrift met de titel: In Godt. Een fraseologisch onderzoek naar de orativiteit van Maria Petyt. Momenteel werkt zij als geestelijk verzorger in de ouderenzorg.
Literatuur
Henk Abma, Esther: verklaring van een bijbelgedeelte, Kok, Kampen, z.j.
Th. J. M. Naastepad, Hoog Spel. Uitleg van de boeken Ruth en Ester, Ten Have, Baarn, 2003.
F. Weinreb, Ik die verborgen ben, De Ster, Tilburg, 1997.