De Sabbat: van ratrace naar meer dan genoeg

In een wereld die alsmaar meer van mensen vraagt, herinnert de Sabbat aan het geheim van ‘meer dan genoeg’. Bernd Hirschfeldt belicht hoe deze rustdag ons kan bevrijden uit de eindeloze ratrace naar méér. De Sabbat zou uitgerekend vandaag weleens een geschenk uit de hemel kunnen zijn.
De Tsjechische econoom Tomáš Sedláček houdt in zijn bestseller ‘De economie van goed en kwaad’ (2017) een pleidooi voor de sabbat. Hij pleit voor het bewust inbouwen van tussenpauzes in de eindeloze zoektocht naar ‘meer en beter’. Sedláček ziet de Sabbat als de zijnspauze bij uitstek. Niet alleen om uit te rusten van het werk en je op te laden voor een nieuwe week, maar ook omdat we als mens meer zijn dan een radertje in het economische geheel.
De mens: meer dan een lastdier
De beroemde Joodse rabbijn en theoloog Abraham Heschel die een heel boek over de Sabbat schreef, zou het met hem eens zijn geweest. De mens is volgens hem niet geboren om alleen maar een lastdier te zijn. De Sabbat is het moment waarop de mens meer wordt dan dat; waarop zijn werk geheiligd wordt, een moment van dankbaarheid en vreugde. Sedláček verwoordt het zo:
“Zonder sabbat zullen we nooit van het manna dat uit de hemel kwam vallen genieten; we laten het meteen in het economische systeem circuleren, opdat we nog meer manna verkrijgen.”
Economie is de voortdurende jacht naar méér, het leven van ‘rupsjes-nooit-genoeg’, rennend in een race zonder eindstreep. Volgens Sedláček kan alleen een wekelijkse Sabbat die cirkel doorbreken.

Op de zevende dag schiep God de rust
‘Shabbat’ is afkomstig van het Hebreeuwse werkwoord ‘shavat’, dat zowel ‘ophouden’ als ‘rusten’ betekent. Daarbij gaat het niet om zomaar wat luieren in een ligstoel, maar vooral om ophouden: een daadwerkelijke knip zetten in het dagelijks leven. De christelijke zondagsrust is daar vaak een wat verwaterde versie van. We zien er niet altijd de zin van in en ervaren het soms als een zwaar en beperkend gebod. Maar in de Joodse traditie ligt dat anders.
Waarom beëindigde God het scheppen niet aan het einde van de zesde dag – het werk was toen toch immers al gedaan? Die vraag was ooit onderwerp van een rabbijnse discussie. Hun conclusie was dat God op de zevende dag nog iets extra’s schiep, namelijk de menucha: de rust. Het woord menucha is het voltooide deelwoord van het werkwoord nuach: rusten. Dit woord ‘nuach’ hangt op zijn beurt weer samen met ‘nachat’, dat niet alleen rust betekent, maar ook: genoegen en tevredenheid.
Rusten als noodzakelijk gebod in de Bijbel
Rusten is dus meer dan ophouden met werken. Het is een op zichzelf staande, geschapen kwaliteit die waardevol is: rusten en contempleren in dankbaarheid. Het woord ‘menucha’ komt ook voor in de beroemde Psalm 23, ‘De Heer is mijn herder’.
- Hij leidt mij naar stille wateren (Psalm 23,2) – ‘mei menachot ‘– letterlijk: rustende wateren
- Mij ontbreekt niets (Psalm 23,1)
Het is deze rust waar het op de Sabbat om gaat. Niet slechts om het uitrusten van de werkweek, maar – zoals Sedláček het beschrijft: ‘God rustte niet omdat Hij moe was van al dat werk, maar omdat Hij zich na gedane arbeid over het werk kon verheugen.’
Het is opmerkelijk dat een econoom een Bijbels principe propageert en wil introduceren in ons dagelijks leven. Sedláček legt dat als volgt uit: ‘Er is in onze maatschappij immers niets anders dat ons nog tot rust kan dwingen.’ Dat woord ‘dwingen’ gebruikt hij bewust, om aan te geven dat wij daadwerkelijk geboden nodig hebben.

Misjna Sabbat: verbod op verkeer tussen binnen en buiten
In het Jodendom bestaan maar liefst 39 categorieën verboden handelingen (melachot) voor de Sabbat. Voor ons moderne mensen lijken deze regels misschien wat veel en weinig zinvol. Maar laten we eens kijken naar het allereerste gebod uit de Mishna Sabbat, het klassieke wetboek over de sabbatsrust: het verbod om zaken van binnen naar buiten te dragen, en omgekeerd.
Op het eerste gezicht lijkt dat een onbegrijpelijk gebod. De Middeleeuwse Tosafot noemt het als een minder belangrijk verbod, en in ultra-orthodoxe kringen wordt het omzeild door het spannen van een draad, de zogenaamde eroev. Binnen dit omheinde gebied mogen wel zaken van binnen naar buiten worden gedragen. (Misschien kent u dit fenomeen wel uit Netflix-series over de ultra-orthodoxe gemeenschappen in New York.)
Maar zo onzinnig is dit verbod niet, wanneer we dit meer in zijn algemeenheid zien. Het gaat immers om een verbod op verkeer tussen binnen en buiten, tussen private en publieke ruimte.

Onderscheid tussen publiek en privaat volgens Hannah Arendt
Dat onderscheid is heilzaam, meent ook filosofe Hannah Arendt. Zij maakt onderscheid tussen de publieke en de privésfeer, en vindt dat die geregeld gescheiden moeten blijven. In haar boek Vita Activa (The Human Condition) beschrijft ze het belang van die twee sferen: de publieke ruimte én de privésfeer, waarin ‘de kunst bestaat om gelukkig te zijn tussen de vier eigen muren’. Die kunst ziet Arendt als een tegengif tegen het razen van de wereld. We moeten ons kunnen terugtrekken in een eigen wereld, weg van de Kafkaëske maatschappij die gepaard gaat met ontmenselijking. Daar, in die besloten ruimte, verbinden we ons met onze naasten. Liefde ontstaat volgens Arendt dan ook niet in de maatschappij, maar alleen op het persoonlijke, individuele vlak tussen mensen. Als we ons niet geregeld terugtrekken in een eigen kleine wereld met onze naasten, lopen we misschien wel het allerbelangrijkste mis: de liefde zelf.
De Sabbat: begin en doel van de schepping
Het verbod op verkeer tussen ‘binnen’ en ‘buiten’ — tussen de privéwereld en de buitenwereld — wordt in dat licht begrijpelijker. We hebben die scheiding nodig om een knip te maken, een breuk met de dagelijkse werkelijkheid. Alleen zo kunnen we even in onze ‘kleine wereld’ vertoeven, genietend van wat ons gegeven is, in dankbaarheid en in verbondenheid met onze naasten — zoals men op de Sabbat doet.
Als we ons niet geregeld terugtrekken in een eigen kleine wereld met onze naasten, lopen we misschien wel het belangrijkste mis: de liefde zelf
Niet voor niets bevatten de regels over de Sabbat niet alleen verboden, maar ook geboden die de vreugde eerder verhogen, zoals het aansteken van kaarsen, het samen nuttigen van maar liefst drie uitgebreide maaltijden, vergezeld van wijn of ‘kostelijke dranken’, en niet één maar twee broden (challa’s) die symbool staan voor Gods voorzienigheid.

Het zal ons immers aan niets ontbreken. Het leven wordt zo in vol bewustzijn beleefd, de rijkdom ervan in dankbaarheid aanvaard. We ervaren de diepte van het moment, de kracht van samenzijn, een glimp van het heilige die in het alledaagse vaak verdwijnt. Niet voor niets zei de Middeleeuwse filosoof en dichter Juda Halevi dat de armste Jood op de Sabbat meer vrijheid kent dan de rijkste koning. Wat wij op de Sabbat ontvangen, is een rijkdom die haar gelijke niet kent.
De Sabbat is de ervaring even in de tuin van Eden te vertoeven — een dag waarop we simpelweg mogen leven en genieten
Daarom zegt het Lecha Dodi-gebed, dat bij aanvang van de Sabbat gereciteerd wordt: “De Sabbat is als laatste geschapen, en als eerste bedoeld.” De Sabbatsrust werd weliswaar pas op de zevende dag geschapen, maar zij vormt in wezen het begin en doel van de schepping. Ze is hetgeen de Schepping in uitmondt, op gericht is. De Sabbat is de ervaring even in de tuin van Eden te vertoeven — een dag waarop we simpelweg mogen leven, waarop we niet meer hoeven dan te genieten, in samenzijn, in de volheid van het menselijk bestaan. Een dag waarop het ons aan niets zal ontbreken.
Over de auteur
Bernd Hirschfeldt is filosoof en theoloog. Hij is predikant van de Nederlandse Protestantse Kerk van Luxemburg en werkt als ziekenhuispastor bij het AZ Sint-Lucas in Brugge.