Die-kan-wat
Het was opa’s idee. Hij belde en vroeg: ‘Aaf, heb je zin om vanavond naar de kerststal in de grote kerk te gaan? Er zijn echte schapen en een ezel, en er zingt een koor.’
‘Het is toch geen kerkdienst?’ had Aaf gevraagd, die kerkdiensten nogal lang vond duren. Opa was dominee geweest. Aaf vond zijn preken saai, maar opa zelf niet.
En nu stonden ze in de grote kerk. Er was een kribbe waar het licht op scheen, een kindje Jezus, een levensgrote Jozef en Maria en de drie wijzen. Opa had niet gefantaseerd: er was een echte ezel en twee schapen die op het stro stonden te blaten.
Het koor zong prachtig gloria. Met een hele lange ooooooo. Het duurde bijna net zo lang als een preek. ‘Waarom zingen ze eigenlijk gloria?’ vroeg Aaf. ‘Is dat omdat Jezus jarig is?’
‘Ha, nu kan ik je eindelijk wat uitleggen’, zei opa opgewekt. ‘Gloria is een Latijns woord. Dat is weer een vertaling van een Grieks woord, en dat is weer een vertaling van een Hebreeuws woord. Het is een woord dat door duizenden jaren heen heeft gereisd. En door alle landen waar ze de bijbel lazen.
“God is glorie” betekent: God is iemand die wat kan. Om het sjiek te zeggen: God heeft een reputatie. Maar je kunt het ook van mensen zeggen.’
Toen Aaf voor de kribbe stond, keek ze het kindje aan. Ze stak haar duim tegen hem op en zei: ‘Lang zal je leven in de gloria.’ En even leek het alsof het Kind naar haar lachte.
Beeld: Rianne te Winkel
Tekst: Bara van Pelt