Een antiek ideaal
Geen Jood of Griek, geen slaaf of vrij, geen man en vrouw
Middenin Paulus’ boze brief over besnijdenis staat ineens een zin die voor veel lezers van nu prachtig klinkt: ‘Er is geen Jood of Griek, geen slaaf of vrij, geen man en vrouw, want jullie zijn één in Christus Jezus’ (eigen vertaling). Alle mensen zijn gelijk, wat je etniciteit, sociale status of gender ook mag zijn, zo wordt dit vers vaak gelezen. Maar is dit wel een waarschijnlijke betekenis voor een tekst uit de eerste eeuw? Hoe klonk dit vers in Paulus’ tijd en wat zegt het over zijn boodschap, vooral als het gaat om mannen en vrouwen?
Wie in Christus is gedoopt heeft Christus aangetrokken. Er is geen Jood of Griek, geen slaaf of vrij, geen man en vrouw, want jullie zijn één in Christus Jezus. Als jullie van Christus zijn, zijn jullie zaad van Abraham en erfgenamen overeenkomstig de belofte.(Galaten 3,27-29)
Hoewel dit vers vaak gezien wordt als een verwoording van de kern van Paulus’ boodschap, past het wat vreemd in de context van de brief. In Galaten gaat duidelijk over Jood en Griek, maar niet over het verschil tussen slaven en vrije mensen. Vrouwen komen in deze brief als groep ook niet ter sprake; de brief richt zich op de vraag wat niet-Joodse mannen met hun voorhuid moeten doen, maar wat dit eventueel betekent voor niet-Joodse vrouwen en hun verhouding tot de Joodse wet wordt niet besproken. Toch staan hier ineens deze drie paren bij elkaar, in een formule die lijkt op wat Paulus in 1 Korintiërs 12,13 schrijft: ‘Want in één geest zijn wij allemaal tot één lichaam gedoopt, of we Joden zijn of Grieken, slaven of vrije mensen, en hebben allemaal één geest te drinken gekregen’. Omdat in beide teksten een vergelijkbare formulering wordt gebruikt die beide keren wordt verbonden met de doop, lijkt het erop dat Paulus hier een bestaande om zijn punt over tekst citeert die gebruikt de positie van nietwerd bij het dopen, waarin Joden ‘in Christus’ te de eenheid van alle gelovigen wordt bevestigd. In Galaten gebruikt Paulus dan een bekende slogan die zijn publiek al eerder had gehoord, om zijn punt over de positie van niet-Joden ‘in Christus’ te onderstrepen.
Paulus gebruikt zijn bekende slogan om zijn punt over de positie van niet-Joden ‘in Christus’ te onderstrepen
Als het hier inderdaad gaat om een tekst die gebruikt werd bij het dopen, dateert hij dus van vóór deze brief en wordt het lastig iets te zeggen over de oorsprong ervan. Wat we wel kunnen doen om een idee te krijgen hoe deze woorden in de eerste eeuw zouden hebben geklonken, is kijken hoe anderen in Paulus’ tijd schrijven over de paren die hij hier noemt. Dan ontstaat een interessant beeld. Als in de eerste eeuw gesproken wordt over het belang van verschillen in de samenleving en binnen de familie, dan kan dat gedaan worden aan de hand van dergelijke paren. De juiste hiërarchische verhouding tussen echtgenoten, meesters en vaders aan de ene kant, en echtgenotes, slaven en de kinderen aan de andere, zorgde voor stabiliteit in het gezin en de samenleving als geheel. Zowel Joden als Grieken kenden verschillende versies van een dankgebed, waarin bijvoorbeeld dank werd uitgesproken dat je geboren was als een mens en niet als een dier, als een man niet als een vrouw, als een Griek en niet als een barbaar, of als vrij een mens, niet als een slaaf. De ene helft van het paar vormde de superieure, de andere helft de onderliggende partij.
Tegelijk zien we dat de paren die Paulus in deze uitspraak bij elkaar brengt ook alle drie een rol speelden in voorstellingen over een ideale wereld, juist zonder een dergelijke hiërarchie. Terwijl families in de gewone samenleving de plaats waren waar wettig nageslacht werd geproduceerd en bezit kon worden doorgegeven, is het typisch voor beschrijvingen van utopische samenleving in de Oudheid, al vanaf Plato’s Republiek, dat mensen daar niet leven in familieverband. Soms gaan dergelijke voorstellingen over een ideale eindtijd in de toekomst. In de Sibillijnse Orakels, een boek met verschillende Joodse en christelijke lagen uit de eerste en tweede eeuw, wordt gezegd dat de aarde in de eindtijd van iedereen zal zijn, zonder muren of hekken, zonder rijk of arm, zonder tiran of slaaf, zonder huwelijk en zonder dood (Sibillijnse Orakels 2. 319-329).
De afwezigheid van hiërarchische relaties was ook kenmerkend voor groeperingen die gezien werden als levend naar een hoger sociaal ideaal. Volgens de Joodse schrijvers Philo van Alexandrië en Flavius Josephus leefden de Essenen in een dergelijke ideale gemeenschap. Deze groep bestond volgens hen uitsluitend uit mannen, die niet trouwden en geen slaven hadden, zodat de leden met elkaar op gelijke voet stonden. Door de afwezigheid van echtgenotes en slaven – beiden gezien als een bron van sociale spanning en onrust – konden de Essenen alle bezit met elkaar delen en in grote harmonie samenleven.
Wanneer Paulus eenheid ‘in Christus’ beschrijft als ‘geen Jood of Griek, geen slaaf of vrij, geen man en vrouw’, dan klonk dat naar een dergelijke ideale gemeenschap, waar zowel Joden als Grieken zich een voorstelling van konden maken. Niet zozeer een samenleving waar iedereen gelijkwaardig is, wat je sociale positie ook mag zijn, zoals wij dat graag zien. Het antieke ideaal gaat ervan uit dat harmonie en eenheid floreren als er daadwerkelijk maar weinig verschillen zijn, en bezit en lust, de twee grootste sociale stoorzenders, geen bron van onrust meer zijn. Als we dit vers dus niet kunnen lezen als een verklaring van menselijke gelijkheid, wat betekent dat voor onze interpretatie van Paulus? In het vervolg van dit artikel richt ik me op het derde paar, omdat over Paulus’ boodschap over gender nog steeds veel te doen is.
Geen ‘man en vrouw’
Vooral het derde paar, ‘man en vrouw’, krijgt grote nadruk in de moderne interpretatie van dit vers als een verklaring van gelijkheid. Sommigen zien Paulus bijna als een feminist, die zijn tijd ver vooruit was door mannen en vrouwen als gelijkwaardig te zien. Maar een dergelijke interpretatie roept direct spanning op met sommige van Paulus’ andere uitspraken over vrouwen en over mannen. We hebben al vastgesteld dat de brief aan de Galaten een brief is waarin mannelijke anatomie centraal staat. De kwestie van besnijdenis betreft uitsluitend mannelijke niet-Joden, al zullen hun vrouwelijke familieleden er vast ook een mening over hebben gehad. Zij komen niet alleen niet ter sprake, ze verdwijnen ook volkomen in Paulus’ bijzondere terminologie. Hij noemt zijn eigen boodschap ‘het goede nieuws voor de voorhuid’ (Galaten 2,7). Meestal wordt de Griekse term ‘voorhuid’ vertaald als ‘heidenen’ of ‘onbesneden’, wat meer gender-neutraal klinkt. Maar dat verhult dat Paulus hier taal-vernieuwend bezig is, als de enige Griekse auteur die dit ongewone, nogal mannelijke woord gebruikt om een groep mensen – naar we aannemen zowel mannen als vrouwen – aan te duiden. Dat Paulus zijn boodschap samenvat met zo’n androcentrische term is niet bijzonder voor zijn tijd, maar maakt hem niet meteen een feminist avant la lettre.
Spanning is er ook met de beruchte zwijgtekst:
Hier is bepaald geen sprake van gelijkheid, maar nadrukkelijk van ondergeschiktheid. Veel commentatoren beschouwen deze tekst als een latere toevoeging, maar ook wanneer we deze passage buiten beschouwing laten – al is wat mij betreft de wens hier de vader van de exegese – dan is er de uitleg over man en vrouw in 1 Korintiërs 11. Hoewel Paulus’ precieze instructies over de haardracht of hoofdbedekking van vrouwen lastig te volgen zijn, is het duidelijk dat ze voortkomen uit het verschil tussen mannen en vrouwen, en dat ze dit verschil ook zichtbaar tot uitdrukking moeten brengen. De man moet zijn hoofd niet bedekken, omdat hij ‘het beeld en de eer van God is’. De vrouw daarentegen is ‘de eer van de man’ (1 Korintiërs 11,7). Paulus onderbouwt deze hiërarchie met een verwijzing naar de schepping:
De man is primair en de vrouw secundair, en niet andersom. Dat betekent niet dat vrouwen overbodig zijn:
In Gods schepping en in de voortplanting hebben man en vrouw dus beiden een rol, zij het een door Paulus duidelijk verschillend gewaardeerde. En wie die rol doorbreekt en aan genderbending doet brengt schande over zichzelf en zijn of haar omgeving.
Ook het paar ‘man en vrouw’ in Galaten 3,28 heeft te maken met de schepping en daarmee in mijn visie meer met voortplanting dan gendergelijkheid. Hoewel het in sommige vertalingen niet naar voren komt, wijkt het derde paar af van de eerste twee. Daar wordt ‘er is geen …, of (Grieks: oude) …’ gebruikt, maar bij het derde paar staat er ‘er is geen … en (Grieks: kai) …’.
De NBV kiest ervoor niet met enkelvoud maar met meervoud te vertalen en maakt ervan ‘Er zijn geen Joden of Grieken meer, slaven of vrijen, mannen of vrouwen’, zodat het kenmerkende van het derde paar verdwijnt. Wat zo onzichtbaar wordt is dat we hier waarschijnlijk te maken hebben met een citaat. In Genesis 1 staat over de schepping van de mens ‘man en vrouw schiep Hij hen’ (Genesis 1,27), woorden die in het Grieks precies zo kunnen klinken als Paulus ze hier gebruikt. Ook anderen citeerden dit vers in Paulus’ tijd en hadden het als ze dit deden, steeds over huwelijk en voortplanting. De Joodse filosoof Philo van Alexandrië zegt bijvoorbeeld dat de mensheid in tweeën is verdeeld, in man en vrouw. Dit zijn twee ongelijke delen als het gaat om kracht, maar ze zijn gelijk in de zin dat ze samen de creatie van een derde mens mogelijk te maken, die lijkt op henzelf. Want, zo citeert Philo, ‘God schiep de mens, naar het beeld van God schiep hij hem, man en vrouw schiep hij hen’ (Quis Rerum Divinarum Heres Sit 164). Dit citaat laat zien dat dit vers over de schepping in Genesis in verband werd gebracht met voorplanting, wat niet zo gek is omdat het direct gevolgd wordt door de instructie ‘wees vruchtbaar en wordt talrijk’ (Genesis 1,28). Tegelijk zien we hier dat gelijkheid, een term die Philo twee keer gebruikt in verband met de verdeling in man en vrouw, toen iets heel anders kon betekenen dan bij ons.
Als dit vers uit Genesis wordt begrepen als een tekst over huwelijk en voortplanting, wat betekent dan ‘geen man en vrouw’; wat wordt hier ontkend?
We hebben al gezien dat men zich in de Oudheid een ideale samenleving voorstelde als een gemeenschap zonder families, zonder huwelijk. Ook in Joodse en christelijke eindtijdverwachtingen komt dat voor, zoals in de Sibillijnse Orakels, eerder geciteerd, waarin dit wordt opgesomd als ‘geen huwelijk, geen dood’. De Evangeliën leggen Jezus ook dergelijke verwachtingen in de mond. In een discussie met Sadduceeën, die geen opstanding van de doden kennen, zegt Jezus:
Ook hier dus geen huwelijk en geen dood, twee zaken die met elkaar verbonden zijn. Dat ook de doopformule uit Galaten een dergelijk ideaal voorstaat, waarin het niet meer nodig is te trouwen, komt niet alleen overeen met de instructies die Paulus over het huwelijk geeft, maar ook met interpretaties van dit vers en Paulus’ boodschap in de eerste eeuwen. In 1 Korintiërs geeft Paulus het voor zijn tijd ongebruikelijke advies aan zowel mannen als vrouwen om zich niet te laten afleiden door een partner en bij voorkeur niet te trouwen (1 Korintiërs 7,32-35). Net als Jezus in de passage volgens Lucas, plaatst Paulus het huwelijk bij de zaken van deze wereld, die snel voorbij zal gaan (1 Korintiërs 7,29-31). Kinderen komen niet voor in Paulus’ overwegingen over al dan niet trouwen, terwijl zij in het algemeen juist dé reden waren voor het belang van het huwelijk.
Dat dit een visie is die mogelijk sociale onrust wekt, gezien de waarde die aan huwelijk en familie werd gehecht, was voor Paulus minder relevant, omdat hij een nieuwe schepping verwachtte. In de periode na hem selt dit wel een rol, en gaat de traditie verschillende kanten op. Daarin beroepen zowel de stromingen die familie en huwelijk van groot belang vinden, zoals de Pastorale brieven, als de meer ascetische stromingen die het huwelijk afwijzen, zich op Paulus en diens autoriteit. In de Handelingen van Thecla, bijvoorbeeld, draait het plot om een vrouw die onder invloed van Paulus weigert te trouwen met haar verloofde, ondanks de sociale druk die op haar wordt uitgeoefend door haar moeder en anderen. Haar houding leidt tot oproer en brengt haar eigen leven in gevaar. Deze ascetische stromingen beriepen zich op de autoriteit en de boodschap van Paulus en soms ook specifiek op Galaten 3,28, als een tekst die verwijst naar celibaat, het belang van kuisheid en het vermogen ook van vrouwen om een hoge mate van spirituele perfectie te bereiken.
Hoe mooi wij Galaten 3,28 ook mogen vinden, weinig in Paulus’ brieven of in de vroege interpretaties van dit vers dat wijst erop dat het gaat over de gelijkwaardigheid van alle mensen, ondanks hun maatschappelijke verschillen. Waarschijnlijker is dat deze slogan een beeld opriep van een andere, komende wereld, waarin werkelijke harmonie mogelijk was doordat mensen er niet meer opgedeeld zouden zijn in verschillende volken, en in families van slaven en vrijen, en mannen en vrouwen. ‘In Christus’ was deze nieuwe wereld al een beetje werkelijkheid, en naar Paulus’ verwachting zou de hele schepping binnen afzienbare tijd vernieuwd worden volgens dit ideaal.
Karin Neutel is onderzoeker aan de Universiteit van Oslo en richt zich op de brieven van Paulus en hun receptie in de hedendaagse cultuur.
Literatuur
• Karin Neutel, A Cosmopolitan Ideal: Paul’s Declaration ‘Neither Jew nor Greek, Neither Slave Nor Free, Nor Male and Female’ in the Context of First-Century Thought (London: Bloomsbury, 2015).
• Pauline Hogan, “No Longer Male and Female”: Interpreting Galatians 3:28 in Early Christianity (London: Bloomsbury, 2008).