Kerken en gemeenten worden, relatief gezien, steeds ouder. We kunnen moeilijk kijken bij die constatering, maar ook proberen de zegeningen en mogelijkheden te ontdekken. ‘De ouder wordende gemeenschap durft in de spiegel te kijken en is bereid om ‘ja’ te zeggen tegen het ouder wordende gelaat.’
Een diaconale blik op ouderen en de kerk
Dit artikel is een gratis introductie op het nummer van Ouderlingenblad (2022, nr. 10). Onderaan het artikel vind je de andere bijdragen uit het nummer. Ben je benieuwd naar andere nummers van Ouderlingenblad? Bekijk dan alle artikelen.
Als we een diaconale blik richten op ‘ouderen en kerk’, zien we niet alleen kerstattenties, bezoekwerk of incidentele financiële en praktische steun. We hopen ook op waardigheid en erkenning. We denken na over ouder worden in deze tijd. We verwachten eerlijkheid, ontmoeting, wederkerigheid. De oudere hoort immers niet bij ‘de anderen’ en is ook geen doelgroep – we zijn het zelf. Wat betekent het om een ouder wordende kerk te zijn?
Het wonderlijke ouder worden
Wederkerigheid, dat wil zeggen: de erkenning dat er tussen gever en ontvanger geen wezenlijk verschil zit – omdat de rollen ook omgedraaid kunnen worden, en omdat wij állen leven van wat ons gegeven is – is een diaconaal grondwoord. Het is van toepassing op het denken en spreken over ouderen en ouder worden. Dat is geen nieuw inzicht. Reeds in 1958 stelde de handreiking Bejaardenwerk van de (toenmalige) Algemene Diaconale Raad van de Nederlandse Hervormde Kerk de zaken aldus voor:
‘Laat ons dienstbetoon en bijstand geven, zoals wij in dezelfde omstandigheden dienstbetoon en bijstand zouden willen ontvangen. Wij hopen immers allemaal tot de groep der bejaarden te gaan behoren’.
Dat is een waar woord, want ouder worden we allemaal. Als je eenmaal geboren bent, gaat het vanzelf.
Toch is het niet vanzelfsprekend, dat is het wonderlijke. Wie een pasgeboren kind in handen houdt, voelt de kwetsbaarheid van het prille leven. Die kwetsbaarheid verdwijnt niet bij het opgroeien. Het lichaam wordt sterker en steviger, maar de levensweg blijft een tocht vol risico’s. Wie iemand verloren heeft, weet dat heel goed. Wie ziek is ook. Kwetsbaarheid kan pijnlijk zijn.
Toch maakt het ons tot wie we zijn. In alle schoonheid, ‘als een bloem op het veld’ (Ps. 103:15). Sommige risico’s zijn gelukkig aanzienlijk kleiner geworden. Zo was er eeuwenlang, ook in ons deel van de wereld, een hoge kindersterfte. In sommige delen van Nederland overleed in de negentiende eeuw één op de drie zuigelingen in het eerste levensjaar. Nu is dat vier op de duizend. Gezinnen werden kleiner. Door medische kennis, behandelmogelijkheden en preventie zijn veel levensbedreigende kwalen chronisch van aard geworden, ook op latere leeftijd. Aandacht voor voldoende beweging en een gezonde levensstijl werpt zijn vruchten af. Door dit alles (er zijn meer factoren) is de gemiddelde levensverwachting sterk gestegen.
We worden niet alleen ouder, we worden ook ouder ouder. Onderzoekers noemen dit de ‘dubbele vergrijzing’ van de bevolking. Op zichzelf is dat een wonderlijke, dankbaar stemmende ontwikkeling. Althans, zolang we dankbaar zijn voor ieder leven, en erkennen dat dat leven kwetsbaar is, en blijft: van de wieg tot het graf. Ouderdom komt weliswaar met gebreken, maar die doen niet af aan het wonder dat je bestaat. Uiteraard komt eens het einde in zicht. Ook dat kan goed zijn.
Soms steekt kwetsbaarheid te vroeg, te scherp een spaak in het wiel. Maar dat komt nooit in mindering op de waarde en waardigheid van zowel de pasgeborene, als de 90-jarige.
Leeftijd
Vergrijzing stemt dankbaar, zolang we erkennen dat een mens altijd méér is dan een economische factor en dus ook niet aan waarde inboet als het arbeidsproces ten einde komt, of nog niet begonnen is. Als je er zo naar kijkt, wordt iemands leeftijd een interessante eigenschap – naast vele andere. Leeftijd brengt levenservaring, is een bron van verhalen (hoe ouder, hoe meer) en zorgt voor herkenning onder leeftijdsgenoten. Maar niet meer dan dat. Het maakt je niet beter of slechter, meer of minder dan wie dan ook. Het gaat er immers niet om hoe oud je bent, maar om wíe je bent.
En dát je er bent. Zolang je er bent. Niet alleen als individu, maar ook en vooral in relatie tot anderen om je heen. In relatie tot de natuur en de wereld, de tijd en de context die we allen delen, en jezelf. Als deel van de gemeenschap, lokaal en landelijk; en tenslotte, voor wie dat geluk kent: als deel van de kerkelijke gemeente. En dat alles voor het aangezicht van God.
Ouderen in de kerk
Het is een wat omtrekkende beweging, maar zo’n korte bezinning op ouder worden en vergrijzing is onmisbaar als we nadenken over ouderen in de kerk. Dat is hoogst actueel en hard nodig. Want bovenop de dubbele vergrijzing kent de kerk een ‘driedubbele’ vergrijzing. Kinderen, jongeren en midden-generaties zijn nadrukkelijk in de minderheid, in ledenbak en eredienst. Veel meer nog dan in de samenstelling van de bevolking naar leeftijd. Dat komt zeker niet omdat ze niet welkom zijn, integendeel.
Voor weinig zaken en mensen hebben de kerken zich zo ingespannen als voor de binding met jongeren. Al sinds de laatste decennia van de vorige eeuw en tot op heden. Nu is het niet zo dat die inspanningen allemaal voor niets waren, of zijn – iedere ontmoeting, ieder gesprek en iedere jeugddienst is waardevol. Het is belangrijk om goed te luisteren naar jongeren, maar dat geldt voor iedereen die we ontmoeten.
De realiteit is echter ongewijzigd: veel kerkelijke gemeenten en parochies bestaan, relatief gezien, alleen maar uit meer, ouder wordende, oudere mensen. Voor de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) geldt bijvoorbeeld dat al sinds 2014, landelijk gezien, de meeste leden tussen de 65 en 70 jaar zijn. Inmiddels ligt dat vermoedelijk zo’n vijf jaar hoger. Uiteraard zijn er in dat opzicht lokaal grote verschillen tussen kerkelijke gemeenten. Er zijn groeien krimpregio’s, de kerk kent verschillende modaliteiten met ieder hun eigen leeftijdsopbouw, lokale contexten en culturen verschillen sterk, ook in de kerk. Maar de trend is evident: de kerk wordt kleiner en ouder.
Veranderende cultuur
Dat is niemands schuld. Zeker niet die van de ouderen. De kerk krimpt omdat het aantal overlijdens en uitschrijvingen groter is dan het aantal nieuwe inschrijvingen. Het aantal uitschrijvingen per jaar is groter dan het aantal overlijdens. Uitschrijving vindt vooral plaats door leden in jongere leeftijdsgroepen. Daardoor stijgt het aandeel ouderen – die vaker lid blijven – vanzelf. Kerkelijke vergrijzing is een spiegel van een veranderende cultuur.
Verschillende generaties verhouden zich op verschillende manieren tot elkaar, tot anderen, tot zichzelf, en ook tot de kerk. Onderzoekers spreken daarom van een ‘generatie-effect’, als het gaat om de vergrijzende leeftijdsopbouw van de kerk. ‘Kerkbetrokken’ generaties maken plaats voor minder op de kerk gerichte generaties. Als dat ietwat abstract klinkt, denk dan aan de drie meest recente generaties in uw eigen familie, dus bijvoorbeeld ‘grootouder-kind-kleinkind’, en omschrijf ieders verhouding tot de kerk. Het zal in veel gevallen aansluiten bij het hier geschetste beeld.
De grotere, traditionele kerken, in heel West-Europa, hebben een organisatiemodel en kennen manieren van doen die nu eenmaal niet zo aansluiten bij de voorkeuren, gewoonten en verlangens van jongere generaties. Het is tot op heden uiterst moeilijk gebleken, zo niet onmogelijk, om dat te veranderen. Maar dat hoeft misschien ook niet. Misschien vinden zij immers eigen wegen. God gaat zeker een weg met hen. Tegelijkertijd hebben en behouden de traditionele kerken en ouder wordende lokale gemeenschappen alle reden om dankbaar en in verwondering hun weg te vervolgen. Niet omdat zij, in zichzelf, alles zo goed op orde hebben. Maar eenvoudigweg omdat zij bestaan, en als zodanig getuigen van het kwetsbare lichaam. Van ons, mensen. Maar ook: dat van Christus. Want dat ís de gemeente. Iedere gemeente.
Diaconaal kerk-zijn
Als leeftijd, in dat opzicht, een factor is van ondergeschikt belang – en dat is het – dan is iedere samenkomst en ontmoeting in en vanuit kerkelijke kring in beginsel iets heel moois en goeds. Mensen komen samen, ontmoeten elkaar en danken God.
Voor ouderen is dat in ieder geval heilzaam. Uit onderzoek blijkt dat ouderen die deel uitmaken van een goed functionerend netwerk aanzienlijk minder risico lopen op gevoelens van eenzaamheid en een leven in sociaal isolement. Als in dat netwerk bovendien levensvragen en grote woorden niet worden geschuwd, en je erop kunt rekenen dat in ieder geval je naam en adres bij meerdere personen bekend zijn, levert het een aantoonbare bijdrage aan het welbevinden. Je zou iedere oudere – en eigenlijk: iedereen – zo’n netwerk en zo’n (kerkelijke) gemeenschap toewensen.
Maar is dat dan ook het doel van kerk-zijn? Nee, nog niet helemaal. Uitgerekend het diaconaat van de kerk zet de deur altijd op een kier. Als het te gezellig wordt, te zeer ‘ons-kent-ons’, mag het gerust flink gaan tochten.
Want de realiteit is dat lang niet iedereen zich gekend weet of kan rekenen op aanspraak en steun in moeilijkheden. Niet in de nabije omgeving van de kerkgemeenschap en het kerkgebouw, en zeker niet verder weg. Er is dus werk aan de winkel. Van ontmoetingsruimte tot telefooncirkel, en van collectedoelen tot open maaltijd. Aan tafel! Maar al dat werk kan alleen gedaan worden, of in ieder geval béter gedaan worden, als de ouder wordende gemeenschap in de spiegel durft te kijken.
En bereid is om ‘ja’ te zeggen tegen het ouder wordende gelaat. Inzicht in de eigen (on) mogelijkheden is een onmisbare stap in het ontdekken van de diaconale roeping. Dat iedere kerkelijke gemeenschap die roeping heeft, hoe jong of oud ook, is onmiskenbaar. Dat is de belofte en de opdracht van het evangelie. Dat alleen al is reden tot grote en blijvende vreugde, zo lang het duren mag.
Hans de Waal is predikant in de protestantse gemeente te Krommenie, N-H. In 2021 promoveerde hij op het proefschrift Diaconaat en ouderen. Over de diaconale roeping van de kerk in de context van vergrijzing (Utrecht, uitg. Eburon, ISBN 9789463013871)
Lees meer uit dit nummer van Ouderlingenblad
Hans de Waal