Een helder zicht op de weg
11e zondag van de zomer (Zacharia 8:4-8.20-23, Psalm 34:12-23 en Marcus 8:22-26)
Hoe krijgen we in deze roerige tijden een helder beeld van de situatie waarin wij verkeren, of van de richting die we op dienen te gaan? We worden overvoerd met zoveel theorieën, meningen, raadgevingen en opdrachten, dat het moeilijk wordt in dat oerbos van data nog een begaanbaar pad te zien. Dat is niet alleen iets van onze tijd. Ook in de lezingen van vandaag vinden we dat terug, maar ze geven gelukkig ook zicht op de goede weg.
In 539 v.Chr. veroveren de Perzen Babylon. Hun koning, Cyrus, maakt terugkeer van de Judese ballingen mogelijk. Maar bij hun thuiskomst is, ondanks de vreugde om de toekomstige herbouw van de tempel en nieuw leiderschap, toch niet alles meteen koek en ei. Veel bezit is ingenomen door vreemden en er zijn veel gemengde huwelijken gesloten, die weer moeten worden ontbonden (Ezra 10).
Nieuw uitzicht
In die nieuwe sociale en theologische context krijgt Zacharia zijn visioenen. Zijn naam betekent: ‘de Eeuwige gedenkt’ (Hebr.: zacharjah). Het bijbelboek dat zijn naam draagt, bestaat uit twee delen. Het eerste deel (hst. 1-8), het oudste, bevat acht profetieën met als belangrijkste thema’s de herbouw van de tempel en de hoop dat de Eeuwige gerechtigheid zal doen en zijn volk op de goede weg zal leiden. Zacharia’s boodschap is duidelijk: als alle hoop verloren lijkt, ‘geschiedt de woord-daad (Hebr.: dabhar) van de Eeuwige’ (8:1) en toont opnieuw de weg naar gerechtigheid en sjalom.
In de lezing van vandaag spreekt de Eeuwige vijf heilsbeloften uit, als bemoediging aan het begin van deze nieuwe weg. Het fragment is van een ontroerende schoonheid. Na de uitzichtloosheid van een leven in ballingschap en het verdriet om het verlies van het thuisland, opent zich het perspectief van een nieuwe gemeenschap. Een nieuwe weg, belicht door het woord en de sturing van de Eeuwige.
Het goede als licht
De meeste psalmen hebben een structuur. Door er een fragment uit te nemen, wordt die doorbroken. Zo ook bij Psalm 34. De kern ervan zijn de verzen 9-15. Die beginnen met de aandacht te vestigen op de goedheid van de Eeuwige, en eindigen met de oproep – die ook voor ons geldt – om als antwoord daarop het goede te doen, het kwaad te vermijden en sjalom, goede verstandhoudingen, te zoeken. De psalm getuigt van een persoonlijke ervaring van gered te zijn door de goedheid van de Eeuwige, die in vers 1 wordt teruggevoerd op David.
Maar algemeen wordt aangenomen dat de psalm is gecomponeerd tijdens de ballingschap of daarna, als danklied of wijsheidspsalm. De psalmist houdt ons voor dat de rechtvaardigen altijd mogen vertrouwen op de goedheid van de Eeuwige. Zelfs als zij tot het uiterste beproefd worden, hoeven ze toch nooit te wanhopen: de Eeuwige zal hen steeds weer helpen en bevrijden (34:20). De goedheid van de Eeuwige is licht op de donkere wegen van het leven.
Helder zicht
Ook in de evangelielezing gaat het over helder zien. Het Griekse werkwoord blepoo, ‘zien’, komt er vijfmaal in voor (Marcus 8:23.24[2x].25[2x]). En juist in verband met dat zien is de context belangrijk. Want het gaat om meer dan de genezing van alleen een blinde man. Het is een les voor ons allemaal. Voordat Jezus met zijn leerlingen aankomt in Betsaïda, ten osten van het meer, heeft Hij twee keer een grote menigte gevoed met enkele broden en een paar vissen. Tijdens de overtocht klagen de leerlingen onder elkaar dat er geen brood aan boord is. Jezus herinnert hen dan streng aan wat zij pas hebben meegemaakt en vraagt hun of zij er iets van hebben begrepen. Zij hebben ogen, maar zien niet (8:18). Om hun ogen te openen zijn andere ontmoetingen nodig, zoals gebeurde in Betsaïda, woonplaats van Petrus, Filippus en Andreas (Johannes 1:44).
De roep van Jezus’ komst is Hem al vooruitgegaan. Er wordt een blinde man bij Hem gebracht. De eerste poging hem te genezen met speeksel op de oogleden mislukt. De man ziet wel wat, maar in vertekende beelden. Pas als Jezus zijn handen op zijn ogen legt ziet hij alles helder. Waarom lukte het niet de eerste keer? Of waarom legde Jezus hem niet meteen zijn handen op? En waarom mag de man niet terug naar het dorp? Genezen met speeksel was een bekende methode van rondtrekkende genezers en magiërs, zoals er veel waren in Jezus’ tijd. Hun ‘therapie’ had soms wel enig effect, maar hielp niet afdoende, zoals bij de blinde man. Jezus’ aanraking doet dat wel.
Gaat het hier alleen over lijfelijk zien?
Ook in Jezus’ tijd was het leven niet eenvoudig en waren mensen onderhevig aan allerlei invloeden. Met wie verklaarde je je solidair in een land dat bezet was door een vreemde mogendheid? Waar Judeeërs en Samaritanen niet altijd door één deur konden? Waar vele armen waren tegenover enkele rijken? Waarvoor kies je, vaar je op blind kompas of komt er een sprankje licht onder invloed van deze of gene? Het verhaal van de genezing leert ons dat alleen Jezus’ aanraking het heldere zicht geeft op de te volgen weg, geplaveid met dat grootste gebod van liefde tot de Eeuwige en de medemens. Een weg om te gáán.
Hoe actueel voor onze tijd, waarin we aan alle kanten bestookt worden met meningen van influencers, die speeksel op onze oogleden smeren. Zij vertroebelen het zicht. We ontvangen vertekende beelden en raken de weg kwijt, of we zoeken zekerheid in onze eigen veilige cocon, het dorp van de blinde man. Jezus’ aanraking stuurt ons juist op pad. Om zijn weg te gaan, zijn woord te doen en om te zien naar de medemens met amor en caritas, als de grootste bronnen voor helder zicht.
Deze exegese is opgesteld door José Vos.