Een rechte rug
Column
In mijn studententijd bezocht ik met een groep het klooster. Het werd een indringende ervaring. Al die diensten, die vrouwen die hun leven aan God en aan gebed gaven. Ik kon daar toen helemaal niets mee. Het wekte voornamelijk irritatie. Wat déden die nonnen daar eigenlijk? Konden ze niet beter hun handen uit de mouwen steken in de maatschappij? Dan leverde hun leven tenminste nog iets op. Tijdens de afwas zei een invoelende zuster tegen me: ‘Stel je vragen maar.’ Terwijl ik woest met de theedoek in de weer was, hadden we een gesprek. Ze luisterde. Ging er niet tegenin. Verdedigde zich niet. Een eerste opening ontstond. Jaren later verbleef ik een paar dagen in een klooster omdat ik hard moest studeren. Ik was alleen en bezocht alle getijdengebeden om maar vooral even mensen te zien. Eerst was het vervreemdend. Andere gebruiken, telkens weer die lofprijzing met al dat gebuig. Maar op de tweede dag merkte ik dat mijn protestantse ruggengraat wat soepeler werd. Kom, zei ik op de derde dag tegen mezelf, ik probeer het gewoon, dat buigen. Er is niemand die het ziet behalve die monniken, maar die doen het zelf ook. En wat schetste mijn verbazing – ik vond het heerlijk! Meegaan in de beweging die al eeuwen door de broeders hier gemaakt werd. Mezelf letterlijk klein maken tegenover die ons totaal en compleet overstijgende grootheid die God is. Ik genoot er gewoon van. En nu wil mijn lijf niets anders meer. Wanneer ik in een klooster ben en de lofprijzing van God hoor, buig ik. Zo diep mogelijk.
Marga Haas is theoloog en redactielid van Open Deur (www.margahaas.nl).