Menu

Basis

Een stem in de woestijn

bijbel

1e na Epifanie (Jesaja 40:1-11 en Lucas 3:15-16.21-22)

Met het dubbele ‘Troost, troost’ (Hebr.: nachamoe, nachamoe) begint de Jesajalezing van de viering van de doop van de Heer in de Jordaan. Het gedeelte vanaf 40:3 dat begint met: ‘Een stem die roept’ (Hebr.: qol qoree’). Het wordt door de evangelist Lucas geciteerd even vóór de doop van Jezus in de Jordaan (Lucas 3:4b-6). Maar de evangelielezing in deze viering begint daar niet mee. Want dat zou dubbelop zijn.

Wel is het van belang om te weten dat de woestijn de locus iste is. Zowel van de profetenlezing als van de evangelielezing. God heeft zich ‘in de woestijn’ (Gr.: en tei erèmooi) tot Johannes gericht (Lucas 3:2). En de stem die roept: ‘Maak de weg van de Heer gereed’ (3:4) klinkt ‘in de woestijn’ (Gr.: en tei erèmooi), net als in Jesaja 40:3. Een kanttekening: in de Masoretentekst is ‘in de woestijn’ de plek om de weg van de Heer te bereiden. Niet de plek waar een stem roept, zoals in de Septuaginta.

Een doopsel van bekering

De ‘doop van de ommekeer’ (Gr.: baptisma metanoias) die Johannes gaat verkondigen nadat God zich in de woestijn tot hem heeft gericht (Lucas 3:3), dient gezien te worden in het licht van het begaanbaar maken van de weg in de woestijn. Deze doop staat in het teken van de komst van de Heer. De aanwezigheid van Johannes in de omgeving van de Jordaan, alles wat hij daar doet, is gericht op verwachting van de komst van de Heer. Ook de ommekeer waartoe hij oproept is daarop gericht en de aanwezigheid van de mensen die massaal uitlopen om zich door hem te laten dopen.

Onze evangelielezing steekt in op het punt dat gebeurt waar de profetenlezing op zinspeelde. Aanvankelijk vraagt de menigte zich nog af of Johannes misschien de Messias is (3:15). Maar Johannes wijst naar Hem die komt en die meer vermag dan hij. En als heel het volk en ook Jezus zich laten dopen, ‘gebeurt’ (Gr.: egeneto – 3:21) het. De hemel wordt geopend en de heilige Geest daalt op Jezus neer in de gedaante van een duif. Het is alsof de ommekeer van de mensen door af te dalen in het doopwater en daaruit op te klimmen de weg begaanbaar heeft gemaakt voor Jezus om, net als heel het volk heeft gedaan, in het doopwater af te dalen en daaruit op te klimmen.

Een stem uit de hemel

Het moment van de herkenning van Jezus – en niet Johannes – als de Messias gebeurt als ‘een stem uit de hemel geschiedt’ (Gr.: foonèn ex ouranou genesthai – 3:22). Het signaalwoord ‘geschiedt’ geeft aan dat mensengeschiedenis en Gods geschiedenis in een beslissend moment samenvallen. De stem in de woestijn bij Jesaja krijgt hier bij Lucas haar contrapunt in de stem uit de hemel. Waar de verwachting van mensen en de goddelijke openbaring blijken overeen te stemmen, daar raken arde en hemel elkaar.

De figuur van de Messias

De Heer die in de profetie van Jesaja wordt verwacht en wiens weg moet worden bereid, wordt in het Evangelie de Messias (Gr.: christos, ‘gezalfde’) genoemd (Lucas 3:16). De messiaanse trekken van die figuur die in het Evangelie in Jezus worden herkend, komen niet uit de lucht vallen. Ze zijn af te leiden uit de wijze waarop de profeet Jesaja over de omkering spreekt. In de woestijn zullen de hoogten worden verlaagd en de dalen verhoogd (40:4).

‘Priesters’ (Gr.: hiereis) moeten Jeruzalem haar omkering verkondigen, dat haar ‘vernedering’ (Gr.: tapeinoosis) zal zijn voldaan (40:2 – LXX). Zij dient zich te verheffen als ‘vreugdebode’ (Gr.: euangelidzomenos): ‘Beklim een hoge berg, vreugdebode Sion! Verhef je stem met kracht, vreugdebode Jeruzalem’ (40:9). Deze oproep tot Jeruzalem is een vreugdeboodschap, een ‘evangelie’, dat de straf van de vernedering is omgekeerd in het loon van de verheffing! De dubbele troost die God roept tot zijn volk (40:1) is de verkondiging dat haar dubbele straf is voldaan (40:2).

Mozes en David

Het ‘toeroepen’ (Hebr.: qara’) door de priesters tot het hart van Jeruzalem dat haar schuld is voldaan, is in de Septuaginta met hetzelfde Griekse werkwoord parakaleoo vertaald als het dubbele ‘troosten’ (Hebr.: nacham) dat God roept tot zijn volk (40:1-2). Maar ook het ‘zorgzaam leiden’ (Hebr.: nahal) van de zogenden is met ditzelfde werkwoord vertaald (40:11). Zoveel verschillende betekenissen van één en hetzelfde woord suggereren een verband. Het is alsof de Godsspraak van troost, aangezegd door de priesters aan Jeruzalem, zichtbaar wordt in de komst van de figuur die als een herder zijn kudde weidt, de lammeren bijeenbrengt en de zogenden zorgzaam leidt.

Op welke messiaanse figuur wordt hier gehint? Dat kunnen er twee zijn. Het Griekse werkwoord parakaleoo verwijst naar Mozes. Die wordt van achter de woestijn waar hij de schapen weidde (Exodus 2:1) door God weggeroepen om het volk uit Egypte de woestijn in te leiden. Dat God hierin de leiding heeft, daarover zingt Mozes in zijn lied: ‘Gij leidde in uw vriendschap (NBV: liefdevol) deze gemeente, en hebt die verlost, door uw kracht voortgeleid (Gr.: parekalesas) naar de weide van uw heiligdom!’ (Exodus 15:13 – NB).

Het messiaanse beeld van het leiden van de zogenden verwijst naar David die door God werd gekozen en meegenomen uit schaapskooien; ‘van achter (zogende) ooien (…) om te weiden Jakob, zijn gemeente, en Israël, zijn erfdeel. Hij werd hun herder in de volmaaktheid van zijn hart, heeft hen geleid met behoedzame handen’ (Psalm 78:70-72 – NB). De stem uit de hemel in Lucas 3:21 lijkt met de aanduiding ‘geliefde’ voor de Zoon eveneens te verwijzen naar de messiaanse figuur van de zorgzame, liefdevolle herder naar het voorbeeld van David. Van wie de naam in het Hebreeuws uit dezelfde drie letters bestaat als het Hebreeuwse woord dod, ‘geliefde’.

Deze exegese is opgesteld door Henk Schoon.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken