Menu

Premium

Elisa en ‘deze Sunamitische’

Bij 2 Koningen 4,8-37

Na het verhaal over de arme weduwe en haar zonen die Elisa van de hongerdood redt, volgt er een over een vrouw die het tegengestelde van deze weduwe is: zij is welgesteld, heeft een man en geen kinderen. Zij wordt als enige vrouw in de bijbel gadol, groot, genoemd. Bij dit Hebreeuwse woord horen verschillende connotaties: groot in sterkte en intensiteit van lichamelijke kracht, liefde, vreugde, rouw of pijn; groot door rijkdom of macht; groot (hoog) in aanzien.

Zij leeft in een huis, waar veel mensen voorbijkomen, want Sjoenem ligt langs een route die van het Overjordaanse in het oosten via Megiddo, een kruispunt van wegen in de vlakte van Jizreël, naar de vlakte van Sjaron in het zuidwesten en verder naar Egypte leidt. Elisa wandelt er geregeld langs (2 Kon. 4,8).

Een muur: horizontaal of verticaal?

Deze vrouw is groot in haar gastvrijheid, maar bij hem moet zij erop áándringen dat hij binnenkomt om brood te eten. Blijkbaar bevalt het hem zo goed dat hij vaker overblijft en de vrouw laat een kir aliya, ‘een muur’ (enkelvoud) ‘omhoog’ of ‘boven’, bouwen, ook omdat zij in hem een ‘man Gods, een heilige’ herkent. De uitdrukking is onduidelijk en geeft in de Talmoed aanleiding tot discussie. Rav zegt: zij trokken één muur op in een kamer om er twee van te maken. Samuël zegt: zij legden een dak boven al bestaande muren op het platte dak van hun huis. Rabbi Jacob Ibn Habib (16e eeuw) vraagt: wat voor verschil maakt het of de gastenkamer binnenshuis of op het dak ontstaat? Zijn antwoord: het gaat om twee invalshoeken op gastvrijheid. De muur die een kamer deelt, betekent dat gastgevers zichzelf voor een gast willen inperken. De kamer boven op het dak pleit voor de privacy van gastgever en gast. Eliëzer Segal (Jewish Free Press 2001) geeft een symbolische interpretatie: de ‘verticale muur’ geeft een verticale dimensie van Elisa’s heiligheid aan, de relatie met God. Het ‘horizontale dak’ focust op een horizontaal aspect: de manier waarop Elisa omgaat met de mensen om hem heen.

De inrichting van het gastenverblijf spreekt voor het verticale aspect. De vrouw laat naast een bed en tafel, een zetel (kesè betekent ook: troon) en een menorah in de kamer zetten. De menora herinnert aan de tempel, de plek waar God het dichtst bij de mensen kwam; de zetel aan een koning. Het verticale aspect zien we door de ogen van de vrouw. Blijkbaar vereert zij Elisa, vindt ze hem heilig. Het horizontale aspect wordt ingevuld door Elisa zelf. Zijn gedrag tegenover de vrouw is merkwaardig.

Een afstandelijke relatie

De weduwe uit het vorige verhaal vraagt (schreeuwt) Elisa om hulp en hij doet het direct, zonder haar huis te betreden. Hier is het omgekeerd: de ‘grote’ vrouw is niet op Elisa’s hulp aangewezen, maar biedt haar hulp aan. Hij schijnt er moeite mee te hebben. Zij moet sterk bij hem aandringen voordat hij haar gastvrijheid accepteert. Zijn hulpjongen heeft een naam, maar Elisa noemt deze voorname vrouw ‘deze Sunamitische’ (4,12.25.36). Pas na enige tijd schijnt hij op zijn bed liggend te bedenken dat hij haar dank verschuldigd is, maar spreekt haar niet zelf aan. Hij láát vragen of hij voor haar ‘zijn autoriteit’ kan inzetten, gedraagt zich als ‘troon(be)zitter’ (4,13). Zij hoeft zijn hulp niet, zij leeft ‘te midden van haar volk’. Een vrouw, niet hulpbehoevend, maar in het centrum van de gemeenschap?! Elisa gelooft het niet en vraagt door tot Gechazi bedenkt: zij heeft geen zoon en een oude man. Elisa grijpt ongevraagd in en verkondigt haar zonder Gods expliciete opdracht een zoon (4,16).

Later, als zij om het dode kind naar Elisa gaat, zíet hij deze ‘Sunamitische’, maar stuurt weer Gechazi om met haar te praten (4,25.26). Als zij Elisa’s voeten vastgrijpt, geeft hij voor het eerst blijk van gevoelens tegenover haar; en als zij door een eed heel duidelijk maakt dat het kind alleen zijn taak is, capituleert hij en volgt haar stom (4,30). Alleen met het kind bidt de ‘man Gods’ voor het eerst tot de Eeuwige en doet alles wat in zijn macht ligt om het kind te redden. God is misschien kwaad, want Elisa moet héél erg zijn best doen voordat het kind weer ademt (4,33-35). Elisa blijft afwijzend door haar weer ‘deze Sunamitische’ te noemen en haar te bevelen.

‘Bastaardkind’?

De vrouw is duidelijk aan Elisa gehecht, maar blijft zichzelf, een vrouw van stand, doortastend en intelligent. Zij accepteert het moederschap en pakt Elisa beet om hem op zijn verantwoordelijkheid te wijzen. Zij blijft beleefd, maar reageert kortaf, is vermoedelijk kwaad over zijn gedrag (4,26.28.30). Het kind om wie zij niet heeft gevraagd, geeft zij als het ware terug aan de ‘man Gods’ door het in ‘zijn’ kamer op ‘zijn’ bed te leggen. Maar zij houdt van haar zoon en wil hem redden. Zij poogt haar man erbij te betrekken, maar hem interesseert het niet en hij verdenkt zijn vrouw van religieus fanatisme (4,23). Zij antwoordt opnieuw beleefd, maar kortaf: ‘sjalom’ en gaat.

Silvia Schroer oppert, dat Elisa weleens de vader van het kind kan zijn.

S. Schroer, Glücklich, wer Lust hat an der Weisung JHWH. Fribourg 1998, 53.

Deze interpretatie kan de reacties van Elisa en de echtgenoot ophelderen. Als hij de vrouw laat roepen, komt zij in de ‘opening’ staan (4,15). Elisa opent zich voor haar (als Elisa later alleen met de jongen wil zijn, sluit hij de ‘deur’ en niet de ‘opening’). Wie verwekte dus het kind? Elisa wil misschien niet met de consequentie van één nacht geconfronteerd worden. De man wist er misschien van en interesseert zich daarom niet voor het wel en wee van het ‘bastaardkind’.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken