Menu

Premium

‘Ga naar de mieren, luiaard!’

Bij Spreuken 6,1-11

Het lezen van Spreuken 6 op de Dankdag heeft wel iets van een hachelijke onderneming als je het betrekt op de actuele flexibilisering van werk. De openingsverzen zorgen in het licht van de toename van tijdelijke contracten en flexwerk meteen al voor gefronste wenkbrauwen: borg staan voor een ander, iemand vastigheid bieden, dat moet je niet willen!

Het is een knellende band, waar je meer last dan voordeel van hebt. Het wordt klaarblijkelijk ook niet gezien als bevorderlijk voor het arbeidsethos van degene voor wie je borg staat, want die wordt in vers 6 in één adem door een ‘luiaard’ genoemd.

Bijbelse onderbouwing van flexibilisering?

Lezen we hierin een soort bijbelse onderbouwing voor verdere flexibilisering van werk en een pleidooi voor het beëindigen van vaste verbanden op de werkvloer? Moeten wij dan niet verantwoordelijk voor elkaar willen zijn als het gaat om geborgenheid en zekerheid in ons leven en dus ook op de werkvloer?
In plaats van met ‘borg staan voor’ zou je het Hebreeuwse werkwoord ‘arab ook kunnen vertalen met – populair gezegd – ‘pleasen’, iets doen om de ander maar tevreden te houden. Daar kun je een mens ook mee ‘pamperen’. En dan zou de tekst zeggen: dat moet je niet willen! Als je onderlinge relatie zo in elkaar zit, dan moet je daarvan af zien te komen. Het is voor jou niet goed, maar ten diepste is die ander er ook niet mee geholpen. Echter, mensen in hun kracht zetten – opdat ze zelfredzaam zijn – is nog iets anders dan zeggen dat ze zelf maar moeten uitzoeken hoe ze aan de kost komen en met vertrouwen de toekomst tegemoet kunnen zien.

De mier als flexwerker?

De mier is in dit verband een spannend beeld dat de Spreukendichter introduceert. Mieren ogen dan misschien wel als flexwerkers die los en zelfstandig hun werk kunnen doen, in de praktijk blijkt samenwerken de kracht van deze beestjes te zijn en leven ze zeer gericht op elkaar. Dat doen ze ook als het gaat om de zorg voor wat klein, kwetsbaar en afhankelijk is: de larven. Dat wordt ook wel ‘gezamenlijke broedzorg’ genoemd. Dat zouden we nu juist een vorm van ‘borg staan voor’ kunnen noemen. Daardoor kan uit de larf een mier komen die straks op eigen benen kan staan en een waardevolle bijdrage kan leveren aan de hele mierenkolonie. Met andere woorden: een zelfredzaamheid die geworteld is in en geborgd is met samenredzaamheid.
Mieren zijn dus meer dan een verzameling individuen. Elke mier heeft wel zijn eigen plek binnen het geheel, maar wat iedere mier afzonderlijk doet is een wezenlijk onderdeel van het geheel. Met elkaar vormen ze een eenheid, die ook wel wordt aangeduid als een ‘superorganisme’. Een mooi beeld voor de participatiesamenleving waaraan we met elkaar bouwen.

‘Wijsheid’

‘Ga naar de mieren, luiaard, kijk hoe ze werken en word wijs’ (Spreuken 6,6 – Nieuwe Bijbelvertaling). Het zijn beroemde woorden, die zomaar verkeerd verstaan kunnen worden, zeker als hun ‘wijsheid’ niet goed begrepen wordt. De oproep is niet om een overijverig wezentje te worden. Mieren weten wanneer ze aan de bak moeten, zoals ze ook weten wanneer ze hun rust kunnen nemen. In de zomer zijn ze druk als een baasje, in de winter niet. Wijs ben je dus als je weet te onderscheiden wanneer het waar op aankomt.
Voor de Spreukendichter ligt de focus dus niet alleen op het werk dat gedaan moet worden, maar evenzeer op de rust die nodig is om goed te kunnen functioneren. Het is een spannende vraag hoe die rust gerealiseerd kan worden in het kader van een arbeidsmarkt die door de voortgaande flexibilisering steeds onrustiger wordt. Voor menig flexwerker zal ‘rust’ vooral ook de onrust zijn van het geen werk hebben en daarmee onzekerheid over de toekomst, en niet of minder mogelijkheden hebben om zelf aan die toekomst te bouwen.

Dankbaar

In hoeverre speelt oog voor die rust en bestaanszekerheid een rol als het gaat om flexibilisering van werk? In een nieuwsitem over mensen met een nulurencontract werden twee mensen erop gewezen dat zij al lang recht hadden op een vaste aanstelling. Dat wisten ze zelf niet, maar ze vonden het ook lastig om daarover te beginnen bij hun baas. Ja, ze voelden zich speelbal in het arbeidsspel, maar wat konden ze eraan doen? De angst om het werk dat ze nu in ieder geval nog hadden te verliezen was te groot.
De impact van werkonzekerheid op een mensenleven is groot. Zou je binnen een participatiesamenleving niet mogen verwachten dat dit gezien wordt, en dat het dus onderkend wordt dat de huidige realiteit van flexibilisering van werk op gespannen voet staat met het ideaal dat iedereen volwaardig participeert?
De tekst in vers 9 – ‘Wanneer kom je uit je bed?’ – klinkt buiten de context van de mierenkolonie al snel verwijtend. Maar in de context van de mierenkolonie klinkt deze juist als de uitnodigende oproep van ‘Doe je mee, want we kunnen het niet zonder jou’. Als dat ook de uitnodigende roep van de participatiesamenleving wordt, dan is het iets om dankbaar voor te zijn. Dankbaar daarvoor dat je gemist wordt en niet als overbodig geworden tijdelijke kracht aan de kant kunt worden geschoven.

Bij Spreuken 6:1-11

Bovenstaande tekst komt uit het materiaal voor viering en gesprek dat als katern bij Oecumenisch Bulletin 1/2018 van de Raad van Kerken verschijnt. Het materiaal staat in het teken van het thema ‘Flexibilisering van werk’ en is voor € 4 (incl. verzendkosten) te bestellen via rvk@raadvankerken.nl dan wel als download te vinden op https://www.raadvankerken.nl/files/2018/01/biddagdankdag2018RvKweb.pdf

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken