Geloof begint bij jou. Kerken tussen ‘ik’ en ‘wij’
Mw. drs. N. Dijkstra-Algra is predikant in algemene dienst, verbonden aan het Landelijk Dienstencentrum Utrecht, als specialist Missionair Werk
‘Wij zijn hier als kerk een fijne gemeenschap’. Mensen, die actief betrokken zijn bij de kerk genieten van de onderlinge verbondenheid. ‘Toen ik in het ziekenhuis lag, kreeg ik veel kaartjes, ook van mensen die ik niet eens kende’. In de kerk leven we met elkaar mee. We zijn verbonden. We willen ook graag dat nieuwe mensen daarin mee gaan doen. De praktijk leert, dat die daar lang niet altijd trek in hebben. Ze willen helemaal geen deel uitmaken van wat wij zo’n fijne gemeenschap vinden. Ze vinden dat beklemmend en trekken hun eigen spoor.
We leven in een wereld waarin het individu centraal staat. Jij kiest, jij krijgt ook alle ruimte om je eigen keuzes te maken. Was het vroeger vanzelfsprekend om bij de kerk te horen waarin je bent opgegroeid, tegenwoordig kies je zelf de kerk waar je je thuis voelt. Jonge gezinnen trekken naar kerken met meer kinderen. Ook als kerklid doe ik niet vanzelfsprekend mee met allerlei activiteiten. We noemen dat soms al te gemakkelijk ‘shopgedrag’, maar wat is de reden voor deze zoektocht? Welk verlangen zit eronder?
In Nederland zijn er steeds meer ‘ongebonden gelovigen’: gelovig, maar niet aangesloten bij een kerk. Dat is een trend: Nederlanders sluiten zich niet zomaar aan bij partijen of vakbonden. Als ze zich al verenigen, is het meer incidenteel, zoals rond een ramp (stille tochten). Ze organiseren zich ook langs andere wegen. Jongeren zijn niet bereikbaar via een kerkblad, wel via de sociale media.
Spanning individu -gemeenschap
Hoe gaan we in de kerk om met de spanning tussen individu en gemeenschap? Als de kerk een gemeen-schap is van leerlingen van Jezus Christus dan is dat niet vrijblijvend. Tegelijk willen we ruimte voor de individuele gelovige, om te beginnen voor onszelf. Hoe verhoudt zich dat tot elkaar?
We slaan vier piketpaaltjes, die een kader kunnen bieden voor het gesprek over de verhouding tussen individu en gemeenschap.
We kiezen elkaar niet uit
De basis ligt niet in activiteiten door en voor gelijkgestemden, maar in een gemeenschap van mensen, die divers is: jong en oud, rijk en arm, blank en zwart, hoogopgeleid en ongeletterd. Jezus roept hier mensen samen, zingt lied 975. De praktijk is niet zo divers. De gemiddelde protestantse gemeente is eenzijdig samengesteld: wat ouder, vergrijzend, en blank. Dat is geen bewust beleid geweest, dat is zo gegroeid. Inmiddels richten predikanten en kerkenraden zich ook op deze oudere ‘doelgroep’. Daarnaast worden pogingen gedaan nieuwe doelgroepen te bereiken. Kan dat wel, doelgroepenbeleid? Sluit je dan geen mensen uit? De ervaring leert dat het wijs is voor een doelgroep te kiezen – als je alles voor iedereen wilt zijn wordt je aanbod vaag en onduidelijk. Tegelijk houd je als kerkgemeenschap het verlangen vast naar een brede, inclusieve gemeenschap waarbij mensen uit verschillende generaties en bevolkingsgroepen de kans krijgen elkaar te leren kennen en waarderen of op z’n minst verdragen. In het besef dat we geroepen worden tot elkaar.
We zijn een geestelijke gemeenschap
We zien elkaar als kinderen van God. Zo vormen we een oefenplek in liefde. Bonhoeffer spreekt hier over een ‘pneumatische’ relatie: van het woord ‘pneuma’, Geest. Hij beschrijft het als een driehoeksrelatie: we leren elkaar liefhebben door voor elkaar te bidden. We oefenen onszelf de ander te zien in het licht van God. We verwijderen ons intussen makkelijk van elkaar, we zeggen ‘respect’ te hebben voor die ander, die bijvoorbeeld graag andere liederen zingt, maar intussen zijn we niet echt geïnteresseerd in wat hem of haar raakt. ‘Respect’ kan een verheven vorm van onverschilligheid zijn. We leven soms behoorlijk langs elkaar heen binnen de kerk. Elkaar leren liefhebben is een pittige klus en vraagt om kwetsbaarheid.
Er is ruimte, maar niet grenzeloos
We maken ruimte voor mensen, zowel in geloofsbeleving als in participatie. Tegelijk zijn er ook kaders of grenzen. Een ruimte zonder grenzen is een open vlakte, geen huis om in te wonen. Weten we wie we zijn? Hoe we willen zijn? En: wat vragen of verwachten we van elkaar? Wanneer maak je onderdeel uit van de geloofsgemeenschap die kerk heet? Als je iedere zondag komt? Twee keer in de maand? Als je door de week meedoet? Wat als je niet op zondag komt, maar wel door de week betrokken bent? Soms maken we zoveel ruimte dat we geen appèl meer op elkaar durven doen. Dan wordt het ál te vrijblijvend.
• Een predikant vroeg bij zijn kennismakingsbezoeken aan ieder gemeentelid: wat kun je bijdragen? Dat hoeft niet iets groots te zijn. Het kan variëren van een appeltaart bakken tot een wijkkrant rondbrengen tot mee willen besturen in de kerkenraad. Ouderen in een verpleeghuis riep hij op te bidden.
• Een jong gezin dat pas in de wijk was komen wonen, kreeg bezoek van de predikant. ‘Wat verwacht u van ons?‘, vroegen ze. ‘Niets’, luidde het antwoord. ‘Je mag bij ons zijn wie je bent’. Het stel was teleurgesteld. Ze hadden willen horen wat ze konden betekenen in de kerk.
De kerk is een gemeenschap van geloofs-gemeenschappen
We staan niet op onszelf. Kunnen we onszelf zien als onderdeel van het lichaam van Christus in onze stad of op het dorp? Dan ontstaat er ruimte, ook al kan het pijnlijk zijn als onze gezinnen naar elders vertrekken. Dat geldt niet alleen voor andere kerken, maar ook voor bewegingen naast de kerk. Velen werden in hun jeugd geïnspireerd door Youth for Christ. Gemeenteleden trekken naar conferenties, gaan naar Taizé, Opwekking, de charismatische conventies of New Wine. Is er ruimte voor hun ervaringen binnen de gemeente? Leren we van elkaar en van bewegingen binnen en naast de kerk?
Gespreksvragen
• Herkent u de verschuiving van het ‘wij’ naar het ‘ik’? En zo ja, hoe waardeert u dat?
• Hoeveel ruimte biedt u aan nieuwe initiatieven richting andere doelgroepen?
• (Hoe) oefent u gericht in het zijn van een geestelijke gemeenschap? Kunt u bijvoorbeeld bidden met andere gemeenteleden?
• Wat vraagt u van uw gemeenteleden?
• Welke ruimte is er voor impulsen van buiten uw eigen gemeente?